ECLI:NL:RBZUT:2003:AO0430
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.H. Westhuis
- J.C. van der Hooft
- Rechtspraak.nl
Terugname van de schone lei na belastingteruggave niet aan de boedel afgedragen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 november 2003 uitspraak gedaan in een faillissementskwestie waarbij de schuldsaneringsregeling van de betrokkene, aangeduid als [voormalige saniet], werd beëindigd. De rechtbank heeft ambtshalve de eerder verleende schone lei teruggenomen omdat de betrokkene een belastingteruggave van € 4.755,00 niet aan de boedel wilde afdragen. De bewindvoerder had conform artikel 356 van de Faillissementswet verantwoording gedaan aan de rechter-commissaris, die op zijn beurt de bewindvoerder had geïnformeerd dat de belastingteruggave aan de boedel toebehoorde en aan de schuldeisers moest worden uitbetaald.
De rechtbank overwoog dat er feiten en omstandigheden waren die aanleiding gaven om de schuldsaneringsregeling eerder te beëindigen, en dat de betrokkene niet had voldaan aan haar verplichtingen om de belastingteruggave aan de boedel af te dragen. De rechtbank stelde vast dat de betrokkene, ondanks herhaalde verzoeken van de bewindvoerder, het bedrag niet had teruggestort. Dit leidde tot de conclusie dat de betrokkene de crediteuren had benadeeld door het bedrag niet aan de boedel af te dragen, wat resulteerde in de terugname van de schone lei.
De rechtbank benadrukte dat de wet schuldsanering natuurlijke personen vereist dat de schuldenaar gedurende de looptijd van de regeling alle inkomsten boven het vrij te laten bedrag aan de boedel afstaat. De rechtbank oordeelde dat de belastingteruggave als inkomen moest worden beschouwd en dat de betrokkene, door het bedrag niet terug te betalen, niet aan haar verplichtingen had voldaan. De beslissing van de rechtbank was om artikel 358, lid 1 van de Faillissementswet niet langer van toepassing te verklaren, wat betekende dat de schuldenaar niet langer kon profiteren van de schone lei.