Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 81770 / HA ZA 06-1248
JAN HERMAN LEFERS, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap J. VAN DE MEENE EN ZN TRANSPORT BV te Borculo,
wonende te Groenlo,
eiser in de hoofdzaak en in de provisionele eis,
procureur mr. N.G. Cornelissen,
1. de naamloze vennootschap
FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident ter zake van de provisionele eis,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MPS RED MEAT SLAUGHTERING B.V.,
gevestigd te Lichtenvoorde,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident ter zake van de provisionele eis,
procureur mr. A.J. Zeyl,
advocaat mr. B. Besseling te Amersfoort.
Partijen zullen hierna de curator, Fortis en MPS genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in de hoofdzaak tevens houdende een provisionele eis
- de conclusie van antwoord in het incident houdende een provisionele eis ex artikel 843a Rv van Fortis
- de incidentele conclusie van antwoord inzake de vordering ex artikel 843a Rv van MPS.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Eind juli 2001 zijn een aantal machines van MPS opgeslagen in het bedrijfspand van de besloten vennootschap J. van de Meene en Zn Transport B.V. te Borculo, (hierna ook: Van de Meene).
2.2. Kort nadat de machines bij Van de Meene waren opgeslagen is in de nacht van
2 op 3 augustus 2001 het dak van de hal waarin de machines stonden gedeeltelijk ingestort. De machines stonden onder het ingestorte dakdeel en zijn door de instorting ernstig beschadigd.
2.3. MPS heeft Van de Meene aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade, welke door de verzekeraar van MPS werd vastgesteld op € 49.482,46.
2.4. Van de Meene was ten tijde van deze schade bij Fortis op basis van een expediteursaansprakelijkheidsverzekering verzekerd tot een bedrag van € 1.000.000,-- per gebeurtenis, tot dekking van het financiële nadeel dat zij zou kunnen lijden ten gevolge van haar aansprakelijkheid. Nadat Van de Meene de vorderingen van MPS aan Fortis had gemeld, heeft Fortis aan mr. R.W.J.M. te Pas, advocaat te Rotterdam, (hierna ook: mr. te Pas) opdracht gegeven om namens Van de Meene verweer te voeren tegen de vorderingen van MPS.
2.5. In de door MPS ter zake van haar schadevordering aanhangig gemaakte procedure heeft deze rechtbank bij vonnis van 16 maart 2005 Van de Meene veroordeeld aan MPS (toen nog genaamd Stork Red Meat Slaughtering B.V.) te betalen de som van € 22.600,--, vermeerderd met rente en proceskosten. De rechtbank is tot vaststelling van dit schadebedrag gekomen doordat Van de Meene het door de rechtbank gehonoreerde verweer heeft gevoerd dat de verzekeraar van MPS het schadebedrag onder aftrek van het eigen risico van € 22.600,-- aan MPS heeft uitgekeerd, zodat de schade van MPS niet meer bedraagt dan een bedrag van € 22.600,--.
2.6. Bij vonnis van 4 mei 2005 van deze rechtbank is Van de Meene in staat van faillissement verklaard. Eiser is daarbij aangesteld als curator. Mr. R.M.A.G. van Valderen is tot rechter-commissaris benoemd.
2.7. De curator heeft bij faxbrief van 23 mei 2005 mr. te Pas verzocht Fortis ertoe te bewegen de bedragen waartoe Van de Meene jegens MPS is veroordeeld te voldoen door middel van overboeking op de faillissementsrekening. Mr. te Pas heeft daarop bij faxbrief van 23 mei 2005 het volgende aan de curator bericht:
“(...) Nog heden heb ik aan de makelaar in assurantiën van uw verzekerde (...) gevraagd om hetgeen waartoe Van de Meene is veroordeeld over te maken op uw faillissementsrekening. Naar ik aanneem kaart u deze zaak verder met Mr B. Besseling [de advocaat van MPS, rechtbank] af (...)”
