RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 07/1410; 07/1411 en 07/1412 VEROR
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige vo[naam]t geschil tussen:
1. de burgemeester van de gemeente Bronckhorst;
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst,
verweerders;
Anhangerschap Normaal te Bergentheim,
derde partij.
Besluiten van verweerders van 13 augustus 2007, waarbij aan de derde partij (onder meer):
- vergunning is verleend voor het houden van een weekend voor leden en introducés van de fanclub “Anhangerschap Normaal”op de terreinen van HAMOVE aan de Veldermansweg te Hengelo op 31 augustus 2007, 1 september 2007 en 2 september 2007 (verweerder 1);
- ontheffing geluidhinder is verleend onder nader genoemde voorwaarden (verweerder 2);
- ontheffing voor een tijdelijk kampeerterrein is verleend onder nader genoemde voorwaarden (verweerder 2).
Namens verzoekers heeft [naam] bij brief van 17 augustus 2007 een bezwaarschrift ingediend bij verweerders. Bij brief van gelijke datum is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 28 augustus 2007, waar namens verzoekers is verschenen [naam] voornoemd. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door mevrouw mr. B. Nikkels en R. Vissers. Voor de derde partij is verschenen, H. Kelder, voorzitter en D. van Berkum, manager van Normaal en bestuurslid van de derde partij.
3. Motivering
3.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
3.2 Op 2 juli 2007 heeft H. Kelder, voorzitter van de fanclub “Anhangerschap Normaal”, een aanvraag ingediend voor vergunning/ontheffing op grond van de APV voor het organiseren van het zogeheten Høkersweekend op de terreinen van de Hamove op 31 augustus 2007 tot en met 2 september 2007. Op 10 juli 2007 is deze aanvraag door verweerders gepubliceerd in het ‘huis-aan-huisblad’ Contact, waarna er een aantal zienswijzen bij verweerders zijn ingediend, en op 2 augustus 2007 een informatieve bijeenkomst heeft plaatsgevonden. De ingebrachte zienswijzen hebben verweerders geen aanleiding gegeven de gevraagde vergunning/ontheffing te weigeren, waarna deze bij de bestreden besluiten zijn verleend.
3.3 De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat voor [naam 2], dhr. en mevr. [naam 3], [naam 4] en [naam 5] geen ondertekende volmacht is overgelegd door [naam]. Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat het verzoek mede door deze personen is ingediend.
Met betrekking tot de overige verzoekers is de voorzieningenrechter – anders dan verweerders - van oordeel dat verzoekers, die allen in een straal van minder dan één kilometer van het evenemententerrein woonachtig zijn, als belanghebbenden bij de bestreden besluiten zijn aan te merken. Geenszins ondenkbeeldig is dat het evenement, mede gelet op het verwachte bezoekersaantal van 1250 en de diverse optredens in de feesttent, effect zal sorteren in, en een zekere mate van geluidsoverlast zal hebben voor, de directe woonomgeving van verzoekers.
3.4 de evenementenvergunning
De burgemeester heeft de evenementenvergunning verleend op grond van artikel 2.1.4.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Bronckhorst 2005 (hierna: de APV) en het evenementen- en festiviteitenbeleid van verweerders gemeente. Ingevolge deze APV-bepaling is het (kort gezegd) verboden zonder vergunning van de burgemeester op of aan de weg voor publiek muziek ten gehore te brengen of een feest te houden. In de Beleidsnota evenementen- en festiviteitenbeleid met bijbehorende beleidsregels van juni 2006 hebben verweerders criteria en voorwaarden geformuleerd, waaraan vergunningaanvragen voor evenementen en festiviteiten worden getoetst.
Naar voorlopig oordeel blijven de uitgangspunten en geluidsnormeringen, welke door de burgemeester en het college in de Beleidsnota en beleidsregels zijn neergelegd, binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling.
Betwijfeld kan evenwel worden of het Høkersweekend, gelet op het verwachte aantal bezoekers (1250) en het meerdaagse karakter daarvan, door de burgemeester terecht is aangemerkt als een kleine/middelgrote buitenactiviteit, waarvoor ingevolge artikel 4 van de beleidsregels een aanvraag termijn van ten minste 8 (in plaats van 12) weken geldt.
Naar voorlopig oordeel heeft de burgemeester er evenwel terecht van afgezien de aanvraag, als buiten de termijn ingediend, met toepassing van artikel 4, derde lid, van de beleidsregels niet in behandeling te nemen. De burgemeester heeft zich in dit verband in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat – ondanks de korte aanvraagtermijn – voldoende tijd beschikbaar was voor publicatie, het indienen van zienswijzen en een zorgvuldige afweging van belangen, en in die zin artikel 4, derde lid, van de beleidsregels er niet toe noopte de aanvraag buiten behandeling te stellen.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er, gelet op het vastgestelde (en bekendgemaakte) beleid, uit een oogpunt van openbare orde en het voorkomen of beperken van overlast geen aanleiding was de gevraagde vergunning te weigeren. Conform het gestelde in de Beleidsnota en beleidsregels heeft de burgemeester voorts nadere voorwaarden, zoals geformuleerd in de vergunning, gesteld. Hetgeen door verzoekers als zienswijze is ingebracht heeft de burgemeester voorts niet hoeven aanmerken als een bijzondere omstandigheid die aanleiding geeft tot afwijking van het vastgestelde beleid.
