Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
Rolnummer: 74633 / HA ZA 05-1347
Uitspraak: 12 juli 2006
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KUIKEN HYTRANS B.V.,
gevestigd te Lemmer,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat mr. I. de Graaff-Cuyk te Zwolle,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B. SCHIPPER APELDOORN B.V.,
gevestigd te Beemte-Broekland,
2. [gedaagde B],
wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. J.M.T. Coffeng.
Partijen zullen hierna Kuiken en Schipper B.V. en [gedaagde B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 maart 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 30 mei 2006, waaruit blijkt dat Kuiken een
akte wijziging eis heeft genomen alsmede een conclusie van antwoord in
reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Schipper B.V. heeft in 2004 bij Rodijk Bouwmachines te Vaassen (hierna: Rodijk) machines besteld voor het inrollen van betonvloeren. Rodijk heeft daartoe onderdelen besteld bij Kuiken. Kuiken heeft de betreffende onderdelen aan Rodijk geleverd. Rodijk heeft de onderdelen afgenomen. Kuiken heeft ter zake aan Rodijk een factuur, met het [factuurnummer] d.d. 19 januari 2005 ad € 16.821,49 (inclusief BTW) gezonden. De vervaldatum van deze factuur is 18 februari 2005.
2.2. Bij brief van 21 januari 2005 heeft Schipper B.V. aan Kuiken het volgende medegedeeld: “Hiermede verklaren wij garant te staan voor [factuurnummer] met het bedrag groot Euro 16.821,49, indien de onderdelen worden geleverd en afgenomen.
Overeengekomen tussen u en Rodijk Bouwmachines.
B. Schipper Apeldoorn BV
B. Schipper.“
2.3. Rodijk is op 1 september 2005 in staat van faillissement verklaard.
2.4. Kuiken heeft bij brief van 7 september 2005 onder verwijzing naar voormelde garantstelling -tevergeefs- jegens Schipper B.V. aanspraak gemaakt op betaling van onder meer een bedrag van € 16.821,49.
2.5. Kuiken heeft op 21 november 2005 ten laste van Schipper B.V. conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de Rabobank. Dit beslag is opgeheven nadat Schipper B.V. op 29 november 2005 ten behoeve van Kuiken vervangende zekerheid had doen stellen in de vorm van een bankgarantie.
2.6. Kuiken heeft op 21 november 2005 ten laste van [gedaagde B] conservatoir beslag gelegd op de in de beslagstukken omschreven -aan [gedaagde B] in eigendom toebehorende- woning c.s.
3. De vordering in conventie
3.1. Kuiken vordert -na wijziging van eis- dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Schipper B.V. en [gedaagde B] hoofdelijk zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 16.821,49, althans een zodanig bedrag dat de rechtbank in goede justitie meent dat behoort, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2005, althans 2 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten ad
€ 902,--, met veroordeling van Schipper B.V. en [gedaagde B] in de kosten van het geding, waaronder uitdrukkelijk begrepen de kosten van beslaglegging.
3.2. Kuiken legt aan haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Kuiken leverde alleen nog maar onder rembours of contante betaling aan Rodijk. Toen Rodijk geen geld meer had stelden Schipper B.V. en [gedaagde B] zich garant voor betaling van de factuur. Indien die zekerheid niet zou zijn geboden zou Kuiken niet meer leveren. Er is sprake van een garantstelling als zekerheid in de zin van artikel 6:51 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Kuiken heeft de betreffende onderdelen aan Rodijk geleverd. De geleverde onderdelen waren conform de specificaties van Rodijk. Rodijk heeft de onderdelen afgenomen, zodat de in de garantstelling genoemde voorwaarde in vervulling is gegaan. Rodijk heeft de factuur niet betaald.
Op grond van de garantstelling zijn zowel Schipper B.V. als [gedaagde B] gehouden om aan haar een bedrag van € 16.821,49 te betalen.
Op grond van artikel 6:51 lid 2 BW moest de zekerheid zodanig zijn dat Kuiken zonder moeite verhaal kan nemen, en vallen ook rente en kosten daaronder. Dat was de bedoeling van partijen.
De wettelijke rente loopt vanaf de vervaltermijn van de betreffende factuur, althans vanaf de dag der dagvaarding.
De buitengerechtelijke kosten in verband met het treffen van een mogelijke betalingsregeling en aanmaningen tot betaling moeten worden begroot op 2 punten van het toepasselijke liquidatietarief.
