ECLI:NL:RBZUT:2005:AU7454

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
64820 / HA ZA 04-1026
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen wegens inbreuk op auteursrecht en Databankenwet

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, vorderde de eiseres, een besloten vennootschap, dat de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, zich zou onthouden van het verstrekken van informatie uit haar agrarische database aan derden. De eiseres stelde dat de gedaagde inbreuk maakte op haar auteursrecht en de rechtsbescherming die zij genoot op basis van de Databankenwet. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet de rechthebbende was van het auteursrecht op de database, omdat zij niet de maker was en er geen bewijs was dat het auteursrecht aan haar was overgedragen. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet onrechtmatig had gehandeld, omdat zij toestemming had gekregen van de oorspronkelijke eigenaar van de database om deze te gebruiken.

De procedure begon met een dagvaarding op 14 september 2004, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis en een comparitie van partijen. De eiseres had eerder een overeenkomst met de oorspronkelijke eigenaar van de database, waarin was bepaald dat de rechten niet overdraagbaar waren aan derden. De rechtbank oordeelde dat de overdracht van rechten aan de eiseres in strijd was met deze bepaling, waardoor de eiseres geen vorderingen kon baseren op wanprestatie van de gedaagde jegens de oorspronkelijke eigenaar.

De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet aansprakelijk was voor het verstrekken van gegevens aan derden, omdat de eiseres niet kon aantonen dat zij de rechten op de database had verworven. De rechtbank hield de beslissing aan voor bewijslevering over de vraag of de gedaagde inbreuk maakte op de rechten van de eiseres op basis van de Databankenwet. De zaak werd naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
Rolnummer: 64820 / HA ZA 04-1026
Uitspraak: 30 november 2005
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [plaatsnaam],
eiseres,
procureur mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat mr. E.J. Westerhuis te Lelystad,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam gedaagde],
gevestigd te [plaatsnaam 2],
gedaagde,
procureur mr. E.G.M. Wiggers,
advocaat mr. P.M. Gunning te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 september 2004
- de conclusie van antwoord
- het tussenvonnis van 12 januari 2005
- het proces-verbaal van de op 18 april 2005 gehouden comparitie van partijen
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- een akte aan de zijde van [eiseres].
Ten slotte is vonni[firmanaam]ld.
De feiten
[firmanaam] (hierna: [firmanaam]) exploiteerde, onder de naam [onderdeel firma], een agrarische database met de naam: “[naam database]”, hierna ook: de database. De database bevatte informatie over agrarische bedrijven in Nederland. [firmanaam] stelde tegen betaling informatie uit de database aan derden ter beschikking, onder meer ten behoeve van mailingactiviteiten.
[firmanaam] heeft de onder 2.1 genoemde database voor f. 175.000,00 verkocht en geleverd aan [eiseres], die reeds een eigen agrarische database exploiteerde. De database bevatte ten tijde van de overeenkomst circa 74.000 records. [firmanaam] en [eiseres] hadden reeds eerder zaken met elkaar gedaan.
De tussen [firmanaam] en [eiseres] gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die onder meer de volgende bepalingen bevat:
“(...) 2. Artikel 2.
De overdracht en levering van de in artikel 1 bedoelde database zal plaatsvinden op de datum van ondertekening van deze overeenkomst zijnde 15 augustus 1997 (de Overdrachtsdatum).
De database zal aan [eiseres] ter beschikking worden gesteld in een zodanige vorm en op een zodanig medium, dat de desbetreffende gegevens probleemloos geïntegreerd kunnen worden in [eiseres]’s eigen database (...)
6. Artikel 6
(...)
6.4 Gedurende een periode van drie jaren te rekenen vanaf de Overdrachtsdatum, zal [firmanaam] (derhalve inclusief haar bedrijfsonderdelen) zich onthouden van activiteiten die concurrerend zijn aan de exploitatie van de onderwerpelijke database door [eiseres]. In voorkomende gevallen zal [firmanaam]/[onderdeel firma] derden doorverwijzen naar [eiseres]. (...)”
