Rekestnummer: 03/542
Uitspraak: 26 juni 2003
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, inzake de verzoekschriftprocedure tussen:
De stichting STICHTING PENSIOEN & VERZEKERINGSKAMER,
gevestigd te Apeldoorn,
verzoekster,
procureur: mr. R.J. Voorink,
advocaat : mr. J. Kalisvaart te Arnhem,
de naamloze vennootschap N.V. WAARBORGMIJ S.G.W.N.,
gevestigd te Zutphen,
verweerster,
procureur: mr. A.P.J.M. de Bruyn.
Partijen worden hierna mede aangeduid als de Verzekeringskamer en S.G.W.N..
1. Het verloop van de procedure.
Dit verloop blijkt uit:
- het op 2 juni 2003 ter griffie van deze rechtbank binnengekomen verzoekschrift;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting van 19 juni 2003.
2.1. De Verzekeringskamer verzoekt ten aanzien van S.G.W.N. ex artikel 156 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 voor de duur van anderhalf jaar de noodregeling uit te spreken, met benoeming van de heer A.C.J. Horstman en mr. A.A.M. Spliet tot bewindvoerders. De Verzekeringskamer voert daartoe het volgende aan
2.2. Op grond van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 oefent de Verzekeringskamer toezicht uit op S.G.W.N. Gelet op de huidige liquiditeits- en solvabiliteitspositie van S.G.W.N. vordert het belang van de gezamenlijke schuldeisers, verzekeringsnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen daaronder begrepen, om bij wijze van bijzondere voorziening de noodregeling over S.G.W.N uit te spreken.
Rekestnummer : 03/542 Blz. 2
2.3. Het besluit om het onderhavig verzoek te doen is gebaseerd op de onzekerheid omtrent een vordering van S.G.W.N. uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst met de Duitse aannemer Dressler GmbH op haar herverzekeraar Gerling Konzern Allgemeine Versicherungs A.G. te Duitsland. Gerling weigert dekking in de krachtens de herverzekeringsovereenkomst aan haar voorgelegde schade van Dressler GmbH. Deze dekking is cruciaal voor de solvabliteits- en liquiditeitspositie van S.G.W.N. Ook in het geval dat Gerling verplicht wordt om de aangemelde schade middels de herverzekeringsovereenkomst te betalen, lopen de verzekeringsnemers het risico dat zij hun claims niet uitgekeerd krijgen, aangezien S.G.W.N. daartoe onvoldoende liquiditeiten bezit. Er is nog immer geen door de accountant goedgekeurde jaarrekening over het jaar 2002.
2.4. Op 31 maart 2003 heeft de Verzekeringskamer de heer A.C.J. Horstman, wonende te Driebergen-Rijsenburg benoemd tot stille curator van S.G.W.N. Horstman heeft geen duidelijkheid kunnen krijgen omtrent de gegrondheid van de vordering op Gerling. S.G.W.N. heeft een liquiditeitstekort van € 8.7 miljoen euro. Zelfs als de kort geding procedure voor S.G.W.N. succesvol verloopt, resteert een liquiditeitstekort van 6.1 miljoen euro.
3.1 S.G.W.N. concludeert dat het verzoek van de Verzekeringskamer wordt afgewezen, althans dat de beslissing op het verzoek pas wordt genomen als in rechte, in hoogste instantie vaststaat dat de Dressler-schade niet door Gerling behoeft te worden vergoed.
S.G.W.N. voert daartoe het navolgende aan:
3.2 S.G.W.N. is houdster van de aandelen in het kapitaal van S.G.W.N. Deutschland Holding GmbH. De aandelen staan op de balans voor een negatieve waarde van 1.3 miljoen euro. In het kader van een reorganisatie zal deze Duitse onderneming worden "verhangen" naar SGWN International Holding B.V., waardoor het eigen vermogen van S.G.W.N. stijgt met 1.3 miljoen euro.
Uit de overgelegde berekening van de solvabiliteit blijkt dat de solvabiliteit per 31 december 2002, 1 januari 2003, per 31 maart en de prognose per 30 juni voldoende is. De "verhanging" van S.G.W.N. Deutschland Holding GmbH zal op deze solvabiliteit op positief effect hebben. Als de vordering op Gerling niet geïnd wordt, zal zulks wel een negatief effect op de solvabiliteit hebben.