4. Het verweer in conventie
4.1. Schipper B.V. en [gedaagde B] concluderen dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Kuiken niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans haar deze zal ontzeggen met haar veroordeling in de kosten van het geding.
4.2. Schipper B.V. en [gedaagde B] voeren de navolgende verweren aan.
Er is sprake van een overeenkomst van borgtocht. Alleen Schipper B.V. heeft zich jegens Kuiken als borg verbonden. [gedaagde B] heeft de betreffende brief alleen in diens hoedanigheid van bestuurder van Schipper B.V. ondertekend. Voor het geval dat aangenomen wordt dat ook [gedaagde B] zich als borg heeft verbonden, heeft de echtgenote van [gedaagde B] bij exploot van 23 februari 2006 wegens het ontbreken van haar toestemming de vernietiging van de borgstelling ingeroepen.
Rodijk heeft in overleg met Kuiken gearrangeerd dat Schipper B.V. garant zou staan om ten aanzien van diens betalingsverplichting enkele dagen doch hoogstens enkele weken respijt te verkrijgen. Binnen die context heeft Schipper B.V. zich dan ook willen verbinden. Schipper B.V. gaat er ook vanuit dat Rodijk Kuiken ook heeft geïnformeerd over hetgeen Rodijk aan Schipper B.V. had laten weten. Door het verstrijken van de tijd en het stilzitten en stilzwijgen van Kuiken is Schipper B.V. van haar verplichting jegens Kuiken bevrijd.
Van een sommatie zijdens Kuiken aan Rodijk om te betalen is nimmer sprake geweest, laat staan van een mededeling daarvan aan Schipper B.V. op de voet van artikel 7: 855 lid 2 BW. Op grond van artikel 7: 855 lid 1 BW, althans op grond van beginselen van redelijkheid en billijkheid, is Schipper B.V. niet gehouden de verplichting uit hoofde van borgtocht na te komen.
Kuiken zou er voor zorgen dat de betreffende machine (de Romacho 350) werd afgesteld, hetgeen inhield dat de lasergestuurde hydrauliek werd getuned om er voor te zorgen dat deze machine kon doen waarvoor hij ontworpen was. De motoren en de wijze van besturing zijn door Kuiken onvoldoende en onjuist berekend en geleverd, waardoor er jegens Rodijk sprake was van een ondeugdelijke leverantie. Kuiken is verwijtbaar tekort geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens Rodijk. Op grond daarvan had Rodijk een opschortingsrecht, welk recht Rodijk zal hebben ingeroepen. Rodijk is niet in verzuim geraakt.
Op Kuiken rustte de plicht om Schipper B.V. te informeren wanneer zij niet binnen het gegeven respijt betaling van Rodijk zou hebben ontvangen. Schipper B.V. heeft in de weken na 21 januari 2005 niets meer van Kuiken gehoord, zodat zij aannam dat Rodijk had betaald. Eerst bij brief van 7 september 2005 vernam zij van Kuiken dat Rodijk niet zou hebben betaald. Schipper B.V. wist dit ook niet uit eigen hoofde. Door stil te zitten en/of Schipper B.V. niet te informeren is zij niet in de gelegenheid geweest verhaal op Rodijk te nemen op een moment dat dat nog resultaat zou hebben gehad, te weten in of omstreeks januari en februari 2005. De schade van Schipper B.V. bestaat in het deel van haar regresvordering op Rodijk dat bij de vereffening in diens faillissement niet voldaan zal worden. Schipper B.V. komt dan ook een opschortingsrecht toe.
Betwist wordt dat Kuiken voorafgaand aan de onderhavige procedure buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt.
Met Kuiken is niet overeengekomen dat Schipper B.V. vanaf 18 februari 2005 vertragingsrente verschuldigd is. Van een rechtens relevante sommatie is nimmer sprake geweest. Aan de brief van Kuiken d.d. 7 september 2005 kan niet het karakter van een ingebrekestelling worden toegekend.
Met betrekking tot het beslag op de woning geldt dat er geen gevaar voor verduistering bestond.
Zij verzetten zich tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. Zij lopen daardoor een niet te billijken restitutierisico, hetgeen kan worden afgedekt door aan de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad de verplichting tot het stellen van zekerheid te verbinden.