Op 1 augustus 1997 heeft [firmanaam] 69.774 adressen, bestaande uit NAW- en bedrijfsgegevens, uit de database voor een bedrag van f. 23.500,00 aan [gedaagde] verkocht. Op 21 augustus 1997 zijn de betreffende gegevens aan [gedaagde] geleverd.
In de algemene voorwaarden van [onderdeel firma] is onder meer het volgende bepaald:
“(...) Levering en gebruik
1. Alle door [onderdeel firma] geleverde informatie uit de Database is uitsluitend bestemd voor intern gebruik door de cliënt en dient nimmer op enigerlei wijze aan derden bekend te worden gemaakt, noch is het toegestaan deze informatie toe te vertrouwen aan derden, bijvoorbeeld adressenbureaus of andere bureaus uit de dienstverlenende sector, met uitzondering van direct marketing service organisaties die uitsluitend ten behoeve en in opdracht van cliënt de geleverde informatie beheren en/of verwerken.
(...)
Overdracht
Voor beide partijen geldt dat deze overeenkomst niet overdraagbaar is aan derden.(...)”
Tussen [firmanaam] en [eiseres] is een gerechtelijke procedure gevoerd voor de rechtbank Zwolle. In deze procedure heeft [eiseres] in reconventie schadevergoeding gevorderd omdat [firmanaam] haar verplichtingen uit de koopovereenkomst niet zou zijn nagekomen door de database nagenoeg tegelijkertijd aan [gedaagde] te verkopen en niet adequaat heeft gehandeld toen bleek dat [gedaagde] de database ook ten behoeve van derden gebruikte. In deze procedure is op 26 maart 2003 een vonnis gewezen.
[firmanaam] en [eiseres] hebben het tussen hen bestaande geschil in een vaststellingsovereenkomst beslecht, welke overeenkomst door [firmanaam] op 1 juli 2003 en door [eiseres] op 11 juli 2003 is ondertekend. In die overeenkomst is onder meer - voor zover van belang - het volgende bepaald:
“(...)2. [firmanaam] draagt hierbij al haar rechten voortvloeiend uit de tussen haar c.q. haar bedrijfsonderdeel [onderdeel firma] en [gedaagde] c.q. dier rechtsvoorganger op 21 augustus 1997 gesloten overeenkomst met betrekking tot de [naam database] aan [eiseres] over. Op deze overeenkomst waren de algemene voorwaarden van [onderdeel firma] van toepassing. Onder rechten wordt verstaan, alle rechten op [gedaagde], voor zover het betreft mogelijke overtredingen door [gedaagde] van bepalingen van de op voornoemde overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden.
3. Met de voldoening van het vorenstaande verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting voor al hetgeen zij uit hoofde van de onderhavige kwestie van elkaar (meenden) te vorderen te hebben. (...)”
Bij schrijven van 14 november 2003 heeft de raadsman van [eiseres] [gedaagde] op de hoogte gesteld van de overdracht van [firmanaam] aan [eiseres] en haar gesommeerd per ommegaande te stoppen met het aanbieden van adressen uit de database.
