ECLI:NL:RBZUT:2008:BD1778

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/676 WET
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de onmiddellijke sluiting van een coffeeshop na aantreffen van hennep in privéwoning

Op 16 mei 2008 deed de Rechtbank Zutphen uitspraak in een zaak betreffende een voorlopige voorziening. De burgemeester van Apeldoorn had de onmiddellijke sluiting van een coffeeshop gelast, nadat er 76 kilo hennep was aangetroffen in de privéwoning van de exploitante. De rechtbank oordeelde dat deze situatie geen aanleiding gaf voor handhaving op basis van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, omdat de privéwoning zich op een aanzienlijke afstand van de coffeeshop bevond en derhalve niet als een bij de coffeeshop behorend lokaal kon worden aangemerkt. De voorzieningenrechter stelde vast dat er geen eerdere overtredingen waren geconstateerd, wat in strijd was met het gemeentelijke handhavingsplan, dat een gefaseerde aanpak voorstelde bij overtredingen van de gedoogcriteria. De rechtbank schorste het besluit van de burgemeester en bepaalde dat de gemeente Apeldoorn het griffierecht van € 145,- aan de verzoekster moest vergoeden, evenals de proceskosten tot een bedrag van € 644,-. De uitspraak had een voorlopig karakter en was niet bindend voor de bodemprocedure die nog zou volgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 08/676 WET
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoekster] h.o.d.n. [naam coffeeshop],
te [woonplaats],
verzoekster,
en
de burgemeester van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 29 april 2008, waarbij (onder intrekking van de eerder verleende gedoogverklaring coffeeshop) aan verzoekster is gelast de door haar geëxploiteerde [naam coffeeshop] aan de [adres] te Apeldoorn met onmiddellijke ingang te sluiten.
2. Procesverloop
Namens verzoekster is door mr. drs. G.A.C. Beckers, advocaat te Maastricht, bij brief van 4 mei 2008 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Bij brief van gelijke datum is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 mei 2008, waar verzoekster is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Beckers voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mevr. drs. W.M. van de Zedde en G.L. ter Brugge.
3. Motivering
3.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
3.2. Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
3.3. Op 8 april 2008 heeft verweerder aan verzoekster een gedoogverklaring coffeeshop afgegeven en besloten te gedogen dat in haar [naam coffeeshop], gevestigd aan de [adres] te Apeldoorn (hierna: de inrichting) softdrugs als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet worden verstrekt.
In de aan de gedoogverklaring verbonden voorschriften is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
25. indien niet aan de voorschriften van deze gedoogverklaring wordt voldaan zal door mij conform het handhavingsplan van het coffeeshopbeleid worden opgetreden;
29. deze gedoogverklaring is gedurende een periode van onbepaalde tijd, dan wel zoveel eerder indien omstandigheden daartoe aanleiding geven. Beëindiging heeft dan plaats:
(…)
in overige gevallen: door intrekking indien omstandigheden mij daartoe aanleiding geven. In dat geval zal ik u van mijn besluit tot intrekking, onder opgaaf van redenen, `mededeling doen.
3.4. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het aantreffen van 76 kilo hennep in de privé woning van verzoekster in [woonplaats] aanleiding is om de aan verzoekster afgegeven gedoogverklaring per direct in te trekken en haar inrichting op grond van artikel 13b van de Opiumwet met onmiddellijke ingang te sluiten. Verweerder heeft daarbij overwogen dat verzoekster door de aanwezigheid van een dergelijke grote hoeveelheid softdrugs in haar woning niet meer voldoet aan de eis dat de leidinggevenden niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mogen zijn.
3.5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om handhavend op te treden indien -kort gezegd- in woningen, lokalen of bij woningen of lokalen behorende erven drugs wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de privé woning van verzoekster, waarin de hoeveelheid hennep is aangetroffen, op verscheidene kilometers afstand van de coffeeshop is gelegen. Deze privé woning kan derhalve niet worden aangemerkt als een bij de coffeeshop behorend lokaal of erf in de zin van artikel 13b van de Opiumwet. Het aantreffen van 76 kilogram hennep in de woning van verzoekster geeft derhalve geen aanleiding om op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet handhavend op te treden tegen de coffeeshop, aangezien daarin geen overtreding van de gedoogcriteria heeft plaatsgevonden.
Verweerders stelling dat verzoekster niet langer voldoet aan de eis dat leidinggevenden van de inrichting niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mogen zijn, doet hier niet aan af, reeds niet omdat die eis door verweerder niet als voorschrift is gesteld bij de gedoogverklaring.
Voorts is in dit verband gesteld noch gebleken dat de eerder in het kader van de aanvraag ‘gedoogbeschikking coffeeshop’ vanwege de Minister van Justitie verstrekte Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) d.d. 24 september 2007, welke in het gemeentelijk beleid als voorwaarde is gesteld ter verkrijgen van een gedoogverklaring, inmiddels zijn gelding heeft verloren.
3.6. Overigens merkt de voorzieningenrechter op dat uit het handhavingsplan, behorend bij het coffeeshopbeleid van de gemeente Apeldoorn, volgt dat verweerder bij een eerste overtreding van de voorschriften van de gedoogbeschikking of voorwaarden van het coffeeshopbeleid beleidsmatig volstaat met een waarschuwing, bij een tweede overtreding tot tijdelijke sluiting overgaat en eerst bij een derde overtreding tot intrekking van de gedoogverklaring en sluiting van de inrichting wordt overgegaan. Een onmiddellijke sluiting van de inrichting als vervat in het bestreden besluit, is - nu niet gebleken is van een eerdere overtreding - niet in overeenstemming met het handhavingsplan.
3.7. Gelet op het voorgaande zal het bestreden besluit naar verwachting in een bodemprocedure geen stand houden. Gelet op de bij de sluiting van de coffeeshop gemoeide financiële belangen van verzoekster, bestaat er aanleiding het bestreden besluit bij wege van voorlopige voorziening te schorsen.
3.8. Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van verzoekster. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend (verzoekschrift 1, zitting 1), waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- schorst het besluit van 29 april 2008;
- bepaalt dat de gemeente Apeldoorn het betaalde griffierecht van € 145,- aan verzoekster vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 644,- , te betalen door de gemeente Apeldoorn.
Aldus gegeven door mr. E.J.J.M. Weyers en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2008 in tegenwoordigheid van mr. H.G. Kuipers als griffier.