2.8. Mr. Besseling heeft in zijn brief van 25 mei 2005 aan de curator onder meer geschreven:
“(...) Hedenochtend heb ik telefonisch overleg gepleegd met Mr te Pas. Hij heeft mij medegedeeld dat hij in de veronderstelling verkeerde dat u voor doorbetaling van de schade uitkering aan MPS zou zorgdragen. Ik heb hem verteld dat dat op voorhand zeer onaannemelijk is. Dat laatste heeft u mij hedenochtend desverzocht bevestigd. U heeft mij verteld dat u zich op het standpunt stelt dat deze schade uitkering toekomt aan de faillissementsboedel. U kon nog geen uitspraak doen over de kans op een eventuele uitkering aan concurrente crediteuren.
Mr te Pas heeft mij verzekerd dat zijn cliënte onder de huidige omstandigheden niet tot het doen van enige uitkering zal overgaan. Hij zal een dergelijk verzoek ook niet doorleiden aan zijn cliënte. Mr te Pas is op de hoogte van het standpunt van MPS en haar verzekeraar en hun voornemen om afstand te doen van hun vorderingen als afwikkeling niet buiten de boedel om kan plaatsvinden. (...)”
2.9. In de daarop volgende correspondentie tussen mr. Besseling en de curator heeft
mr. Besseling op 15 juli 2005 geschreven:
“(...) Derhalve overweegt cliënte haar vordering in te trekken. Indien er geen vordering wegens schadevergoeding op de boedel bestaat, kunt u als curator ook geen aanspraak maken op uitkering jegens de verzekeraar. In dat geval zal er ook geen boedelbijdrage door cliënte worden geleverd, waartoe zij wel bereid is bij afwikkeling buiten de boedel om. (...)
Op voorwaarde dat cliënten met de verzekeraar van Van de Meene tot overeenstemming kunnen komen is cliente bereid in totaal een boedelbijdrage te voldoen van € 4.500 in ruil voor afwikkeling buiten de boedel om of cessie zoals hiervoor omschreven. (...)”
2.10. De curator heeft de voorstellen van mr. Besseling afgewezen.
2.11. Bij brief van 17 maart 2006 aan MPS en van 27 maart 2006 aan Fortis heeft de curator geschreven dat hij als curator niet beschikt over de gegevens van de afwikkeling waartoe MPS klaarblijkelijk rechtstreeks met Fortis is gekomen. Hij heeft hen verzocht en zonodig gesommeerd hem kopieën van de correspondentie tussen MPS en Fortis, al dan niet gevoerd via derden, alsmede een kopie van de vastlegging van de gemaakte afspraken te verstrekken. Fortis en MPS hebben aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.12. MPS heeft haar vordering op Van de Meene uit hoofde van het onder 2.5. vermelde vonnis niet bij de curator ter verificatie in het faillissement van Van de Meene ingediend.
3. De vordering in de hoofdzaak
3.1. De curator vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. Fortis zal veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen om aan de curator de verzekeringspenningen uit te keren ad € 49.482,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2001 tot aan de dag der algehele voldoening, althans een zodanig bedrag en een zodanige rente als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, een en ander tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
Subsidiair:
II. Fortis en MPS hoofdelijk zal veroordelen, des dat de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot vergoeding van de door de boedel geleden schade van € 49.482,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2001 tot aan de dag der algehele voldoening, althans een zodanig bedrag en een zodanige rente als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, een en ander tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
Zowel primair als subsidiair
III. Fortis en MPS hoofdelijk zal veroordelen, des dat de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure.
3.2. De curator heeft aan zijn primaire vorderingen het volgende ten grondslag gelegd.
Op grond van het bepaalde in artikel 3:287 Burgerlijk Wetboek (BW) is Fortis als gevolg van het faillissement van Van de Meene niet meer bevoegd om bevrijdend aan MPS en/of haar verzekeraar uit te betalen op basis van de verzekeringspolis van Van de Meene.
De curator heeft begrepen dat MPS een deal heeft gesloten met Fortis, welke er op zou neerkomen dat MPS van Fortis een bedrag heeft ontvangen van 75% van de onderhavige claim in ruil waarvoor MPS afstand heeft gedaan van het meerdere. Aan zijn primaire vordering heeft de curator ten grondslag gelegd dat Fortis haar verplichtingen dient na te komen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst en (alsnog) de verzekeringspenningen dient uit te keren. Het feit dat MPS haar vordering nog niet in het faillissement heeft ingediend, is niet relevant. Deze vordering kan elk gewenst moment ingediend worden. MPS en haar verzekeraar hebben geen afstand gedaan van hun vorderingsrechten jegens de boedel.