Het geschil
[eiseres] vordert dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. primair:
[gedaagde] zal veroordelen om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het verstrekken van informatie uit haar agrarische database aan derden c.q. gebruik van deze informatie ten behoeve van derden, onder meer in het kader van haar direct mailing activiteiten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding, althans op verbeurte van een dwangsom die de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
subsidiair:
[gedaagde] zal veroordelen om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het verstrekken van informatie aan derden uit haar agrarische database c.q. gebruik van deze informatie ten behoeve van derden, onder meer in het kader van haar direct mailing activiteiten, tot aan het moment dat zij door middel van deugdelijke bescheiden in rechte zal hebben aangetoond welke adressen en overige gegevens uit die database zij buiten de door [onderdeel firma] geleverde informatie, op eigen kracht heeft verworven en haar eigen database – voor zover voor aankoop van adressen van [onderdeel firma] al sprake was van enige relevante database – aldus zal hebben verschoond middels verwijdering van de gegevens van de [naam database], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding, althans op verbeurte van een dwangsom die de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
meer subsidiair:
[gedaagde] zal veroordelen om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het verstrekken van informatie aan derden betreffende alle door [onderdeel firma] geleverde informatie uit de [naam database] c.q. gebruik van deze informatie ten behoeve van derden, onder meer in het kader van haar direct mailing activiteiten, zulks op straffe zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding, althans op verbeurte van een dwangsom die de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
nog meer subsidiair:
[gedaagde] zal veroordelen om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het verstrekken van informatie aan derden betreffende de aan haar geleverde informatie uit de [naam database] c.q. gebruik van deze informatie ten behoeve van derden, onder meer in het kader van haar direct mailing activiteiten, tot aan het moment dat zij door middel van deugdelijke bescheiden in rechte zal hebben aangetoond welke adressen en overige gegevens uit die database zij buiten de door [onderdeel firma] geleverde informatie, op eigen kracht heeft verworven, zulks op straffe
van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding, althans op verbeurte van een dwangsom die de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
II. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de vervallen contractuele boete als genoemd in artikel 8.5 van de Algemene voorwaarden van [firmanaam] tot een bedrag van € 385.713,00, althans tot een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
III. [gedaagde] zal veroordelen tot vergoeding van de schade van [eiseres], nader bij staat op te maken en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van betekening van de dagvaarding, althans van een datum als door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
IV. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van de door [eiseres] gemaakte buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 650,00;
V. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, waaronder de kosten van de procureur en de advocaat;
en voorts bij wege van voorlopige voorziening voor de duur van het geding:
[gedaagde] zal veroordelen om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het verstrekken van informatie aan derden betreffende de aan haar geleverde informatie uit de [naam database] c.q. gebruik van deze informatie ten behoeve van derden, onder meer in het kader van haar direct mailing activiteiten, tot aan het moment dat zij door middel van deugdelijke bescheiden in rechte zal hebben aangetoond welke adressen en overige gegevens uit die database zij buiten de door [onderdeel firma] geleverde informatie, op eigen kracht heeft verworven, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding, althans op verbeurte van een dwangsom die de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
[eiseres] heeft aan haar vorderingen primair ten grondslag gelegd dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens [firmanaam] doordat zij gegevens uit de [naam database] aan derden ter beschikking heeft gesteld en in haar eigen database heeft opgenomen. [eiseres] heeft hierbij een beroep gedaan op de vaststellingsovereenkomst die zij met [firmanaam] heeft gesloten, meer in het bijzonder op de daarin opgenomen bepaling dat [firmanaam] al haar rechten voortvloeiend uit de tussen [onderdeel firma] en [gedaagde] in of omstreeks augustus 1997 gesloten overeenkomst met betrekking tot de [naam database] aan [eiseres] overdraagt.
Dit betoog kan niet worden gevolgd. Hiervoor is het volgende relevant.
In de algemene voorwaarden van [onderdeel firma], die volgens [eiseres] op de overeenkomst tussen [firmanaam] en [gedaagde] van toepassing zijn, is bepaald dat: “(...) deze overeenkomst niet overdraagbaar is aan derden”. Aangenomen moet worden dat hiermee is bedoeld dat de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten (tezamen met de daarmee samenhangende rechtsvorderingen) en verplichtingen door geen van partijen aan een derde in eigendom kunnen worden overgedragen. [eiseres] heeft weliswaar ter gelegenheid van de comparitie van partijen aangevoerd dat het artikel geldt voor in de plaats stelling qua uitvoering van een activiteit, doch nergens blijkt uit dat de betreffende bepaling in deze beperkte zin opgevat zou moeten worden.
