ECLI:NL:RBZUT:2007:BB8965

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580359-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bos
  • A. Roessingh
  • J. van der Mei
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor dealen in cocaïne

De rechtbank Zutphen heeft op 27 november 2007 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] en thans gedetineerd in het P.I.V. Zwolle, werd verweten in de periode van 1 november 2006 tot en met 31 juli 2007 opzettelijk cocaïne te hebben verkocht, afgeleverd, vervoerd en aanwezig te hebben gehad in de gemeenten Winterswijk en Arnhem. Uit verklaringen van afnemers en medeverdachten bleek dat de verdachte regelmatig cocaïne verkocht op verschillende locaties, waaronder Café [naam] te Winterswijk. De verdachte leverde de cocaïne 'op de pof' en ontving een bedrag van 500 euro per serie van 12 gram, die zij zelf versnijdde met babypoeder.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een aanzienlijke periode een rol heeft gespeeld in de grootschalige handel in cocaïne, wat bijdroeg aan de verslaving van anderen en hun gezondheid in gevaar bracht. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte geen eerdere documentatie had en dat er aanwijzingen waren voor hulpverlening. De officier van justitie had een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, waarvan negen maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een mildere straf, wijzend op de positieve vooruitzichten van de verdachte.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat zij zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Daarnaast werden de in beslag genomen cocaïne en een bedrag van € 485,-- verbeurd verklaard. De rechtbank achtte de opgelegde straf in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder het was begaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580359-07
Uitspraak d.d.: 27 november 2007
tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het P.I.V. Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2006 tot en met 31 juli 2007 in de gemeente Winterswijk en/of in de gemeente Arnhem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen inzake het bewijs
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de rechtbank het tenlastegelegde bewezen zal verklaren.
2. De raadsman van verdachte heeft het standpunt van de officier van justitie niet bestreden.
3. De verdachte heeft ter terechtzitting onder andere verklaard dat zij gedurende de tenlastegelegde periode cocaïne heeft verkocht en geleverd.
4. In het stamproces-verbaal (eindnoot 1) wordt door de betrokken opsporingsambtenaar een samenvatting gegeven van het opsporingsonderzoek. Het opsporingsonderzoek vloeit voort uit resultaten van eerdere politieonderzoeken van het zogenaamde Walch-team, waarbij verdachten verklaren drugs (cocaïne) te kopen van een man van ongeveer 35 jaar, met kort grijs-blond haar, in een flat aan de [adres], achterste deur links, te Winterswijk (eindnoot 2). Het is de politie ambtshalve bekend dat het hier gaat om de [adres] [nummer], welke woning wordt bewoond door [medeverdachte] en zijn partner [medeverdachte 2] (eindnoot 3). Bovendien is er eind juni 2007 bij de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid via een informant informatie binnengekomen die erop duidt dat [medeverdachte] uit Winterswijk daar in cocaïne dealt die hij koopt van [verdachte].
5. Naar aanleiding daarvan wordt een onderzoek ingesteld. Daarbij worden onder andere de telefoons van [medeverdachte] en verdachte afgeluisterd (eindnoot 4) en wordt bevoegdheid verleend tot stelselmatige observatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van een peilbaken op de bij verdachte in gebruik zijnde personenauto (eindnoot 5) . De resultaten van het Walch-team onderzoek zijn, voor zover van mogelijk belang in verband met de jegens verdachten gerezen verdenkingen, ter beschikking gesteld voor het onderhavige onderzoek.
6. Het observatieteam volgt verdachte op 31 juli 2007 en maakt foto’s van een ontmoeting tussen haar en een mogelijke leverancier van de drugs, waarbij geld wordt overhandigd door [verdachte] aan die man, in ruil voor een pakje Marlboro (eindnoot 6) . Na aanhouding van verdachte op 31 juli 2007 wordt in haar auto onder andere een hoeveelheid geld en een pakje Marlboro aangetroffen en in beslag genomen (eindnoot 7). In het pakje Marlboro wordt een zakje met een brok wit poeder aangetroffen, waarvan uit NFI-onderzoek blijkt dat het cocaïne betreft (eindnoot 8) .
7. Diezelfde dag, 31 juli 2007, worden [medeverdachte] en [medeverdachte 2] aangehouden in hun woning aan de [adres] [nummer] te Winterswijk op verdenking van handelen in strijd met artikel 2 onder B en onder C van de Opiumwet. Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 2] en [medeverdachte] wordt in hun woning onder andere een hoeveelheid wit poeder aangetroffen en in beslag genomen (eindnoot 9) . Uit NFI-onderzoek blijkt dat dit witte poeder bestanddelen van cocaïne bevat (eindnoot 10).
