ECLI:NL:RBZUT:2010:BM1111
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging projectbesluit voor parkeren grote voertuigen in Vorden wegens onbevoegdheid college van burgemeester en wethouders
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 april 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Vorden, en het college van burgemeester en wethouders van Bronckhorst. De zaak betreft een projectbesluit dat op 23 december 2008 door het college is genomen, met betrekking tot het parkeren van grote voertuigen op de Bedrijvenweg te Vorden. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat het college onbevoegd was om dit besluit te nemen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 februari 2010, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door mr. R.J. van Rijn van ARAG Rechtsbijstand en verweerder door G.H. Knoef.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders het projectbesluit heeft genomen op basis van een delegatiebesluit van de gemeenteraad van Bronckhorst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat dit delegatiebesluit onvoldoende duidelijkheid biedt over de reikwijdte van de gedelegeerde bevoegdheid. Hierdoor is het besluit van het college als onbevoegd aangemerkt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser als belanghebbende moet worden aangemerkt, ondanks dat hij geen direct zicht heeft op de parkeerlocaties, vanwege de ruimtelijke uitstraling van het project.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het college het betaalde griffierecht van € 145,-- aan eiser moet vergoeden. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,--. Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor duidelijke delegatiebesluiten in het bestuursrecht.