[firmanaam] heeft dus in strijd met dit beding gehandeld door het vorderingsrecht terzake van de vergoeding van schade die zij heeft geleden door de wanprestatie van [gedaagde] jegens haar aan [eiseres] over te dragen. Een overdracht in strijd met een beding van niet-overdraagbaarheid levert niet slechts wanprestatie van de gerechtigde tot de vordering tegenover zijn schuldenaar op, maar het beding heeft ook ongeldigheid van die overdracht tot gevolg.
[eiseres] kan zich ter onderbouwing van haar vorderingen dus niet beroepen op wanprestatie van [gedaagde] jegens [firmanaam]. De overige stellingen en verweren die verband houden met dit punt kunnen dan ook buiten beschouwing blijven.
[eiseres] heeft haar vordering subsidiair gebaseerd op onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens haar. Hierbij heeft zij aangevoerd dat [eiseres] inbreuk maakt op haar auteursrecht, althans op de rechtsbescherming die zij uit hoofde van de Databankenwet geniet.
In tegenstelling tot hetgeen [gedaagde] heeft betoogd, leidt de omstandigheid dat de overdracht in strijd met het beding van niet-overdraagbaarheid heeft plaatsgevonden niet (ook) tot afwijzing van de vorderingen op de subsidiaire grondslagen. Hiervoor is van belang dat de geldigheid van de overdracht van [firmanaam] aan [eiseres] bij de beoordeling van de subsidiaire grondslag (een onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens [eiseres]) niet relevant is. De omstandigheid dat de overdracht van [firmanaam] aan [eiseres] ongeldig is betekent immers niet dat [gedaagde] niet onrechtmatig zou kunnen hebben gehandeld jegens [eiseres].
[gedaagde] heeft een beroep op rechtsverwerking gedaan, doch tevergeefs.
Het enkele feit dat [eiseres] al in november 1997 heeft laten weten dat zij er moeite mee had dat [gedaagde] direct mail activiteiten uitvoerde en daarna zeven jaar heeft gewacht met het treffen van rechtsmaatregelen levert geen toereikende grond voor het aannemen van rechtsverwerking op. Van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat [eiseres] haar aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van [gedaagde] onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval [eiseres] haar aanspraak alsnog geldend zou maken is niet gebleken. Het enkele feit dat het databestand door diverse opschoningen niet meer hetzelfde is als toen - zoals [gedaagde] heeft aangevoerd - levert niet een zodanige bijzondere omstandigheid op. Hiervoor is mede van belang dat de vorderingen van [eiseres] behelzen dat het [gedaagde] wordt verboden om - kort
samengevat - informatie uit haar agrarische database aan derden te verstrekken. Nu uit de door [gedaagde] aangevoerde feiten en omstandigheden niet blijkt dat de nakoming van dit verbod, indien toegewezen, tot problemen voor [gedaagde] zal leiden omdat de database in de loop van de jaren is aangepast en bijgewerkt, kan er niet worden gesproken van een onredelijke benadeling of verzwaring van de positie van [gedaagde].
Ook het beroep van [gedaagde] op een tussen [firmanaam] en [eiseres] gesloten vaststellingsovereenkomst van 12 oktober 1998 kan haar niet baten, nu deze overeenkomst er niet aan in de weg staat dat [eiseres] [gedaagde] aanspreekt op grond van onrechtmatige daad.
Voor zover [gedaagde] in dit verband tevens heeft aangevoerd dat er sprake is van rechtsverwerking omdat [firmanaam] heeft toegezegd geen rechtsmaatregelen jegens [gedaagde] te treffen terzake van het gebruik van de in 1997 geleverde adressen uit de databank, wordt ook aan dit betoog voorbijgegaan. Een toezegging van [firmanaam] aan [gedaagde] belet [eiseres] immers niet [gedaagde] aan te spreken op grond van onrechtmatig handelen.