3.3 S.G.W.N geeft aan dat haar liquiditeitspositie gespannen is, omdat de uitkomst van de procedure tegen Gerling onzeker is. Zij is evenwel van oordeel dat zij de aan haar gemelde schades conform het herverzekeringscontract kan verhalen op Gerling. S.G.W.N. heeft een kopie van de dagvaarding in kort geding overgelegd.
Rekestnummer : 03/542 Blz. 3 3.4 S.G.W.N. heeft overgelegd een liquiditeitsprognose voor het tweede half jaar 2003 / eerste kwartaal 2004. De verzekeringsnemers van S.G.W.N lopen niet het risico om hun claims niet gehonoreerd te krijgen, omdat alles één op één (her-)verzekerd is en Gerling op grond van het herverzekeringscontract verplicht is "binnen een maand nadat alle bescheiden die op de schade betrekking hebben aan Gerling zijn opgegeven" tot uitkering over te gaan. Er is dus geen sprake van een voorfinanciering van de schadeclaims door S.G.W.N.
4.1 Namens de Verzekeringskamer is betwist dat Gerling reeds op basis van de haar overgelegde bescheiden op basis van het herverzekeringscontract tot uitkering van de schadebedrag zal overgaan, aangezien zulks binnen de verzekeringswereld een volstrekt ongebruikelijke constructie is. Nu ter terechtzitting S.G.W.N. heeft erkend dat eerst afgelopen jaar is gebleken dat zij eerst de schade dient te betalen, waarna Gerling de schade aan haar vergoed en voorts S.G.W.N. haar stelling dat er geen sprake is van voorfinanciering niet met bewijzen heeft gestaafd, moet - gelet op de nadrukkelijke betwisting daarvan door de Verzekeringskamer - aan deze stelling voorbijgegaan worden.
4.2 Nu S.G.W.N. de stelling van de Verzekeringskamer dat er zelfs bij winst in de kort geding procedure tegen Gerling een tekort van 6.1 miljoen euro resteert niet, althans onvoldoende heeft betwist, zodat voor honorering van het verzoek tot aanhouding geen reden is en zij voorts tot op heden geen goedgekeurde jaarekening over 2002 heeft kunnen overleggen, waaruit zou kunnen blijken hoe het met de liquiditeit en solvabiliteit van S.G.W.N. werkelijk gesteld is, moet worden gevreesd dat de liquiditeitspositie van S.G.W.N. dusdanig slecht is dat zij niet in staat zal zijn de claims uit de door haar gesloten verzekeringsovereenkomsten te voldoen. Het beoogde "verhangen" van S.G.W.N. Deutschland Holding GmbH, wat daarvan overigens zij, zal in deze situatie geen verbetering brengen, aangezien zulks slechts een positief effect op de solvabiliteit heeft.
4.3 Gelet op het vorenstaande hebben de gezamenlijke schuldeisers belang bij de noodregeling als bedoeld in artikel 156 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993. Het verzoek zal derhalve worden toegewezen.
Rekestnummer : 03/542 Blz. 4
De rechtbank, beschikkende,
spreekt overeenkomstig het bepaalde in artikel 156 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 de noodregeling uit ten aanzien van de naamloze vennootschap N.V. WAARBORGMIJ. S.G.W.N., gevestigd en kantoorhoudende te 7204 JN Zutphen, Piet Heinstraat 11, zulks voor de duur van anderhalf jaar;
benoemt tot bewindvoerders in deze noodregeling mr.A.A.M. Spliet, advocaat en procureur te 7200 AE Zutphen, Postbus 236, alsmede de heer A.C.J. Horstman, wonende te [adres + woonplaats];
verleent aan voornoemde bewindvoerders machtiging tot vereffening van het geheel of van een gedeelte van de portefeuille van S.G.W.N., alsmede tot overdracht van alle of van een deel van haar rechten en verplichtingen uit of krachtens overeenkomsten van verzekering en bepaalt dat - zolang nog niet blijkt dat S.G.W.N. een negatief eigen vermogen heeft - deze machtiging mede strekt tot vereffening van het vermogen van de onderneming van S.G.W.N.;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.J.N. van Osch, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2003,
in tegenwoordigheid van de griffier.