RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen:
[eiseres]
te [plaats],
eiseres,
het algemeen bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek
te Groenlo,
verweerder.
Bij besluit van 11 mei 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland (hierna: het college) het verzoek van eiseres om kwijtschelding van haar schuld afgewezen.
Bij besluit van 29 april 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 januari 2011, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door haar zoon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door C. de Hoog.
Bij tussenuitspraak van 19 januari 2011 heeft de rechtbank toepassing gegeven aan artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek (hierna: het dagelijks bestuur) in de gelegenheid gesteld het onbevoegd genomen bestreden besluit te bekrachtigen. Bij brief van 14 februari 2011 heeft het dagelijks bestuur het bestreden besluit bekrachtigd. Bij brief van 16 maart 2011 heeft eiseres een zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren gebracht. Een nader onderzoek ter zitting is vervolgens achterwege gelaten.
2.1 Per 1 januari 2010 is in werking getreden de Gemeenschappelijke Regeling van de Sociale Dienst Oost Achterhoek, die onder meer voor de uitvoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) voorziet in een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk. Hiertoe zijn alle taken en bevoegdheden die op grond van de Wwb aan het college toekomen per 1 januari 2010 overgedragen aan het betreffende bestuursorgaan van het openbaar lichaam Sociale Dienst Oost Achterhoek.
Gelet hierop, alsmede gelet op het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 15 van de Gemeenschappelijke Regeling van de Sociale Dienst Oost Achterhoek, was het algemeen bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek niet bevoegd te achten om te beslissen op het bezwaarschrift, maar berust die bevoegdheid bij het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek.
Het bestreden besluit komt derhalve, als onbevoegd genomen, voor vernietiging in aanmerking. Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld heeft het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek het bestreden besluit voor zover nodig bekrachtigd en voor zijn rekening genomen. Gelet hierop zal de rechtbank bezien of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
2.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wwb kan het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kosten van bijstand terugvorderen, voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand van de gemeente Berkelland (hierna: Beleidsregels), voor zover van belang, kunnen burgemeester en wethouders in afwijking van beleidsregel nummer 3 besluiten van terugvordering of van verdere invordering af te zien, indien de belanghebbende gedurende 5 jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Is vorenstaande van toepassing, dan dient daarnaast voldaan te zijn aan de volgende voorwaarden:
e. Verdere invordering gaat gepaard met onevenredige nadelige effecten voor de schuldenaar; of
f. De schuldenaar ontvangt een inkomen dat naar verwachting langdurig niet uit zal gaan boven het voor hem geldende minimumloon.
In artikel 10, tweede lid, van de Beleidsregels is bepaald dat als lid 1 sub a tot en met f van toepassing is, voor verwijtbare vorderingen geldt dat van verdere terugvordering kan worden afgezien, als debiteuren daarnaast nog 3 jaar naar draagkracht hebben afgelost, mits er geen sprake is van herhaald frauderen.
In artikel 4:84 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
2.3 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres heeft sinds 1997 een bijstandsuitkering naar de gehuwdennorm ontvangen. Bij besluit van 4 juli 1997 heeft het college, wegens schending van de inlichtingenplicht, de ten onrechte verstrekte bijstandsuitkering over de periode van 28 januari 1991 tot en met 31 december 1996 ten bedrage van fl. 174.304,18 (€ 79.095,79) teruggevorderd.
Vervolgens heeft eiseres met ingang van 20 juli 1999 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder ontvangen. Bij het toekenningsbesluit heeft het college medegedeeld dat eiseres voor wat betreft de openstaande schuld voor de helft wordt aangesproken en wel voor een bedrag ter grootte van € 39.609,37. De bijstandsuitkering van eiseres is wegens werkaanvaarding met ingang van 31 juli 2006 beëindigd.
Op 7 april 2009 heeft eiseres verzocht om kwijtschelding van de resterende schuld, waarvan eiseres een bedrag van € 6.310,23 heeft afgelost. Bij besluit van 11 mei 2009 heeft het college, onder verwijzing naar artikel 10, tweede lid, van de Beleidsregels, het verzoek van eiseres afgewezen op de grond dat eiseres niet altijd haar betalingsverplichtingen is nagekomen en haar ex-partner nog nooit heeft afgelost op de schuld.
2.3 Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing onder een gewijzigde motivering gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij onder meer op het standpunt gesteld dat verweerder niet verplicht is om kwijtschelding te verlenen. Er zijn redenen om af te wijken van het eigen beleid, aangezien er sprake is van een zeer omvangrijke fraudevordering van € 79.095,79 en een nog openstaand saldo van € 70.365,17. Het algemene uitgangspunt is dat fraude nooit lonend mag zijn, aldus verweerder.
2.4 In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij wordt aangesproken voor een schuld die zij niet zelf heeft veroorzaakt. Ongeacht dat zij niet aansprakelijk is voor de schuld heeft zij, in tegenstelling tot haar ex-partner, altijd de maandelijkse aflossing betaald.
2.5 De rechtbank stelt voorop dat artikel 58 van de Wwb, voor zover van belang, meebrengt dat ten onrechte gemaakte kosten van bijstand kunnen worden teruggevorderd. Het gaat daarbij – naar de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever – om een discretionaire bevoegdheid. De bevoegdheid om geheel of gedeeltelijk af te zien van verdere terugvordering moet hierin besloten worden geacht. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter invulling van deze bevoegdheid de Beleidsregels heeft vastgesteld.
Het door verweerder in het bestreden besluit ingenomen standpunt dat uitgangspunt van de gehanteerde Beleidsregels is dat fraude nooit lonend mag zijn en derhalve met toepassing van artikel 4:84 van de Awb in het onderhavige geval hiervan moet worden afgeweken, volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank kan van in artikel 4:84 bedoelde bijzondere omstandigheden immers slechts sprake zijn indien het gaat om bijzondere omstandigheden die niet reeds in de Beleidsregels zijn verdisconteerd en waarbij strikte naleving van de Beleidsregels zou leiden tot een voor de belanghebbende dusdanige nadelige uitkomst dat de gevolgen voor de belanghebbende onevenredig zijn. Nu fraudevorderingen in de Beleidsregels uitdrukkelijk niet zijn uitgesloten van eventuele kwijtschelding, is de enkele omstandigheid dat de onderhavige terugvordering in het onderhavige geval is ontstaan ten gevolge van een schending van de inlichtingenplicht, niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb. Gelet hierop heeft verweerder zich ten onrechte bevoegd geacht om met toepassing van artikel 4:84 af te wijken van zijn eigen Beleidsregels.
2.6 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt ter zake van gemaakte reiskosten een bedrag van € 10,40 toegekend, alsmede wordt ter zake van gemaakte verletkosten een bedrag van € 48,00 toegekend.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 41,00 aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 58,40, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.S. de Vries. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2011.