5. De vordering in reconventie
5.1. Schipper B.V. en [gedaagde B] vorderen dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Kuiken zal veroordelen om aan Schipper B.V. te voldoen € 100,--, te vermeerderen met € 125,-- per kwartaal over de periode vanaf 29 november 2005 tot de dag waarop door de rechtbank in conventie eindvonnis zal zijn gewezen en voorts Kuiken zal veroordelen om aan Schipper B.V. te vergoeden de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met rente als naar de wet vanaf 7 september 2005 en tot slot Kuiken zal veroordelen om binnen acht dagen nadat ten deze vonnis zal zijn gewezen door te doen halen dan wel op te doen heffen het bewarend beslag d.d. 21 november 2005 gelegd op het aan [gedaagde B] in eigendom toebehorend registergoed, een en ander met veroordeling van Kuiken in de kosten van het geding.
5.2. Schipper B.V. en [gedaagde B] leggen aan hun vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Kuiken is verwijtbaar tekortgeschoten in haar verplichtingen door Schipper B.V. niet tijdig en volledig te informeren over het uitblijven van betaling op meergemelde factuur, waardoor Schipper B.V. schade heeft geleden, welke bestaat in dat deel van haar regresvordering op Rodijk dat bij de vereffening in diens faillissement niet voldaan zal worden. De in een schadestaatprocedure op te maken schade dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente vanaf 7 september 2005.
Kuiken heeft geen vordering op Schipper B.V., zodat het ten laste van Schipper B.V. onder de Rabobank gelegde beslag onrechtmatig is. De met de bankgarantie gemoeide kosten (€ 100,-- eenmalig en € 125,-- per kwartaal) dient Kuiken aan Schipper B.V. te vergoeden.
Kuiken heeft geen vorderingsrecht op [gedaagde B] en ten tijde van het verzoek tot verlof om beslag op zijn woning te leggen bestond er geen gevaar van verduistering. Kuiken is verplicht het beslag door te halen.
6. Het verweer in reconventie
6.1. Kuiken concludeert dat de rechtbank Schipper B.V. en [gedaagde B] niet-ontvankelijk zal verklaren in hun vorderingen, althans hun deze zal ontzeggen met hun veroordeling in de kosten van het geding, waaronder uitdrukkelijk begrepen de kosten van het beslag.
6.2. Op het verweer van Kuiken zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.
7. De beoordeling
in conventie
7.1. Schipper B.V. en [gedaagde B] hebben zich niet verzet tegen de wijziging van eis, zodat op basis daarvan recht zal worden gedaan.
7.2. De hiervoor sub 2.2. bedoelde brief is opgesteld op briefpapier van
“B. Schipper Apeldoorn BV”. Deze brief is door [gedaagde B], directeur van Schipper B.V., onmiskenbaar ondertekend namens Schipper B.V. Daarmee is niet gezegd dat [gedaagde B] zich in die brief naast Schipper B.V. persoonlijk heeft gebonden. In ieder geval mocht Kuiken daar -ondanks het gebruik van het woord “wij”- niet van uit gaan. Dit brengt met zich dat Kuiken in zijn vordering jegens [gedaagde B] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Kuiken dient in de aan de zijde van [gedaagde B] gevallen kosten te worden veroordeeld, welke kosten op nihil worden begroot.
7.3. Anders dan Kuiken heeft gesteld wordt de relatie tussen haar en Schipper B.V. niet beheerst door het bepaalde in artikel 6:51 BW. Van zekerheidstelling als bedoeld in deze wetsbepaling is sprake indien het stellen van zekerheid voortvloeit uit de wet, maar in geen geval indien de verplichting tot het stellen van zekerheid -zoals hier- berust op een overeenkomst.
7.4. In de overeenkomst tussen Kuiken en Schipper B.V. heeft Schipper B.V. zich -doordat de factuur waar het hier om gaat staat vermeld in de brief van
21 januari 2005- onmiskenbaar verbonden om dezelfde prestatie te verrichten als die welke Rodijk krachtens haar overeenkomst met Kuiken moest verrichten. Hierdoor dient de rechtsverhouding tussen Kuiken en Schipper B.V. gekwalificeerd te worden als een overeenkomst van borgtocht als bedoeld in artikel 7:850 lid 1 BW. Het feit dat in de brief van 21 januari 2005 wordt gesproken van garantstelling doet daaraan niet af, omdat de wezenlijke inhoud en niet de bewoording beslissend is voor het rechtskarakter van een overeenkomst.