De burgemeester heeft zich in dit verband terecht op het standpunt gesteld dat, voor zover het evenement een verboden gedraging zou opleveren in de zin van de Provinciale milieuverordening Gelderland, de gemeente niet het bevoegd gezag is in de uitoefening en naleving van die Verordening, en op grond van artikel 3.1.3. van die Verordening ontheffing dient te worden gevraagd bij Gedeputeerde Staten
3.5 de ontheffing geluidhinder
Ingevolge artikel 4.1.5 van de APV kan het college ontheffing verlenen van het verbod om toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de verleende ontheffing, gelet op de daaraan verbonden voorwaarden, past binnen het door het college vastgestelde beleid. In hetgeen door verzoekers tegen de ontheffing is aangevoerd, heeft het college terecht geen bijzondere omstandigheid aanwezig geoordeeld die noodzaakte tot afwijking van het beleid.
3.6 de ontheffing tijdelijk kamperen
Ingevolge art. 8 Wet op de Openluchtrecreatie (Wor) is het verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een kampeerterrein te houden. Ingevolge art. 13 lid 1 van de Wor kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het verbod, als bedoeld in art. 8 lid 1 voor het gelegenheid geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeer-middelen buiten de in art. 8 lid 1 of 2, genoemde kampeerterreinen, door groepen uitgaande van een vereniging met een doelstelling van sociale of culturele aard, gedurende een in de ontheffing aangegeven korte, aaneengesloten periode.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in de systematiek van de Wor, zoals die ook uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze wet blijkt, het kamperen op een kampeerterrein, als bedoeld in art. 8, eerste lid, van de Wor, waarvoor een vergunning van het college is vereist, wordt vooropgesteld. Daarnaast kan het college krachtens het tweede en derde lid terzake vrijstelling of ontheffing verlenen.
Artikel 13 van de Wor voorziet in een bijzondere ontheffingsmogelijkheid ten behoeve van het incidenteel kamperen in groepsverband. Naar vaste jurisprudentie (Abrs 30 oktober 1998, LJN: AN8185) vormen deze vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheden - waaronder ook het op het in groepsverband kamperen betrekking hebbende artikel 13 - een aanvulling op het kamperen op de daartoe bestemde (en vergunningplichtige) kampeerterreinen, en moeten deze om die reden beperkt worden uitgelegd.
De in artikel 13 van de wet gebezigde term ‘groep’ ziet daarbij blijkens evengenoemde jurisprudentie slechts op groepen kampeerders van beperkte omvang en tussen wie een duidelijke sociale samenhang bestaat.
In aanmerking nemende dat de bestreden ontheffing betrekking heeft op 300 kampeermiddelen (125 caravans en 175 tenten) voor maximaal 1250 personen, en het hier gaat om een grootschalig evenement waarbij de verscheidene programma-onderdelen worden aangeboden aan zowel leden van de fanclub als introducés, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het kamperen ten behoeve van het Høkersweekend niet valt binnen het bereik van de in artikel 13 Wor neergelegde ontheffingsmogelijkheid.
Gelet hierop zal de in het kader van de Wor verleende ontheffing voor tijdelijk groepskamperen naar verwachting in een bodemprocedure geen stand houden, en ligt een schorsing van die ontheffing in beginsel in de rede. Desgevraagd is namens verzoekers ter zitting evenwel aangegeven dat een schorsing van (uitsluitend) de verleende ontheffing voor tijdelijk groepskamperen niet door hen wordt beoogd, gelet op de te verwachten overlast van de in nachtelijke uren vertrekkende fans. Nu uitsluitend om deze reden door de voorzieningenrechter wordt afgezien van het treffen van een voorziening op dit punt, is er aanleiding met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, van de Awb te bepalen dat de gemeente Bronckhorst het gestorte griffierecht aan verzoekers dient te vergoeden.
Nu voor een schorsing van de bestreden evenementenvergunning en de ontheffing geluidhinder, gelet op het onder 3.4 en 3.5 overwogene, geen aanleiding bestaat, zal het verzoek worden afgewezen.
3.7 Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat de gemeente Bronckhorst het gestorte griffierecht ad € 143,- aan verzoekers vergoedt.
Aldus gegeven door mr. E.J.J.M. Weyers en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2007 in tegenwoordigheid van M.G. van Engelen, griffier.