ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ5983

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1317 GEMWT
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit inzake permanente bewoning van recreatiewoningen door de gemeente Epe

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Epe, en het college van burgemeester en wethouders van Epe. De zaak betreft de permanente bewoning van een recreatiewoning, waarvoor eiseres door de gemeente was aangesproken. De gemeente had eiseres gelast om de permanente bewoning van de recreatiewoning aan een specifiek adres te beëindigen, onder dreiging van een dwangsom. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de claim dat eiseres de recreatiewoning permanent bewoont. De gemeente baseerde zich voornamelijk op de inschrijving van eiseres in de gemeentelijke basisadministratie (GBA), maar de rechtbank oordeelde dat deze inschrijving alleen niet voldoende is om aan te tonen dat er sprake is van permanente bewoning. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd benadrukt dat het aan de gemeente is om feiten vast te stellen die een vermoeden van overtreding van de planvoorschriften ondersteunen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en herstelde de situatie door het besluit van 16 december 2009 te herroepen. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij handhaving van bestemmingsplannen en de rechten van burgers in dergelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 10/1317 GEMWT
Uitspraak in het geding tussen:
[Eiseres]
te Epe,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van Epe
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2009 heeft verweerder eiseres, onder aanzegging van een dwangsom, gelast om binnen een jaar na dagtekening van dit besluit de permanente bewoning van de recreatiewoning aan de [adres] te Epe (hierna: het perceel) te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 5 juli 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 12 mei 2011, waar eiseres en haar gemachtigde met bericht van verhindering niet zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door B. Verberk-Jansen en J. van der Sluis.
2. Overwegingen
2.1 Op grond van het ter plaatse van kracht zijnde bestemmingsplan “Buitengebied,
4e partiële herziening” heeft het perceel de bestemming “Verblijfsrecreatieve doeleinden”.
Ingevolge artikel 18.1 van de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften (hierna: de planvoorschriften), voor zover hier van belang, zijn de gronden op de kaart aangewezen voor verblijfsrecreatieve doeleinden bestemd voor het door middel van bedrijfsmatige exploitatie als eenheid bieden van recreatief verblijf aan personen - die elders hun hoofdverblijf
hebben - in kampeermiddelen, trekkershutten en recreatiewoningen.
Ingevolge artikel 18.5 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, wordt onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 45.1 in ieder geval verstaan het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.
2.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres de recreatiewoning aan de [adres] te Epe permanent bewoont. Hij heeft daartoe gewezen op de inschrijving van eiseres op 30 juni 2004 op dit adres in de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA).
2.3 Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 6 oktober 2010 (LJN: BN9550) ligt het op de weg van verweerder om de voor het vermoeden, dat sprake is van overtreding van de planvoorschriften, vereiste feiten vast te stellen. De rechtbank is van oordeel dat de inschrijving op een adres in de GBA aangevuld met een aantal andere omstandigheden, een begin van een vermoeden oplevert dat iemand zijn hoofdverblijf op dat adres van inschrijving heeft. In dit verband wijst de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling van
28 juni 2006 (LJN: AX9470).
2.4 Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat eiseres zich in de GBA op de [adres] te Epe heeft ingeschreven, onvoldoende grondslag oplevert voor het oordeel dat eiseres de recreatiewoning permanent bewoont.
Aan de omstandigheid dat eiseres in het verleden een persoonsgebonden gedoogbeschikking heeft aangevraagd, zoals namens verweerder ter zitting naar voren is gebracht, komt niet die betekenis toe die verweerder daaraan wenst toe te kennen. Deze aanvraag geeft geen uitsluitsel of eiseres ten tijde van het (primaire) besluit permanent de recreatiewoning bewoonde.
2.5 Nu verweerder geen verdere feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht op basis waarvan kan worden vastgesteld dat eiseres de recreatiewoning permanent bewoont, staat niet vast dat sprake is van overtreding van de planvoorschriften. Hieruit volgt dat verweerder dan ook niet bevoegd is handhavend op te treden.
2.6 Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Nu verweerder niet bevoegd is handhavend op te treden, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak voorzien door het besluit van 16 december 2009 te herroepen. De rechtbank zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het primaire besluit.
2.7 Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden ter zake van rechtsbijstand 3 punten toegekend (beroep 1 punt; bezwaar 2 punten), waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 16 december 2009;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 16 december
2009;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 150,00 aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.311,00 ter
zake van verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.