Voor zover [gedaagde] tevens een beroep op afstand van recht heeft gedaan, wordt ook dit beroep verworpen. Afstand van een vorderingsrecht geschiedt immers door een overeenkomst tussen schuldeiser en schuldenaar, waarbij eerstgenoemde zijn vorderingsrecht prijsgeeft. Dat er in het onderhavige geval sprake is geweest van een dergelijke overeenkomst blijkt niet uit de door [gedaagde] gestelde feiten.
Van een onrechtmatig handelen wegens inbreuk op een auteursrecht kan geen sprake zijn. Tussen partijen staat vast dat de [naam database], naast namen en adressen van agrariërs, bedrijfsrelevante informatie over deze agrariërs, zoals gegevens over het soort bedrijf (rundvee, varkens, pluimvee, akkerbouw, tuinbouw) en de omvang van het bedrijf (stuks vee, hectares), bevat. Hiermee is de database op zichzelf slechts een verzameling van een aantal feitelijke gegevens die als zodanig voor bescherming op grond van de Auteurswet (Aw) niet in aanmerking komt. Dit zou slechts anders zijn indien de verzameling het resultaat is van een selectie die een persoonlijke visie van de maker tot uitdrukking brengt of, zoals het in artikel 3 lid 1 van de Europese Databankrichtlijn (Richtlijn 96/9/EG van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, Pb. 1996, L77/20) is geformuleerd, indien de databank door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormt.
Uit hetgeen naar voren is gebracht is niet op te maken dat het om zulk een selectie gaat. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] in dit verband heeft aangevoerd dat er een aantal controleadressen (dit zijn adressen van boeren die [eiseres] informeren als zij post ontvangen) en een aantal sleeper/fakeadressen (dat wil zeggen adressen waarin bewust fouten zijn aangebracht) in de database zijn opgenomen, dit alles om te kunnen traceren wie bepaalde adressen in de markt heeft uitgezet. Ook deze controleadressen en sleeper/fakeadressen zijn evenwel feitelijk en maken niet dat gezegd kan worden dat het bestand het resultaat is van een selectie waarin het subjectieve, persoonlijke karakter van de maker tot uitdrukking komt. Het bestand ontbeert derhalve de auteursrechtelijke bescherming van de Aw.
Hier komt bij dat gesteld noch gebleken is dat, zo er sprake zou zijn van auteursrecht, [eiseres] rechthebbende is. Omdat zij niet de maker van de database is, zou zij het auteursrecht kunnen verkrijgen door overdracht op de bij de wet voorziene wijze, dat wil zeggen door middel van een daartoe bestemde akte. Nergens blijkt evenwel uit dat het auteursrecht aan [eiseres] is overgedragen. Na betwisting door [gedaagde] heeft [eiseres] niet nader onderbouwd dat het auteursrecht aan haar is overgedragen. Uit de overeenkomst van 15 augustus 1997, waarbij [firmanaam] de database aan [eiseres] heeft verkocht en geleverd (productie 2 bij dagvaarding), blijkt op zichzelf niet van de uitdrukkelijke bedoeling van partijen om ook het auteursrecht over te dragen.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of, zoals [eiseres] meer subsidiair heeft gesteld, [gedaagde] inbreuk maakt op het databankrecht van [eiseres].
In dit verband is de Databankenwet (Dw) van belang, welke wet – kort samengevat – een producent van een databank bescherming biedt tegen het zonder zijn toestemming opvragen en hergebruiken van substantiële delen van zijn databank. Om in aanmerking te komen voor deze bescherming is onder meer vereist dat het gaat om een databank in de zin van artikel 1, lid 1 aanhef, onder a van de wet. Dit begrip wordt aldaar omschreven als: “een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering”.
Vast staat dat de [naam database] een verzameling is van gegevens die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk toegankelijk zijn.