Aan zijn subsidiaire eis legt de curator ten grondslag de stelling dat Fortis en MPS onrechtmatig jegens de boedel hebben gehandeld. Met de afspraak tussen Fortis en MPS wordt het bepaalde in artikel 3:287 BW en de systematiek van het faillissementsrecht omzeild. Daardoor loopt de boedel verzekeringspenningen mis, hetgeen onrechtmatig is jegens de boedel(schuldeisers). De schade als gevolg van dit handelen van Fortis en MPS is gelijk aan het bedrag dat Fortis aan verzekeringspenningen aan de boedel had moeten uitkeren. Voor deze onrechtmatige benadeling zijn Fortis en MPS hoofdelijk aansprakelijk.
MPS heeft geen directe actie richting Fortis. MPS heeft onrechtmatig gehandeld door buiten de boedel om rechtstreeks met Fortis afspraken te maken over betaling van welke bedragen dan ook. MPS heeft gebruik gemaakt van de toerekenbare tekortkoming van Fortis jegens Van de Meene door met Fortis afspraken te maken over betalingen, wetende dat deze voortvloeien uit het feit dat Fortis hiermee naar de boedel geen betalingen zou hebben te verrichten.
4. De provisionele eis
4.1. De curator vordert dat de rechtbank bij vonnis in voorlopige voorziening, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
Fortis en MPS hoofdelijk zal veroordelen, des dat de een afgevende, de ander zal zijn bevrijd, aan de curator te verstrekken duidelijk leesbare kopieën van de volgende stukken:
• de overeenkomst of briefwisseling of andere communicatie (bijvoorbeeld e-mail) tussen Fortis en MPS dan wel hun vertegenwoordigers, waarin is vastgelegd welke bedragen door Fortis aan MPS zijn voldaan op grond van de gebeurtenissen in het bedrijfspand van Van de Meene aan de [adres] te Borculo op 2 respectievelijk 3 augustus 2001;
• de overeenkomst of briefwisseling of andere communicatie (bijvoorbeeld e-mail) tussen enerzijds Fortis en anderzijds MPS, haar raadsman, de verzekeraar van MPS, haar raadsman of welke derde dan ook op grond waarvan door Fortis betalingen zijn verricht aan derden op grond van de gebeurtenissen in het bedrijfspand van Van de Meene aan de [adres] te Borculo op 2 respectievelijk 3 augustus 2001;
dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of dagdeel dat Fortis en MPS in gebreke blijven met het voldoen aan deze veroordeling binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis;
Subsidiair:
een beslissing zal nemen die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
Zowel primair als subsidiair:
Fortis en MPS hoofdelijk, des dat de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2. Aan deze vorderingen heeft de curator naast hetgeen hij in de hoofdzaak heeft aangevoerd het volgende ten grondslag gelegd.
Op grond van het bepaalde in artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een ieder die daarbij een rechtmatig belang heeft, inzage, afschrift en uittreksel vorderen op zijn kosten van bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. Dit artikel is, al dan niet rechtstreeks, op de onderhavige situatie van toepassing.
De curator heeft begrepen dat MPS een deal heeft gesloten met Fortis, welke er op zou neerkomen dat MPS van Fortis een bedrag heeft ontvangen van 75% van de onderhavige claim in ruil waarvoor MPS afstand heeft gedaan van het meerdere. Fortis en MPS weigeren echter deze door de curator gewraakte overeenkomst aan hem te verstrekken.
Fortis heeft uitkeringen gedaan met als onderliggende grondslag de verzekerings-overeenkomst. Zij zou die uitkering niet gedaan hebben als MPS haar vorderingen daadwerkelijk had ingetrokken. De curator heeft recht op inzage van datgene dat tussen Fortis en MPS en tussen Fortis en de verzekeraar van MPS is afgesproken.
4.3. Fortis en MPS hebben geconcludeerd dat de rechtbank de vordering ex artikel 843a Rv van de curator zal afwijzen, met veroordeling van de curator in de kosten van deze procedure.
