ECLI:NL:RBZUT:2005:AT0253

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/351 F
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instelling voorlopige crediteurencommissie in faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 4 maart 2005 uitspraak gedaan in het faillissement van de Duitse rechtspersoon Treu-Wert Grundstücksgesellschaft mbH. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. C.B. Gaaf en mr. E.M.A. Tromp, verzocht de rechtbank om het instellen van een voorlopige crediteurencommissie ex artikel 74 Faillissementswet (Fw) in het faillissement van de naamloze vennootschap N.V. Waarborgmij S.G.W.N., waarvan de curator mr. A.A.M. Spliet is. De verzoekster stelde dat een dergelijke commissie noodzakelijk was om de curator te adviseren bij het maken van moeilijke beslissingen, zoals het aanvaarden van een schikking of het starten van een bodemprocedure. Tevens werd aangevoerd dat de commissie zou kunnen bijdragen aan het verkrijgen van feitelijke informatie van crediteuren en het formaliseren van het overleg tussen de curator en de advocaten van Treu-Wert.

De curator heeft echter in zijn reactie op het verzoek aangegeven dat het instellen van een commissie niet geïndiceerd is. De rechter-commissaris, mr. R.M.A.G. van Valderen, heeft in zijn advies het verzoek eveneens afgewezen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het doel van de instelling van een (voorlopige) commissie is om de curator van advies te dienen en invloed uit te oefenen op de gang van zaken in het faillissement. De rechtbank concludeert dat de gronden van het verzoek niet voldoende zijn om een commissie in te stellen, aangezien het bestaande overleg tussen de curator en de raadslieden van Treu-Wert al volstaat. Bovendien is er geen bewijs dat de benoeming van een commissie in het belang van alle schuldeisers zou zijn, gezien de negatieve boedelpositie van SGWN en de kosten die gepaard gaan met het instellen van een commissie.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van Treu-Wert afgewezen, met de overweging dat de benoeming van een commissie niet in het belang van alle schuldeisers is.

Uitspraak

Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
Faillissementsnummer : 03/351 F
Uitspraak : 4 maart 2005
Beschikking van de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, op het verzoek van:
de rechtspersoon naar Duits recht
TREU-WERT GRUNDSTUCKGESELLSCHAFT MBH ,
gevestigd te Lüneburg (Duitsland)
verzoekster,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
advocaat : mr. E.M.A. Tromp te Venlo,
in het faillissenment van
de naamloze vennootschap
N.V. WAARBORGMIJ S.G.W.N.,
gevestigd te Zutphen,
curator: mr. A.A.M. Spliet.
Partijen worden hierna mede aangeduid als Treu-Wert en SGWN.
1. Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
?het op 14 februari 2005 ter griffie van deze rechtbank binnengekomen verzoekschrift
de op 17 februari 2005 aan de rechter-commissaris mr. R.M.A.G. van Valderen gerichte en ter griffie van deze rechtbank binnengekomen reactie van mr. Spliet het op 25 februari 2005 ter griffie van deze rechtbank binnengekomen advies ex artikel 65 Faillissementswet (Fw) van mr. R.M.A.G. van Valderen, rechter-commissaris.
2. Het verzoek
Treu-Wert verzoekt de rechtbank om in het faillissement van SGWN zo spoedig mogelijk over te gaan tot het instellen van een (voorlopige) crediteurencommissie ex art. 74 Fw, onder benoeming van Treu-Wert tot (enig) lid van deze commissie.
Aan haar verzoek heeft Treu-Wert de volgende redenen ten grondslag gelegd.
De curator staat in het faillissement voor de moeilijke beslissing een schikkingaanbod te aanvaarden of een bodemprocedure te beginnen. Het is van belang dat een voorlopige commissie hem hierbij met raad en daad bijstaat. Voorts speelt mogelijk bestuurdersaansprakelijkheid een rol. Crediteuren kunnen de curator van feitelijke informatie voorzien. Ten slotte deed de failliet veel zaken in Duitsland. Treu-Wert kan als Duitse vennootschap een brug slaan tussen SGWN en haar Duitse wederpartijen.
Het is wenselijk het informele overleg tussen de advocaten van Treu-Wert en de curator te formaliseren.
3. De reactie van de curator
De curator concludeert dat het instellen van een commissie als verzocht niet is geïndiceerd.
4. Het advies van de rechter-commissaris
De rechter-commissaris adviseert het verzoek af te wijzen.
5. De beoordeling
Het doel van de instelling van een (voorlopige) commissie is tweeledig. Enerzijds kan een dergelijke commissie de curator van advies dienen inzake technisch-commerciële zaken voor zover de curator deze kennis ontbeert en voorts komen aan de commissie bijzondere bevoegdheden toe die haar in staat stellen invloed uit te oefenen op de gang van zaken in het faillissement.
De gronden van het verzoek zien niet op het aanbod de curator te voorzien van technisch-commerciële kennis maar op het invloed verwerven van Treu-Wert op het beslissingsproces inzake een mogelijke schikking en (procedures inzake) bestuurdersaansprakelijkheid. In beide aangelegenheden bestaat thans blijkens de door de curator overgelegde bescheiden contact tussen hem en de raadslieden van Treu-Wert. Een commissie als verzocht zal in zoverre geen meerwaarde kunnen vertegenwoordigen, temeer nu uit het verzoekschrift niet blijkt dat het bestaande overleg niet volstaat en in het bijzonder niet dat behoefte zou bestaan aan de bijzondere bevoegdheden die aan een (voorlopige) commissie toekomen. De wet biedt voorts geen aanknopingspunt een commissie te benoemen teneinde het informeel overleg te formaliseren. Gelet op de reeds bestaande verhoudingen is er evenmin aanleiding een commissie in te stellen om een brug te slaan met de Duitse wederpartijen.
Een achterliggend doel van de regeling van artikel 74 Fw en volgende is bovendien dat de benoeming van de commissie geschiedt in het belang van alle schuldeisers. Nu enerzijds de boedel van SGWN negatief is en thans geen zicht is op verbetering van die omstandigheid en anderzijds de kosten, die gemoeid zullen zijn met het overleg met, de adviesaanvragen aan en de mogelijke uitoefening van bijzondere bevoegdheden door de commissie, ten laste van de boedel zullen komen, moet toewijzing van het verzoek geacht worden niet in het belang te zijn van alle schuldeisers.
DE BESLISSING
De rechtbank,
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D. Vergunst, C. Hoogland en Th.C.M. Willemse en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2005.