Van belang is verder dat [eiseres], zoals zij onbetwist heeft gesteld, het databestand, thans bestaande uit 160.000 adressen, nog steeds actualiseert door middel van het bellen van zo’n 100.000 boeren op jaarbasis. Een dergelijke inspanning moet worden aangemerkt als een substantiële investering in de controle van de inhoud van de databank.
Vraag is vervolgens of [eiseres] aanspraak kan maken op de bescherming van de Dw. De Dw biedt bescherming aan de producent van een databank, maar de producent kan zijn rechten ingevolge artikel 2 lid 4 Dw juncto artikel 3:83 lid 3 BW overdragen.
[gedaagde] heeft niet, althans niet gemotiveerd betwist dat - zoals ook blijkt uit de door [eiseres] overgelegde overeenkomst tussen [firmanaam] en [eiseres] (productie 2 bij dagvaarding) - [firmanaam] de database op 15 augustus 1997 aan [eiseres] heeft geleverd. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat de database reeds vóór die datum aan haar was verkocht, te weten op 1 augustus 1997, doch heeft niet gesteld dat de database voor die datum aan haar was geleverd. Het betoog van [gedaagde] leidt derhalve niet tot de conclusie dat [firmanaam] ten tijde van de levering van de database aan [eiseres] beschikkingsonbevoegd was. Aangenomen moet derhalve worden dat [eiseres] rechthebbende op de database is.
Beoordeeld dient thans te worden of [gedaagde] inbreuk maakt op de aan [eiseres] toekomende rechten op grond van de Dw. Ingevolge het bepaalde in artikel 2 lid 1 Dw heeft de producent van een databank (althans - op grond van het bepaalde in lid 4 van dit artikel - zijn rechtsopvolger) het uitsluitende recht om toestemming te verlenen voor de volgende handelingen:
a) het opvragen of hergebruiken van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van de databank;
b) het herhaald en systematisch opvragen of hergebruiken van in kwalitatief of in kwantitatief opzicht niet-substantiële delen van de inhoud van een databank, voor zover dit in strijd is met de normale exploitatie van die databank of ongerechtvaardigde schade toebrengt aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank.
Onder opvragen wordt verstaan het permanent of tijdelijk overbrengen van de inhoud van een databank of een deel daarvan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm (artikel 1, lid 1, aanhef, onder c Dw). Hergebruiken is elke vorm van het aan het publiek ter beschikking stellen van de inhoud van een databank of een deel daarvan door verspreiding van exemplaren, verhuur, on line transmissie of transmissie in een andere vorm (artikel 1, lid 1, aanhef, onder d Dw).
[gedaagde] heeft niet gemotiveerd betwist dat zij de databank heeft vermengd met haar eigen agrarische databank en gegevens uit de database aan derden ter beschikking heeft gesteld. Het opnemen van de database in haar eigen bestand moet worden aangemerkt als opvragen in de zin van artikel 1, lid 1, aanhef onder c Dw, het ter beschikking stellen van gegevens uit de database aan derden geldt als hergebruiken in de zin van artikel 1, lid 1, aanhef onder d Dw .
Het verweer van [gedaagde] komt erop neer dat deze activiteiten geen inbreuk maken op de rechten van [eiseres] omdat zij op grond van de overeenkomst met [firmanaam] tot het opvragen en hergebruiken van het databestand gerechtigd was.
Zij heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het door haar opgevraagde deel, gelet op de gegevens die reeds in haar eigen databank aanwezig waren, niet is aan te merken als een substantieel deel van de inhoud van de database en dat zij de database slechts eenmalig heeft gebruikt om deze te matchen met haar eigen databank. Zij betwist verder dat [eiseres] schade lijdt door de handelingen van [gedaagde].