5. De beoordeling van de provisionele eis
5.1. Ter beoordeling ligt thans slechts de provisionele vordering van de curator voor. Deze provisionele vordering strekt er – kort samengevat – toe dat Fortis en MPS stukken in het geding brengen, waaruit blijkt dat en tot welk bedrag Fortis betalingen heeft verricht aan MPS.
5.2. Bij de beoordeling van deze provisionele eis moet worden vooropgesteld dat Fortis en MPS in de hoofdzaak nog geen conclusie van antwoord hebben genomen, zodat nog niet vooruitgelopen kan worden op hetgeen zij aldaar zullen aanvoeren en slechts kan worden uitgegaan van de stellingen en verweren die partijen tot op heden hebben ingenomen.
5.3. Tot op heden is niet bestreden de stelling van de curator dat de schade waarvoor Van de Meene aansprakelijk wordt gehouden – en waartoe zij jegens MPS bij vonnis van 16 maart 2005 is veroordeeld – wordt gedekt door de expediteursaansprakelijkheids¬verzekering bij Fortis. Uit de onder 2.7. vermelde faxbrief van mr. Te Pas volgt dat ook Fortis daarvan uitgaat, terwijl daaruit tevens blijkt dat Fortis in eerste instantie van plan was om hetgeen waartoe Van de Meene jegens MPS is veroordeeld over te maken op de faillissementsrekening.
Uit de onder 2.8 vermelde brief van mr. Besseling valt echter op te maken dat Fortis na overleg met MPS is teruggekomen op de toezegging om het bedrag waartoe Van de Meene jegens MPS was veroordeeld op de faillissementsrekening te (doen) storten. Uit deze brief blijkt dat Fortis in overleg met MPS deze beslissing heeft genomen naar aanleiding van de mededeling van de curator dat hij niet voornemens is de (gehele) schade-uitkering aan MPS door te betalen.
5.4. Nu gesteld noch gebleken is dat MPS het vonnis van 16 maart 2005 reeds heeft geëxecuteerd, is Fortis in beginsel gehouden om haar verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst jegens Van de Meene na te komen. Daarbij is niet van belang of MPS of haar verzekeraar (reeds) een vordering ter verificatie bij de curator heeft ingediend, nu dit in een later stadium van het faillissement (nog) kan gebeuren. Een in strijd met deze verplichting gemaakte afspraak tussen MPS en Fortis tot een rechtstreekse betaling van onder de expediteursaansprakelijkheidsverzekering bij Fortis gedekte schade die MPS door toedoen van Van de Meene heeft geleden, kan daaraan niet afdoen. MPS kan immers geen eigen recht uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst tegen Fortis doen gelden.
5.5.Fortis en MPS hebben tot op heden niet (voldoende, laat staan voldoende gemotiveerd) weersproken dat zij afspraken hebben gemaakt over betaling van Fortis aan MPS buiten de boedel om. Zij hebben immers uitdrukkelijk in het midden gelaten of een overeenkomst is gesloten tussen partijen. Daarbij hebben zij verklaard dat er tussen partijen een vaststellingsovereenkomst kan zijn gesloten. Betwist is slechts dat MPS al betalingen heeft ontvangen van Fortis.
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken moet worden geoordeeld dat de curator voorlopig geen belang heeft bij zijn provisionele vordering, omdat er voorlopig van moet worden uit gegaan dat de gewraakte afspraak tussen MPS en Fortis bestaat. De vraag of er daadwerkelijk op basis van deze afspraak betalingen door Fortis aan MPS zijn gedaan is voor de beoordeling van de vordering van de curator in de hoofdzaak niet van belang.
5.6.Het vorenstaande leidt tot afwijzing van de provisionele eis van de curator.
5.7. De zaak wordt verwezen naar de rol opdat in de hoofdzaak verder geprocedeerd kan worden.
5.8.De beslissing over de in het incident gevallen proceskosten zal worden aangehouden tot het in de hoofdzaak te wijzen eindvonnis.
5.9. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
wijst de provisionele vordering van de curator af;
verwijst de zaak naar de rol van 18 april 2007 voor het nemen van een conclusie van antwoord door Fortis en MPS;
houdt iedere verdere beslissing aan
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Vergunst, C. Hoogland en S.B. Boorsma en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2007.