ECLI:NL:RBZUT:2002:AE8694

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
46098 HAZA 02-259
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de aansprakelijkheid van een makelaar bij de verkoop van onroerend goed

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Ten Hag Makelaars Doetinchem B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter te Terborg. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de makelaar in verband met de verkoop van een woning. De appellante, Ten Hag, had de opdracht gekregen om te assisteren bij de aankoop van een huis door de geïntimeerden. Tijdens de koop bleek er een lekkage te zijn die niet adequaat was hersteld, wat leidde tot een geschil over de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat Ten Hag tekort was geschoten in haar verplichtingen, wat Ten Hag in hoger beroep aanvecht. De rechtbank heeft de procedure in hoger beroep in volle omvang behandeld, waarbij de grieven van Ten Hag zijn besproken. De rechtbank concludeert dat Ten Hag niet tekortgeschoten is in haar verplichtingen, omdat de verantwoordelijkheid voor het controleren van de staat van het onroerend goed bij de kopers lag. De rechtbank vernietigt het eerdere vonnis en wijst de vorderingen van de geïntimeerden af, waarbij Ten Hag wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt de rol van de makelaar en de verantwoordelijkheden van de partijen in een koopovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Rolnummer: 46098 HAZA 02-259
Uitspraak: 3 oktober 2002
Vonnis van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak in hoger beroep tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEN HAG MAKELAARS DOETINCHEM B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
appellante in de conventie en reconventie,
procureur: mr. M.A. Kale,
advocaat: mr. A.C. Blankestijn te Hengelo (O),
en
1. [geïntimideerde 1],
wonende te [woonplaats]
2. [geïntimideerde 2],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerden in de conventie en reconventie,
procureur: mr. J.A.B.H.M. Willemse.
Partijen worden in dit vonnis mede Ten Hag en [geïntimideerden] c.s. genoemd.
1. Het verloop van de procedure in de conventie en reconventie
1.1 In eerste aanleg
Dit verloop blijkt uit:
- het tussen partijen gewezen vonnis van 13 december 2001 van de kantonrechter te Terborg, gewezen onder rolnummer 146709 CV 01/1799.
1.2 In hoger beroep in conventie en reconventie
Dit verloop blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 8 maart 2002, waarbij Ten Hag in hoger beroep is gekomen van het hiervoor vermelde vonnis van 13 december 2001 van de kantonrechter te Terborg;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
2. De ontvankelijkheid in conventie en reconventie
2.1 Op grond van het overgangsrecht geldt dat, ten aanzien van de mogelijkheid van het aanwenden van rechtsmiddelen tegen vonnissen en beschikkingen van een kantonrechter die voor 1 januari 2002 tot stand zijn gekomen en ten aanzien van de termijn waarbinnen dat rechtsmiddel kan worden aangewend, het recht van toepassing blijft, zoals dat gold tot 1 januari 2002.
2.2 Naar dat recht beoordeeld is het vonnis voor hoger beroep vatbaar en is het hoger beroep tijdig is ingesteld. Ten Hag kan dus in zoverre in het hoger beroep worden ontvangen.
2.3 Bij vonnis van de kantonrechter te Terborg van 23 augustus 2001 is de vordering in eerste aanleg van Ten Hag, gericht tegen [geïntimideerden] c.s., bij verstek toegewezen. [geïntimideerden] c.s. hebben tegen deze veroordeling verzet gedaan en daarbij een vordering in reconventie ingesteld. Ten Hag is bij de behandeling van deze eis in oppositie en eis in reconventie niet verschenen. De kantonrechter heeft vervolgens bij voormeld vonnis van 13 december 2001 het tegen [geïntimideerden] c.s. uitgesproken verstekvonnis vernietigd en de vordering in reconventie, zijnde niet onrechtmatig of ongegrond, toegewezen. Het feit dat [geïntimideerden] c.s. hun eis in reconventie hebben ingesteld in een reeds lopende procedure laat onverlet dat materieel gezien sprake blijft van twee afzonderlijke rechtsgedingen die, indien aan de orde, eindigen met twee uitspraken. Tegen deze achtergrond valt de stelling te verdedigen dat Ten Hag, op de voet van (het niet gewijzigde) artikel 335 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in haar ingestelde hoger beroep niet- ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij van het rechtsmiddel van verzet gebruik had moeten maken.