[gedaagde] heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat zij op grond van de overeenkomst met [firmanaam] gerechtigd was tot het opvragen en hergebruiken van het databestand onder meer overgelegd een ten overstaan van een notaris onder ede afgelegde verklaring van de heer [naam], die in 1997 werkzaam was bij [onderdeel firma] en contactpersoon is geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen [firmanaam] en [gedaagde] (productie 20 bij conclusie van antwoord). [naam] heeft onder meer verklaard dat [gedaagde] op grond van de contacten die zij met hem had erop mocht vertrouwen dat zij de gegevens die zij in 1997 van [onderdeel firma]/[firmanaam] heeft gekocht onbeperkt mocht gebruiken, dus ook aan derden ter beschikking mocht stellen in het kader van direct mail-activiteiten. De betwisting van [eiseres] heeft zich beperkt tot de stelling dat [naam] in een rapport en in interne memo’s anders heeft verklaard en dat [eiseres] (bedoeld zal zijn: [firmanaam]) en [naam] met een conflict uit elkaar zijn gegaan.
Op grond van het vorenstaande moet voorshands worden aangenomen dat [gedaagde] van [firmanaam] toestemming heeft gekregen tot het opvragen en hergebruiken van het databestand. [eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld tegenbewijs te leveren tegen deze aanname, zoals hierna in het dictum bepaald.
Nu [gedaagde] niet gemotiveerd heeft betwist dat zij de gehele databank heeft vermengd met haar eigen agrarische databank, staat hiermee vast dat zij de handeling heeft verricht zoals omschreven in artikel 2 lid 1 sub a Dw, dat wil zeggen de inhoud van de databank heeft opgevraagd. Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt, kan eerst na bewijslevering worden beoordeeld of er sprake is van een inbreuk op het databankrecht van [eiseres].
Vraag is nog of tevens sprake is van hergebruiken in de zin van artikel 2 lid 1 Dw. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] zal [eiseres] in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat het hergebruiken door [gedaagde] de gehele database betreft dan wel een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel gedeelte van die database (sub a), althans dat dit hergebruiken herhaaldelijk en systematisch geschiedt/is geschied en in strijd is met de normale exploitatie van die databank of ongerechtvaardigde schade toebrengt aan [eiseres] als rechthebbende van die databank (sub b).
Overwogen wordt dat hetgeen [eiseres] in punt 2 van haar akte uitlating producties naar voren heeft gebracht buiten beschouwing zal worden gelaten, nu het geen reactie op de producties van [gedaagde] betreft en [gedaagde] hierop niet heeft kunnen reageren.
Op de voet van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden bepaald dat tegen dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. Dit geldt ook voor de beslissing op de gevorderde voorlopige voorziening. Hiervoor is relevant dat - zoals is overwogen - bewijslevering nodig is om vast te stellen of [gedaagde] onrechtmatig gegevens uit de database hergebruikt.
De beslissing
De rechtbank
laat [eiseres] toe:
- tot het leveren van tegenbewijs tegen de aanname dat [gedaagde] met [firmanaam] is overeengekomen dat zij de database mag vermengen met haar eigen agrarische databank en gegevens uit deze database aan derden mag verstrekken;
- te bewijzen feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat het hergebruiken door [gedaagde] de gehele database betreft dan wel een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel gedeelte van die database, althans dat dit hergebruiken herhaaldelijk en systematisch geschiedt/is geschied en in strijd is met de normale exploitatie van die databank of ongerechtvaardigde schade toebrengt aan [eiseres] als rechthebbende van die databank;
bepaalt dat, zo [eiseres] het (tegen)bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, getuigen zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank, Martinetsingel 2 in Zutphen op een nader te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 14 december 2005 om partijen in de gelegenheid te stellen opgave te doen van het aantal en de personalia van de te horen getuigen bij (tegen)getuigenverhoor alsmede om de verhinderdata over de periode van 2 januari 2006 tot en met 2 mei 2006 over te leggen, voor welk overleggen geen uitstel zal worden verleend, derhalve ambtshalve peremptoir;
bepaalt dat tegen dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Hoogland en in het openbaar uitgesproken op
30 november 2005.
GR/CH