ECLI:NL:RBZUT:2004:AO9300
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A. Lok
- Rechtspraak.nl
BSE-testen en de juridische status van facturen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 26 april 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Besloten vennootschap Exportslachterij J. Gosschalk & Zoon B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen facturen die in rekening waren gebracht voor BSE-testen die door de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV) waren uitgevoerd. De facturen betroffen kosten voor het testen van runderen op BSE in de periode van 1 mei tot 31 december 2001, waarbij een totaalbedrag van € 1.681.279,12 in rekening was gebracht. Eiseres stelde dat de kosten voor deze testen geheel of gedeeltelijk voor rekening van de Staat moesten komen, gelet op het Gemeenschapsrecht.
De rechtbank oordeelde dat de facturen geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat er geen bezwaar kon worden gemaakt tegen deze facturen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de wetsgeschiedenis en eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat de facturen slechts het resultaat waren van een vermenigvuldiging van het aantal monsters met het in de Regeling tarieven genoemde bedrag, zonder dat er een beoordeling van de kosten had plaatsgevonden.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaarschrift alsnog niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat de Staat het betaalde griffierecht van € 232,-- aan eiseres diende te vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 805,-- werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak om onderscheid te maken tussen besluiten en andere handelingen in het bestuursrecht, vooral in het kader van de rechtsbescherming van belanghebbenden.