ECLI:NL:RBZUT:2007:BB1918
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van der Mei
- A. Hemrica
- H. Hödl
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak en bedreiging
In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van brandstichting en bedreiging, heeft de Rechtbank Zutphen op 27 juli 2007 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging dat hij opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de Klarenbeekseweg in Klarenbeek, gemeente Apeldoorn, op of omstreeks 13 mei 2006. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting vast te stellen. De rechtbank merkte op dat de aangifte niet zonder meer de betrokkenheid van de verdachte aantoonde en dat de aangetroffen voorwerpen bij de verdachte, zoals een brandblusser en aanmaakblokjes, niet voldoende bewijs boden voor de beschuldiging. Ook het feit dat de auto van de vader van de verdachte nabij de woning van het slachtoffer was gezien, was niet voldoende om de verdachte te impliceren.
Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van de beschuldiging van bedreiging van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de stem op de voicemailberichten niet met zekerheid aan de verdachte kon worden toegeschreven, en dat de verklaringen van de verbalisanten niet voldoende gewicht hadden om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank oordeelde dat de enkele inhoud van een sms-bericht niet leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde bedreiging.
De rechtbank besloot dat er geen zelfstandig belang was bij de vraag of het bewijs rechtmatig was verkregen, aangezien de verdachte van beide feiten werd vrijgesproken. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Zutphen, met inachtneming van de rechtspleging en de belangen van een goede rechtsgang.