7.5. In de brief van 21 januari 2005 is geen tijdslimiet verbonden aan de periode waarbinnen Schipper B.V. zich borg wenste te stellen. Het moge zo zijn dat [gedaagde B] B.V. er op grond van de inhoud van de door Schipper B.V. als productie 2 overgelegde brief van Rodijk d.d. 21 januari 2005 vanuit ging dat Rodijk niet méér dan een tijdelijk “cashflow-probleem” had, dit is niet relevant in haar relatie tot Kuiken. Dit zou mogelijk anders kunnen zijn indien tussen Kuiken en Rodijk zou zijn besproken dat de borgstelling van Schipper B.V. slechts voor enkele weken gold, maar daarvan kan in deze niet worden uitgegaan. Schipper B.V. heeft in dit verband niet méér gesteld dan dat zij er van uit gaat dat Rodijk Kuiken ook heeft geïnformeerd over hetgeen Rodijk aan Schipper B.V. had laten weten.
Door het enkele tijdsverloop is de borgstelling -anders dan Schipper B.V. heeft gesteld- dan ook niet vervallen.
7.6. Schipper B.V. heeft gesteld dat nog geenszins vaststaat dat na te melden factuur (volledig) onbetaald is gebleven. Kuiken heeft daarop verwezen naar de inhoud van de door haar bij conclusie van antwoord in reconventie als productie 6 overgelegde brief van de curator in het faillissement van Rodijk d.d. 15 mei 2006, waaruit blijkt dat de vordering van Kuiken (met inbegrip van de vordering welke is belichaamd in de ten processe bedoelde factuur) is geplaatst op de lijst van voorlopig erkende concurrente crediteuren. Hierop heeft Schipper B.V. bij gelegenheid van de comparitie van partijen niet meer gereageerd, zodat er in deze van wordt uitgegaan dat de factuur in het geheel onbetaald is gebleven.
7.7. De vervaldatum van de factuur met [factuurnummer] is
18 februari 2005. Gesteld noch gebleken is dat Rodijk zich jegens Kuiken reeds voor 18 februari 2005 op een opschortingsrecht heeft beroepen (omdat de door Kuiken geleverde onderdelen voor de machine naar de mening van Rodijk niet aan de overeenkomst beantwoordden en die onderdelen te laat zijn geleverd). Door de factuur niet uiterlijk op 18 februari 2005 (een fatale termijn) te betalen, verkeerde Rodijk -zoals Kuiken heeft gesteld- derhalve (zonder dat daarvoor een ingebrekestelling was vereist) in schuldeisersverzuim. Om die reden komt Rodijk, zo zij al tegenover Kuiken een beroep op opschorting zou hebben gedaan (in het kader van de onderhavige procedure is daarvan niet gebleken), geen beroep op opschorting toe. De vraag of Kuiken jegens Rodijk is tekortgeschoten behoeft dan ook in het kader van de onderhavige procedure geen bespreking.
7.8. Daar waar Rodijk op 18 februari 2005 reeds van rechtswege in verzuim verkeerde, was -zoals hiervoor reeds is overwogen- een ingebrekestelling nadien zijdens Kuiken niet vereist, zodat een mededeling van de schuldeiser aan de borg als bedoeld in artikel 7:855 lid 2 BW hier niet aan de orde is. Aan het ontbreken van een dergelijke mededeling kan Schipper B.V. dan ook geen valide argument ontlenen voor haar stelling dat zij niet tot nakoming jegens Kuiken gehouden is. Schipper B.V. heeft in dit verband mede beroep gedaan op de beginselen van redelijkheid en billijkheid, maar dat beroep gaat niet op, nu dit beroep kennelijk is gebaseerd op de
-onjuiste- stelling dat de borgstelling slechts voor een korte termijn zou gelden.
7.9. De volgende vraag die -gelet op het verweer van Schipper B.V.- voorligt is of Kuiken Schipper B.V. eerder dan bij brief van 7 september 2005 had moeten laten weten dat Rodijk de ten processe bedoelde factuur niet had betaald.
