RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 07/1538 VEROR
08/278 VEROR
Uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening in het geding tussen:
[verzoeker A],
[verzoekster B],
beiden wonende te [plaats],
verzoekers,
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oost Gelre
verweerder.
1.1 Besluit van verweerder van 2 augustus 2007;
1.2 Besluit van verweerder van 22 januari (verzonden 30 januari) 2008.
2. Feiten en procesverloop
Bij besluit van 2 augustus 2007 heeft verweerder aan de gemeente Oost Gelre een vergunning verleend voor het kappen van vier zomereiken, vier gewone esdoorns, één paardenkastanje, één pawlonia, één roodbladige prunus en één linde (plaatselijk bekend als de Beatrixboom) op de locatie plaatselijk bekend als het Mussenbergbolwerk.
Verzoekers hebben een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Bij brief van 9 september 2007 heeft [verzoeker A] tevens verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Dit verzoek is behandeld ter zitting van 4 oktober 2007, waar namens [verzoekster B] is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mrs. B. ten Have en M.G. Frank en ing. R. de Graaf.
Het onderzoek is ter zitting met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Awb geschorst ten einde verweerder de gelegenheid te geven te beslissen op de ingediende bezwaren.
Bij het hierboven vermelde besluit van 22 januari 2008, verzonden 30 januari 2008, heeft verweerder onder andere op de bezwaren van [verzoeker A] beslist. Daarbij heeft verweerder de verleende kapvergunning ingetrokken en ten aanzien van de hiervoor genoemde Beatrixboom besloten vergunning te verlenen voor verplaatsing naar een in dat besluit aangegeven locatie elders op het Mussenbergbolwerk.
Bij een afzonderlijk besluit van 22 januari 2008, verzonden 30 januari 2008, heeft verweerder het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
Verzoekers hebben bij brief van 18 februari 2008 gezamenlijk beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van 19 februari 2008 is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 21 februari 2008, waar verzoekers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. ten Have en A. Bleumink.
3.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
3.2 De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat de op 2 augustus 2007 verleende kapvergunning bij de beslissing op bezwaar van 22 januari 2008 is ingetrokken. Gelet hierop is het verzoek, gericht tegen de op 2 augustus 2007 verleende kapvergunning, zinledig geworden en dient dit verzoek te worden afgewezen. In de omstandigheid dat verweerder ter zitting van 4 oktober 2007 heeft aangegeven hangende bezwaar geen uitvoering te zullen geven aan de kapvergunning, ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat verweerder het in de procedure 07/1538 VEROR gestorte griffierecht aan [verzoeker A] vergoedt.
3.3 Met betrekking tot het verzoek, gericht tegen de ten aanzien van [verzoekster B] genomen beslissing op bezwaar van 22 januari 2008, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Uit het behandelde ter zitting is de voorzieningenrechter gebleken dat de woning van verzoekster is gelegen op ruime afstand van het mussenbergbolwerk en dat zij vanuit haar woning geen zicht heeft op het bolwerk of de Beatrixboom. Gelet hierop is verzoekster naar voorlopig oordeel bij het thans bestreden besluit terecht niet aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en is zij terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. De enkele omstandigheid dat verzoekster vaak op het bolwerk wandelt en zij een speciale verbondenheid voelt met de Beatrixboom maakt dit niet anders.
3.4 Met betrekking tot het verzoek, gericht tegen de ten aanzien van [verzoeker A] genomen beslissing op bezwaar van 22 januari 2008, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
In artikel 4.5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: de APV) is bepaald dat onder houtopstand wordt verstaan: hakhout, een houtwal of een of meer bomen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 4.5.2, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4.5.3a van de APV kan de vergunning in elk geval worden geweigerd in het belang van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
De voorzieningenrechter beantwoordt daarbij de vraag of het verplaatsen van een boom is aan te merken als vergunningsplichtig ‘vellen’ in de zin van artikel 4.5.2, eerste lid, van de APV allereerst bevestigend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ligt het verplaatsen van een boom zo zeer in de lijn van het motief van een gemeentelijke kapverordening (te weten: de bescherming van natuur-, landschapswaarde en stads- en dorpsschoon) dat ook daarvoor een vergunning nodig is.
De voorzieningenrechter merkt voorts op dat artikel 4.5.3a van de APV een bevoegdheid van verweerder inhoudt. Een in het kader van die bevoegdheidshantering door verweerder te maken belangenafweging kan door de rechter slechts terughoudend worden getoetst.
De grieven van verzoekers richten zich niet zozeer tegen de verplaatsing van de Beatrixboom, maar tegen het ontbreken van voorbereidende maatregelen in de vorm van (onder meer) een bewortelingsonderzoek. Verzoekers vrezen voor de levensvatbaarheid van de Beatrixboom na verplaatsing.
Verweerder heeft in een schrijven van 20 februari 2008 aangegeven, en nader ter zitting toegelicht, dat de verplanting door een gespecialiseerd hoveniersbedrijf zal worden uitgevoerd middels een zogeheten verplantmachine. De mogelijkheden tot verplanting van de boom zijn van te voren ingeschat door een deskundige van de gemeente en een deskundige van het betreffende hoveniersbedrijf. Het betreft hier een type boom (linde) met voldoende vitaliteit en een relatief geringe omvang en leeftijd (1988), waarbij de ervaringen bij verplantingen, mits buiten het groeiseizoen uitgevoerd en voldoende zorg in acht genomen, zeer gunstig zijn. Anders dan bij grote(re) bomen is het bij een dergelijke boom niet ongebruikelijk dat er geen lange voorbereidingsperiode voorafgaat aan de daadwerkelijke verplanting, maar dat tijdens de verplanting de exacte aard en omvang van het wortelgestel wordt bepaald.
Gelet op deze toelichting van verweerder kunnen verzoekers voorshands niet gevolgd worden in hun stelling dat een bewortelingsonderzoek een noodzakelijke voorwaarde is om de Beatrixboom met succes te kunnen verplaatsen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de overlevingskansen van de boom na verplaatsing, mede gelet op het feit dat de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd door een in verplaatsingen gespecialiseerd hoveniersbedrijf, voldoende gewaarborgd.
Gelet hierop is er geen aanleiding de verplaatsing van de Beatrixboom, die vandaag (derhalve nog vóór aanvang van het groeiseizoen) zal plaatsvinden, bij wege van voorlopige voorziening, te schorsen.
3.5 Er is geen aanleiding voor een ¬veroordeling in proceskosten.
- wijst de verzoeken af;
- bepaalt dat de gemeente Oost Gelre het in de procedure 07/1538 VEROR gestorte griffierecht ad € 143,- aan [verzoeker A] vergoedt.
Aldus gegeven door mr. E.J.J.M. Weyers en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.