ECLI:NL:RBZUT:2010:BO0537

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1653 APV
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke intrekking van sluitingsuurontheffing voor horecabedrijf na overtreding vergunningvoorschriften

In deze zaak heeft de burgemeester van Doetinchem de sluitingsduurontheffing voor café Hattrick ingetrokken voor een periode van twee weken, omdat het café bezoekers toeliet na 02.00 uur. De eigenaar van het café, Hattrick BV, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Zutphen heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester op 9 juni 2010 al een waarschuwing had gegeven aan het café in verband met eerdere overtredingen van de vergunningvoorschriften. De rechter concludeerde dat het belang van handhaving van de openbare orde zwaarder weegt dan het belang van het café bij de verleende ontheffing. De rechter oordeelde dat de tijdelijke intrekking van de sluitingsuurvergunning voor de duur van twee weken niet onevenredig zwaar was.

Het procesverloop begon met een besluit van de burgemeester op 22 september 2010, waarin de ontheffing tijdelijk werd ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 14 oktober 2010, waarbij zowel de verzoekster als de burgemeester vertegenwoordigd waren. De rechter heeft de getuigen gehoord en het proces-verbaal van bevindingen in overweging genomen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de burgemeester terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de ontheffing in te trekken, gezien de overtredingen die waren vastgesteld. De rechter heeft geen aanleiding gezien om de beslissing van de burgemeester te schorsen en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 10/1653 APV
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
de besloten vennootschap Hattrick BV
te Gendringen,
verzoekster,
en
de burgemeester van de gemeente Doetinchem
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2010 heeft verweerder de op 13 augustus 2010 aan verzoekster verleende sluitingsuurontheffing tijdelijk, te weten: voor de duur van twee weken (weken 40 en 41), ingetrokken.
Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden. Desgevraagd heeft verweerder de werking van het besluit van 22 september 2010 met twee weken opgeschort in die zin, dat de intrekking thans betrekking heeft op de weken 42 en 43 van het jaar 2010.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 14 oktober 2010, waar namens verzoekster is verschenen A. van Silfhout. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Thomassen. Ter zitting zijn als getuige gehoord: [getuige A], portier, [getuige B], brigadier en [getuige C], hoofdagent.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
Verzoekster exploiteert een horecabedrijf (café Hattrick) aan de Grutstraat 21 in Doetinchem.
Op 13 augustus 2010 is aan verzoekster op grond van artikel 2:29 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Doetinchem 2009 (APV) ontheffing van het sluitingsuur voor het horecabedrijf verleend onder de beperking dat de bepalingen van het Horecaconvenant stipt worden nageleefd. Voorts is als voorschrift aan de vergunning verbonden dat na 2.00 uur geen nieuwe bezoekers meer mogen worden binnengelaten.
Blijkens het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 9 oktober 2010 zijn in de nacht van zaterdag 11 op zondag 12 september 2010 om 2.20 vier personen via de nooddeur aan de achterzijde het café binnengelaten, nadat deze personen eerder via de noodingang aan de voorzijde waren binnen gedrongen en door de portier waren verwijderd. Uit het proces-verbaal blijkt dat in ieder geval één van deze personen vervolgens nog in het café aanwezig is gebleven tot ongeveer 4:20 uur.
De voorzieningenrechter ziet, mede gelet op het verhandelde ter zitting, geen aanleiding om aan de juistheid van het proces-verbaal te twijfelen. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van overtreding van de vergunningvoorschriften, zodat verweerder op grond van het bepaalde in artikel 1:6, aanhef en onder c, van de APV in beginsel bevoegd is tot (tijdelijke) intrekking van de ontheffing.
Dat de bewuste personen zonder toestemming van het personeel via de nooddeur aan de achterzijde van het café zijn binnengelaten, zeer waarschijnlijk door de huurder van het bovengelegen appartement die in het bezit is van de sleutel van de betreffende deur, komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit verband voor rekening en risico van verzoekster. Het is aan verzoekster om zodanige maatregelen te treffen dat overtreding van de vergunningvoorschriften wordt voorkomen.
Blijkens paragraaf 13 van het Horecaconvenant voert verweerder bij het hanteren van de in artikel 1:6, aanhef en onder c, van de APV gegeven bevoegdheid het beleid dat bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing volgt en bij een herhaling binnen een periode van zes maanden de burgemeester kan besluiten tot intrekking van de ontheffing voor de duur van ten hoogste een maand.
Niet in geschil is dat verzoekster op 9 juni 2010 in het kader van een voor het jaar 2009-2010 verleende ontheffing is gewaarschuwd in verband met een overtreding op 16 mei 2010 van de aan de ontheffing verleende voorschriften. Op laatstgenoemde datum waren in het café en op het terras na 4.30 uur nog klanten aanwezig, was er glaswerk onbeheerd op het terras achtergelaten en werd pas om 4.30 uur de muziek in het café uitgezet. Verzoekster is er daarbij op gewezen dat bij herhaling van de overtreding van de voorschriften in het Horecaconvenant maatregelen zullen worden opgelegd, die kunnen bestaan uit een beperking van de openingstijden, exploitatiebeperkende maatregelen en (tijdelijke) sluiting van de onderneming.
Verweerder heeft van de hem toekomende bevoegdheid gebruik gemaakt overeenkomstig het door hem gevoerde – en als zodanig niet kennelijk onredelijk te achten – beleid.
Gelet op de reeds op 9 juni 2010 gegeven waarschuwing kan in het midden blijven of de bij brief van 10 augustus 2010 gegeven tweede waarschuwing in verband met het in de nacht van 7 op 8 augustus 2010 niet naleven van de gemaakte afspraken in het Horecaconvenant terecht is.
Naar voorlopig oordeel heeft verweerder het belang van handhaving van de openbare orde, dat met het naleven van het Horecaconvenant en de aan de ontheffing verbonden voorschriften wordt gediend, zwaarder kunnen laten wegen dan het belang dat verzoekster heeft bij de verleende ontheffing. Niet gezegd kan worden dat de in geding zijnde tijdelijke intrekking van de sluitingsuurvergunning voor de duur van twee weken onevenredig zwaar is te achten.
Gelet op het voorgaande kan het bestreden besluit in een bodemprocedure naar verwachting stand houden. Voor een voorlopige voorziening bestaat derhalve geen aanleiding.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.J.M. Weyers. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2010.