ECLI:NL:RBZUT:2010:BN0571

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1475
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van subsidieaanvraag door Stichting Ukkie Pukkie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 juli 2010 uitspraak gedaan in een beroep van Stichting Ukkie Pukkie tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo. De stichting was niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de subsidieverlening aan Stichting Basisvoorziening Peuterspeelzaalwerk Ermelo (SBPE) voor het jaar 2009. De rechtbank oordeelde dat Stichting Ukkie Pukkie geen belanghebbende was in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot het besluit tot subsidieverlening aan SBPE. De rechtbank stelde vast dat het bezwaar van de stichting, hoewel op niet geheel juiste gronden, terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling van de gemeente in de proceskosten van de stichting.

Het procesverloop begon met een besluit van 30 december 2008, waarin de gemeente Ermelo weigerde subsidie te verlenen aan Stichting Ukkie Pukkie voor peuterspeelzaalwerk. De stichting maakte bezwaar tegen dit besluit en tegen een later besluit van 8 januari 2009, waarin een voorschot werd verleend aan SBPE. De rechtbank behandelde de zaak op 27 mei 2010, waar de stichting werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M. Kuiper, en de gemeente door mr. R.A. Oosterveer en P. Beelen. De rechtbank concludeerde dat de stichting geen procesbelang had bij de beoordeling van het bestreden besluit I, omdat de gemeente dit besluit niet langer handhaafde. De rechtbank oordeelde verder dat de subsidieverlening aan SBPE niet rechtstreeks van invloed was op de belangen van Stichting Ukkie Pukkie, aangezien er geen contractuele relatie bestond tussen de stichting en SBPE.

De rechtbank besloot uiteindelijk dat het beroep van Stichting Ukkie Pukkie, voor zover gericht tegen het bestreden besluit I, niet-ontvankelijk was en dat het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: 09/1475
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Ukkie Pukkie
te Ermelo,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 december 2008 heeft verweerder geweigerd aan eiseres voor het jaar 2009 subsidie te verlenen voor de uitvoering van het peuterspeelzaalwerk in buurtschap Horst/Telgt. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 8 januari 2009 heeft verweerder aan Stichting Basisvoorziening Peuterspeelzaalwerk Ermelo (hierna: SBPE) een voorschot verleend op de te verlenen budgetsubsidie 2009 voor het 1e kwartaal 2009 van € 46.000,-. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 augustus 2009 (hierna: het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar voor zover gericht tegen het besluit van 30 december 2008 gegrond verklaard en aan eiseres een budgetsubsidie van € 25.706,14 voor het verzorgen van peuterspeelzaalwerk aan de Zeeweg 98 in Ermelo voor het kalenderjaar 2009 verleend. Daarnaast heeft verweerder het tegen het besluit van 8 januari 2009 gerichte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Namens eiseres heeft mr. M. Kuiper, advocaat te Harderwijk, beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het tegen het besluit van 8 januari 2009 gerichte bezwaar. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Bij besluit van 25 september 2009 (hierna: bestreden besluit II) heeft verweerder nader beslist op het door eiseres ingediende bezwaar.
Het beroep is behandeld ter zitting van 27 mei 2010, waar eiseres zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. Kuiper voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Oosterveer en P. Beelen.
2. Overwegingen
2.1 Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat verweerder het bestreden besluit I niet langer handhaaft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres derhalve geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep tegen dat besluit. Het beroep, voor zover gericht tegen dat besluit, moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het beroep wordt - gelet op het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) - geacht mede te zijn gericht tegen verweerders bestreden
besluit II.
2.2 Bij het bestreden besluit II heeft verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen de subsidieverlening aan SBPE wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard. Binnen het vastgestelde subsidieplafond basisvoorziening peuterspeelzaalwerk Ermelo is immers rekening gehouden met deelname aan de basisvoorziening door eiseres. In afwachting van aansluiting van eiseres bij SBPE is het budget voor eiseres gereserveerd en nog beschikbaar, aldus verweerder.
2.3 In beroep heeft eiseres aangevoerd dat het aan SBPE gerichte subsidiebesluit direct van invloed is op het door eiseres (via verweerder of via SBPE) te ontvangen subsidiebedrag. De subsidieverlening aan SBPE is immers afhankelijk van de definitieve overeenkomst van budgetfinanciering (waarbij eiseres via een constructie zou moeten worden ondergebracht) voor de periode 1 augustus 2007 tot en met 31 juli 2011. Gelet hierop is eiseres belanghebbende bij dit besluit en heeft zij ook procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar, aldus eiseres.
2.4 Ter beoordeling ligt voor of verweerder eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar gericht tegen het besluit van 8 januari 2009. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De rechtbank stelt vast dat verweerder met het besluit van 8 januari 2009, anders dan eiseres heeft betoogd, enkel voor het jaar 2009 aan SBPE een subsidie heeft verleend. Niet alleen volgt dit rechtstreeks uit de bewoordingen van het besluit, ook heeft verweerder dit ter zitting nogmaals bevestigd. Voorts stelt de rechtbank vast dat eiseres tot op heden geen contractuele relatie heeft met SBPE, waardoor eiseres aan het enkel aan SBPE gerichte subsidiebesluit geen recht of bevoegdheid kan ontlenen.
Gelet op het voorgaande heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks bij het besluit betrokken belang en kan eiseres niet worden aangemerkt als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Verweerder heeft derhalve het bezwaar van eiseres, zij het op niet geheel juiste gronden, terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit II, is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit I, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit II, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.S. de Vries, voorzitter, en mr. E.H.T. Rademaker en mr. J.A.M. Smulders, leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2010.