8. Uit de verklaringen van afnemers blijkt dat er aan hen regelmatig cocaïne wordt verkocht op dit adres en in Café [naam] te Winterswijk door [medeverdachte] en [medeverdachte 2] (eindnoot 11) . Uit de verklaring van verdachte blijkt dat zij in de periode als ten laste gelegd wekelijks één à twee series cocaïne levert aan [medeverdachte] en [medeverdachte 2]. Iedere serie bestaat uit 12 gram cocaïne die, door middel van het versnijden van de cocaïne met onder andere babypoeder, verdeeld wordt in 15 porties. Verdachte levert de cocaïne ‘op de pof’ en ontvangt – wanneer [medeverdachte] en [medeverdachte 2] de coke hebben verkocht – per serie 500 euro. Verdachte koopt de cocaïne voor 30 euro per gram (eindnoot 12).
Uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat hij erkent gedurende de ten laste gelegde periode wekelijks één of soms twee series cocaïne af te nemen van verdachte voor de prijs van 500 euro per serie en dit in porties door te verkopen aan de verschillende afnemers. [medeverdachte 2] verklaart dat verdachte gemiddeld twee maal per week in de woning van haar en [medeverdachte] kwam in verband met de verkoop van cocaïne (eindnoot 13).
Bewezenverklaring
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 31 juli 2007 in de gemeente Winterswijk, en in de gemeente Arnhem en elders in Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd en/of telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van de in verzekering doorgebrachte tijd waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering.
2. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich realiseert dat zij tijdelijk een compleet verkeerde weg was ingeslagen, maar dat zij inmiddels clean is en goede vooruitzichten heeft wanneer zij weer vrij komt. Uit het reclasseringsrapport van Tactus d.d. 7 november 2007 komt een verkeerd beeld van verdachte naar voren, aldus de raadsman. Verdachte wil niettemin meewerken aan een reclasseringscontact.
3. Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister blijkt dat verdachte geen documentatie heeft.
Op 7 november 2007 is door Tactus een voorlichtingsrapport uitgebracht waaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn voor hulpverlening. Tactus adviseert oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met verplicht reclasseringscontact.
4. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen om te komen tot een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf - dat verdachte tijdens een aanzienlijke periode een rol heeft gespeeld bij het op grote schaal handelen in cocaïne. Daarmee heeft zij bijgedragen aan het in stand houden van de verslaving van derden en zodoende het in gevaar brengen van hun gezondheid.
5. De rechtbank acht een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (hoeveelheid cocaïne), met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp (een bedrag van
€ 485,--) , volgens opgave van verdachte aan haar toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerp, mede gelet op de verklaring van verdachte dat als de cocaïne op is, [medeverdachte] en [medeverdachte 2] haar betalen en verdachte dan nieuwe cocaïne haalt, alsmede dat zij op 31 juli 2007 bij [medeverdachte 2] een bedrag van € 485,-- heeft opgehaald, geheel of grotendeels door middel van het bewezen verklaarde is verkregen (eindnoot 14).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 36d, 47 en 91 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland (Tactus), zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven cocaïne (49,9 gram).
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geld, te weten: € 485,-- (vierhonderdvijfentachtig euro).
Aldus gewezen door mrs. Bos, voorzitter, Roessingh en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2007.
Eindnoten:
1. Zie hiervoor het stamproces-verbaal met nummer PL0646/07-205502, opgemaakt en ondertekend op 16 augustus 2007. Bij dit stamproces-verbaal zijn alle hierna genoemde processen-verbaal als bijlagen gevoegd.
2. Zie hiervoor de verklaringen van de verdachten/getuigen [verdachte/getuige 1] (p.389) en [verdachte/getuige 2] (p.394).
3. Zie hiervoor het stamproces-verbaal (p.12).
4. Zie hiervoor het proces-verbaal aanvraag bevel ex art. 126m WvSv (p.133).
5. Zie hiervoor het proces-verbaal aanvraag bevel ex art. 126g WvSv (p.144).
6. Zie hiervoor het verslag van het Observatieteam (p.169 e.v.) d.d. 31 juli 2007 en de daarbij behorende foto’s (p.162 e.v.).
7. Zie hiervoor het proces-verbaal bevindingen (p.117).
8. Zie hiervoor het NFI rapport d.d. 22 oktober 2007.
9. Zie hiervoor het verslag van de doorzoeking en beslaglegging (p.218-231).
10. Zie hiervoor het NFI rapport d.d. 22 oktober 2007.
11. Zie hiervoor de verklaringen van de verdachten/getuigen [verdachte/getuige 3] (p.368), [verdachte/getuige 4] (p.372), [verdachte/getuige 5] (p.378), [verdachte/getuige 6] (p.382), [verdachte/getuige 7] (p.386) en [verdachte/getuige 8] (p.398).
12. Zie hiervoor de verklaring van verdachte (p.159).
13. Zie hiervoor de verklaring van [medeverdachte 2] (p.336).
14. Zie hiervoor de verklaring van verdachte (p.157).