7.10. Daar waar de vervaltermijn van bedoelde factuur 18 februari 2005 is, kan Rodijk vóór evengenoemde datum niet tekortschieten in haar betalingsverplichting jegens Kuiken, zodat eerst met ingang van 19 februari 2005 voor Kuiken eventueel gehoudenheid zou kunnen ontstaan om Schipper B.V. van de non-betaling door Rodijk op de hoogte te stellen. De wetgever heeft op de schuldeiser evenwel niet de verplichting gelegd om aan de borg onverwijld mededeling te doen van het tekortschieten van de schuldenaar en evenmin om onverwijld van de borg betaling te verlangen. Met andere woorden: de schuldeiser mag ook, ondanks het verzuim van zijn schuldenaar, de schuldenaar in de gelegenheid stellen alsnog na te komen en eerst indien duidelijk is dat betaling niet te verwachten is de borg aanspreken. Wat daarvan ook zij, nu Schipper B.V. zelf heeft aangevoerd dat zij zich in de maanden na januari 2005 frequent met Rodijk heeft verstaan aangaande diens leveringsplicht, had zij Rodijk vanaf medio februari 2005 ook kunnen vragen of zij de betreffende factuur had betaald. In de notitie ten behoeve van partijen is namens Schipper B.V. ter comparitie aangevoerd dat Schipper B.V. van Rodijk in voormelde contacten nooit heeft vernomen dat de betreffende factuur nog steeds niet was voldaan, hetgeen er op wijst dat Schipper B.V. niet zelf aan Rodijk heeft gevraagd of de factuur al betaald was. Ter comparitie heeft Schipper verklaard: “Ik heb contact gehad met Rodijk naar aanleiding van de garantstelling. Hij gaf mij aan dat alles in orde was en dat hij de machine bij Kuiken kon ophalen.” Die verklaring is niet toereikend voor de in die verklaring besloten liggende conclusie dat Rodijk in strijd met de waarheid aan Schipper B.V. zou hebben medegedeeld dat de betreffende factuur aan Kuiken was betaald, nog daargelaten dat uit die verklaring niet blijkt wanneer Schipper met Rodijk over de garantstelling heeft gesproken. Dit laatste is wel van belang, daar waar Schipper B.V. zich op het standpunt stelt dat, indien zij omstreeks januari/februari 2005 had geweten dat Rodijk de factuur niet betaalde, zij nog met succes verhaal op Rodijk zou hebben kunnen nemen (conclusie van antwoord onder 8.).
Bij deze stand van zaken dient er van uitgegaan te worden dat Schipper B.V.
-ofschoon zij daartoe in de gelegenheid is geweest- zich niet tijdig op de hoogte heeft gesteld van het betalingsgedrag van Rodijk betreffende de ten processe bedoelde factuur. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat Kuiken in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld door Schipper B.V. eerst in een later stadium op de hoogte te stellen van het feit dat Rodijk de factuur niet betaald had.
Indien en voor zover eerdere wetenschap van non-betaling voor Schipper B.V. voor haar verhaalspositie nog relevant zou kunnen zijn, hetgeen door Kuiken overigens gemotiveerd is bestreden, dan dient de schade die Schipper B.V. mogelijk (het faillissement van Rodijk is nog niet afgewikkeld) zal lijden doordat zij te laat wist dat Rodijk niet betaalde, voor haar eigen rekening te blijven.
Aan Schipper B.V. komt in deze dan ook geen opschortingsbevoegdheid toe.
7.11. Het vorenoverwogene brengt met zich dat Schipper B.V. ten onrechte geen gevolg heeft gegeven aan het bij brief van 7 september 2005 gedane betalingsverzoek van Kuiken voor zover dit betrekking heeft op de betreffende factuur ad € 16.821,49.
7.12. Schipper B.V. is slechts wettelijke rente verschuldigd over het tijdvak dat zij zelf in verzuim is. De in artikel 7:856 lid 1 BW omschreven uitzondering doet zich hier niet voor. Dit brengt met zich dat de wettelijke rente -bij gebreke van een aanzegging daarvan in voormelde brief van 7 september 2005- slechts toewijsbaar is vanaf de dag der dagvaarding: 2 december 2005.
7.13. Kuiken is uiterst vaag gebleven met betrekking tot de door haar gestelde buitengerechtelijke incassokosten. Tegenover de gemotiveerde betwisting zijdens Schipper B.V. heeft Kuiken geen nadere feitelijke onderbouwing gegeven van haar stelling. De vordering is dan ook voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten niet voor toewijzing vatbaar.
7.14. Schipper B.V. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Kuiken op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 71,93
- vast recht € 370,00
- salaris procureur € 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.345,93
7.15. Kuiken heeft tevens de kosten van beslaglegging teruggevorderd. Dit onderdeel van de vordering is niet voor toewijzing vatbaar. Met betrekking tot het ten laste van Schipper B.V. gelegde beslag onder de Rabobank niet, omdat niet gebleken is dat Kuiken de inleidende dagvaarding (tijdig) heeft betekend aan de Rabobank en artikel 721 Rv die eis van betekening op straffe van nietigheid van het beslag stelt.
