ECLI:NL:RBZUT:2005:AS2823

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
0311565 BESLU 258
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen onttrekking van wegen aan het openbaar verkeer door de gemeente Borculo

In deze zaak heeft de Stichting Wandelplatform-LAW beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente Borculo, waarbij een aantal wegen gedeeltelijk aan het openbaar verkeer werd onttrokken. De stichting, die zich inzet voor de belangen van wandelaars, stelde dat deze onttrekking in strijd was met haar doelstellingen en dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op 22 september 2004 op de juiste wijze was bekendgemaakt, maar dat de stichting ten onrechte niet als belanghebbende was aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de stichting, gezien haar statutaire doelstellingen, wel degelijk belang had bij de onttrekking van de wegen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de stichting. De uitspraak benadrukt het belang van de toegankelijkheid van wandelpaden en de rol van belangenbehartigers in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 0311565 BESLU 258
UITSPRAAK
in het geding tussen:
Stichting Wandelplatform-LAW, statutair gevestigd te Amsterdam, eiseres,
en
de raad van de gemeente Borculo, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 30 september 2003.
2. Feiten
Bij besluit van 27 maart 2003 heeft verweerder besloten een achttal wegen in de gemeente Borculo (gedeeltelijk) aan het openbaar verkeer te onttrekken in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet.
Bij brief van 28 mei 2003 heeft eiseres tegen vijf onttrekkingen bezwaar gemaakt.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften, het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat eiseres geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Procesverloop
Bij brief van 5 november 2003 heeft eiseres beroep ingesteld op de daarin vermelde gronden. Bij brief van 14 november 2003 heeft eiseres nadere stukken ingezonden.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Bij brief van 9 december 2003 heeft eiseres gereageerd op het verweerschrift en nadere stukken ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 16 september 2004, waar eiseres zich heeft laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordigerLAW], bijgestaan door mr. G.J.A.M. Bogaers, advocaat te Laren. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordigergemeente1] en [vertegenwoordigergemeente2].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om na te gaan of het bestreden besluit op de juiste wijze bekendgemaakt is. Bij brief van 17 september 2004, verzonden op 28 september 2004,
heeft verweerder de rechtbank laten weten dat het bestreden besluit op 22 september 2004 (alsnog) op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt door publicatie in het Achterhoek Nieuws en de Wegwijzer voor Borculo.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend voor het achterwege laten van een nadere zitting. Daarop is het onderzoek door de rechtbank gesloten.
4. Motivering
4.1 De rechtbank stelt allereerst vast dat het bestreden besluit, gelet op het bepaalde in de artikelen 3:42, eerste lid, en 7:12, tweede lid van de Awb eerst door publicatie op 22 september 2004 op de voorgeschreven wijze is bekengemaakt. Derhalve is door eiseres beroep ingesteld voordat het bestreden besluit in werking is getreden en de beroepstermijn is gaan lopen. Nu het bestreden besluit evenwel ten tijde van de indiening van het beroepschrift wel reeds tot stand was gekomen, blijft niet-ontvankelijkverklaring met toepassing van artikel 6:10, eerste lid en onder a, van de Awb achterwege.
4.2 Ter beoordeling staat of verweerder het bezwaar van eiseres bij het bestreden besluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat eiseres niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Naar vaste jurisprudentie dient het daarbij te gaan om een aan de statutaire doelstellingen ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast.
Eiseres is een rechtspersoonlijkheid bezittende stichting. Blijkens artikel 2 van haar statuten stelt zij zich ten doel de ontwikkeling en het beheer van een netwerk van lange-afstandwandelpaden, het (doen) behartigen van de belangen van (recreatieve) wandelaars in Nederland en het bevorderen van wandelen in zijn algemeenheid.
Volgens artikel 3, aanhef en onder f en g, van de statuten probeert eiseres dit doel onder meer te bereiken door de bescherming van openbare wandelpaden en -wegen tegen onttrekking aan de openbaarheid en kwaliteitsaantasting van welke aard dan ook en het bevorderen van de openstelling en toegankelijkheid van (niet-openbare paden in) het landelijk gebied voor wandelaars.
4.3 Gelet op bovenstaande statutaire doelomschrijving is de rechtbank - anders dan verweerder- van oordeel dat eiseres als belanghebbende is aan te merken bij de onttrekking van de vijf in geding zijnde wegen/weggedeelten aan het openbaar verkeer.
De rechtbank acht in dit verband van belang dat onttrekking van de wegen aan het openbaar verkeer impliceert dat deze voor (recreatieve) wandelaars niet langer vrij toegankelijk zullen zijn. Nu het paden betreft die gelet op het soort weg (veelal zandpaden) en de ligging in het bijzonder geschikt zijn voor wandelaars, zijn bij het onttrekkingsbesluit van 27 maart 2003 onmiskenbaar de (collectieve) belangen van wandelaars betrokken. Gelet op haar doelstelling en de wijze waarop zij dat doel wil bereiken, worden die belangen door eiseres in het bijzonder behartigd. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat uit het jaarverslag 2002 van eiseres blijkt dat eiseres zich feitelijk op regionaal niveau bezighoudt met de toegankelijkheid van paden en het behoud van wandelmogelijkheden.
Hieraan doet niet af dat de onderhavige paden (nog) niet zijn opgenomen in officiële (langeafstand-) wandelroutes en door de slechte staat van onderhoud deels niet meer als zodanig herkenbaar zijn.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder ten onrechte eiseres niet als belanghebbende bij de aangevochten onderdelen van het raadsbesluit van 27 maart 2003 aangemerkt, en is het bezwaar van eiseres tegen dat besluit ten onrechte op die grond niet-ontvankelijk verklaard. Het bestreden besluit zal derhalve worden vernietigd. Verweerder zal met in achtneming van deze uitspraak alsnog op het bezwaar van eiseres dienen te beslissen.
Anders dan namens eiseres ter zitting bepleit ziet de rechtbank geen ruimte om de in het raadsbesluit van 27 maart 2003 vervatte onttrekking van de in geding zijnde wegen - op de voet van de daartegen aangevoerde grieven -thans reeds inhoudelijk te beoordelen, en op die wijze zelf in de zaak te voorzien.
Met het oog op de verdere behandeling van dat bezwaar merkt de rechtbank – ten overvloede - wel nog op er voorshands van uit te gaan dat het bezwaarschrift van eiseres bevoegdelijk is ingediend door [vertegenwoordigerLAW], coördinator belangenbehartiging van eiseres, gelet op het schrijven van eiseres van 11 juni 2003 en de nadere verklaring van het bestuur van eiseres d.d. 2 september 2004 met betrekking tot de aan de coördinator verleende machtiging. Voor zover bij verweerder twijfels bestonden omtrent de rechtmatigheid van de verleende machtiging had het in de rede gelegen dat eiseres in de bezwaarfase in de gelegenheid was gesteld eventuele onrechtmatigheden op dit punt te herstellen.
4.4 De rechtbank ziet in hetgeen hiervoor is overwogen aanleiding verweerder op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank ter zake van verleende rechtsbijstand 1 punt (zitting) toe, waarbij een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd. Met betrekking tot de reis- en verblijfkosten, verband houdend met het bezoek aan de zitting, wordt een bedrag van € 20,25 toegekend.
5. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
- bepaalt dat de gemeente Borculo het betaalde griffierecht van € 232,00 aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 342,25, waarvan € 322,00 ter zake van verleende rechtsbijstand en € 20,25 ter zake van reis- en verblijfkosten, te betalen door de gemeente Borculo.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Aldus gegeven door mr. E.J.J.M. Weyers en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.