ECLI:NL:RBZUT:2005:AV1394
Rechtbank Zutphen
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijstandsuitkering op basis van inkomen en vermogen van pleegkinderen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zutphen op 29 november 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een bijstandsuitkering ontving op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb), had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar uitkering per 1 september 2005. De gemeente Apeldoorn had deze beëindiging gerechtvaardigd door te stellen dat verzoekster niet langer in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeerde, omdat zij maandelijks wezenuitkeringen ontving voor haar pleegkinderen en ook beschikte over tegoeden op bankrekeningen van deze kinderen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de kinderen van verzoekster niet als eigen kinderen of stiefkinderen kunnen worden aangemerkt, maar als pleegkinderen. Dit is van belang omdat de wetgever in de Wwb pleegkinderen uitdrukkelijk niet als 'kind' heeft willen aanmerken voor de toepassing van de wet. Hierdoor kan het bestreden besluit in een bodemprocedure naar verwachting geen stand houden. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster door de beëindiging van haar bijstandsuitkering in financiële problemen zou komen, aangezien zij geen zelfstandige inkomsten meer had en gedwongen werd om gelden die zij als voogdes beheerde voor privédoeleinden aan te wenden.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de bijstandsuitkering van verzoekster, indien de gemeente dit nodig acht, op voorschotbasis wordt voortgezet. Tevens is bepaald dat de gemeente Apeldoorn het door verzoekster betaalde griffierecht van € 37,00 aan haar vergoedt. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van de Wwb met betrekking tot pleegkinderen en de gevolgen voor de bijstandsverlening.