Het ten laste van Schipper gelegde beslag is onrechtmatig, omdat Kuiken uit hoofde van de borgtocht geen vordering op [gedaagde B] heeft.
7.16. Het vonnis zal als gevorderd uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zonder daaraan de eis van zekerheidstelling te verbinden. Immers, daar waar het om betaling van een geldsom gaat wordt Kuiken vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben. Schipper B.V. heeft het door haar gestelde restitutierisico -na de gemotiveerde betwisting van de zijde van Kuiken- niet geconcretiseerd, zodat de in deze vereiste belangenafweging in het voordeel van Kuiken uitvalt.
in reconventie
7.17. Hetgeen hiervoor in conventie is overwogen geldt, voor zover van belang, als hier herhaald.
7.18. Op grond daarvan wordt geoordeeld dat niet gezegd kan worden dat Kuiken verwijtbaar tekortgeschoten is door Schipper B.V. niet tijdig en volledig te informeren over het uitblijven van betaling door Rodijk c.q. is het aan Schipper B.V. zelf te wijten dat zij van die non-betaling -vanuit haar optiek bezien- te laat op de hoogte kwam. Mocht blijken dat Schipper B.V. haar regresvordering niet (ten volle) betaald krijgt, dan komt dat voor haar rekening en risico. Tot schadevergoeding ter zake is Kuiken dan ook niet gehouden.
7.19. Aan het ten laste van Schipper B.V. onder de Rabobank gelegde beslag ligt een deugdelijke vordering ten grondslag. De kosten van de vervangende zekerheid dienen dan ook voor rekening van Schipper B.V. te blijven.
7.20. Het ten laste van Schipper gelegde beslag ontbeert een deugdelijke grondslag, zodat dat beslag voor opheffing in aanmerking komt. [gedaagde B] heeft gevorderd dat Kuiken het gelegde beslag op zijn woning dient op te heffen. De vordering wordt aldus verstaan, dat [gedaagde B] vordert dat het beslag door de rechter wordt opgeheven. Zoals de Hoge Raad reeds op 18 oktober 1991 heeft uitgemaakt (NJ 1992/4), dient daaraan op praktische gronden de voorkeur te worden gegeven. De uitvoering van het vonnis kan anders, bijvoorbeeld indien de beslaglegger tot opheffing onwillig of niet in staat is, nodeloze complicaties ondervinden.
7.21. Schipper B.V. en [gedaagde B] dienen als grotendeels in het ongelijk gesteld te worden veroordeeld in de aan de zijde van Kuiken gevallen proceskosten. De rechtbank begroot deze kosten op € 452,-- ( 2 punten x 0,5 x tarief € 452,00).
8. De beslissing
De rechtbank
in conventie
8.1. verklaart Kuiken in haar vordering jegens [gedaagde B] niet-ontvankelijk,
8.2. veroordeelt Kuiken in de aan de zijde van [gedaagde B] gevallen proceskosten, tot op heden begroot op nihil,
8.3. veroordeelt Schipper B.V. om aan Kuiken te betalen een bedrag van € 16.821,49 (zestienduizend achthonderd eenentwintig euro en negenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 2 december 2005 tot de dag van volledige betaling,
8.4. veroordeelt Schipper B.V. in de proceskosten, aan de zijde van Kuiken tot op heden begroot op € 1.345,93,
8.5 verklaart dit vonnis in conventie voor wat betreft het dictum onder 8.3. en 8.4. uitvoerbaar bij voorraad,
8.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.7. heft op het op 21 november 2005 op verzoek van Kuiken ten laste van [gedaagde B] gelegde conservatoir beslag op de onroerende zaak, zijnde een woning, erf en tuin, staande en gelegen te (7341 PC) Beemte-Broekland, aan de Beemterweg 37, kadastraal bekend als gemeente Apeldoorn, sectie E, nummer 4081, groot 31 are en 15 centiare,
8.8 veroordeelt Schipper B.V. en [gedaagde B] in de proceskosten, aan de zijde van Kuiken tot op heden begroot op € 452,00,
8.9 verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad, uitsluitend voor wat betreft het dictum sub 8.7.,
8.10. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Hoogland en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2006.