2.4 Desalniettemin zal Ten Hag in volle omvang in haar hoger beroep in reconventie ontvangen worden, mede nu dit tijdig is ingesteld en het vonnis waarvan beroep daarvoor vatbaar is. Noch in de aanhef noch in het lichaam van de verzetdagvaarding is uitdrukkelijk aangegeven dat een eis in reconventie werd ingesteld hetgeen [geïntimideerden] c.s. met zoveel woorden wel hadden behoren te doen. Ten Hag heeft daarop mogelijk over het hoofd gezien dat een eis in reconventie was ingesteld en is in hoger beroep gegaan. Ten Hag heeft door in hoger beroep te gaan in plaats van verzet te doen, zichzelf een instantie ontnomen waarin zij haar weren tegen de onderhavige vordering had kunnen aanvoeren. Uit artikel 335 lid 1 Rv kan evenwel worden opgemaakt dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest dat deze keuze tot een niet-ontvankelijkheidverklaring zou moeten leiden. Blijkens artikel 335 lid 1 Rv is het immers mogelijk dat een eiser hoger beroep instelt tegen een verstekvonnis, waaraan de wetgever de consequentie heeft verbonden dat de niet verschenen gedaagde dan geen gebruik meer kan maken van het rechtsmiddel van verzet zodat deze gedaagde - indien deze in hoger beroep wel verschijnt - slechts in één instantie zijn zaak kan verdedigen. Dit verlies van een instantie heeft de wetgever destijds in zaken die tot de kennisneming behoorden van de kantonrechter, maar bij de arrondissementsrechtbank werden aangebracht ook niet weerhouden van de in artikel 157 (oud) Rv neergelegde regel.
Hierbij komt dat in het algemeen als ongewenst wordt beschouwd dat de band tussen de conventie en de reconventie nodeloos en onbedoeld wordt verbroken. Dit kan immers tot tegenstrijdige uitspraken leiden en dat zou in deze zaak ook daadwerkelijk het geval zijn, indien Ten Hag in haar hoger beroep niet-ontvankelijk zou worden verklaard. [geïntimideerden] c.s. hebben immers aan hun verweer in conventie en aan hun eis in reconventie dezelfde toerekenbare tekortkoming van Ten Hag ten grondslag gelegd. Indien de conventie en reconventie door middel van een thans uit te spreken niet-ontvankelijkheid in de reconventie ieder een eigen processuele weg zouden gaan, zou dit, gelet op hetgeen hierna onder de conventie wordt overwogen -Ten Hag is niet tekortgeschoten - tot tegenstrijdige beslissingen leiden aangezien in dat geval, nu de termijn van verzet reeds is verstreken, het vonnis van 13 december 2001, voor zover het de reconventie betreft, in stand zou blijven, terwijl daarin is beslist dat Ten Hag wel is tekortgeschoten.
Dit alles klemt te meer tegen de achtergrond van het per 1 januari 2002 ingevoerde nieuwe procesrecht, waarin - anders dan voorheen - zogenaamde 'wissels' zijn opgenomen, die een soepel herstel van gemaakte fouten bij de forumkeuze mogelijk maken en waarmee eens te meer tot uitdrukking is gebracht dat het procesrecht in de visie van de wetgever in de eerste plaats een dienende functie heeft en zo min mogelijk 'valkuilen' dient te bevatten, die tot vertraging van de afdoening zouden leiden of zelfs aan een inhoudelijke beoordeling van een geschil in de weg zouden staan.
3. De vaststaande feiten in hoger beroep in de conventie en reconventie
3.1 Op 24 februari 1999 hebben [geïntimideerden] c.s. Ten Hag als makelaar opgedragen hen te assisteren bij de koop van een huis.
3.2 Ten Hag heeft deze opdracht aanvaard. Ten Hag werd hierbij vertegenwoordigd door [A], hierna te noemen [A], die als makelaar bij Ten Hag in dienst is.
3.3 Door partijen is terzake een stuk opgemaakt en ondertekend met als titel "Opdracht tot dienstverlening bij koop". In dit stuk worden de "Voorwaarden en Tarieven NVM 1994, vastgesteld door de Nederlandse vereniging van Makelaars in onroerende goederen NVM" op de overeenkomst van toepassing verklaard.
3.4 Op 4 maart 1999 hebben [geïntimideerden] c.s. in aanwezigheid van [A] een huis bekeken, gelegen aan de [adres][woonplaats]. Bij deze bezichtiging waren ook aanwezig de verkopers van het huis, de heer [B] en mevrouw [C], hierna te noemen [B] c.s. en hun makelaar.
3.5 [B] c.s. dan wel hun makelaar hebben [geïntimideerden] c.s. bij deze gelegenheid er van op de hoogte gesteld dat het dak lekte van de aanbouw waarin zich de keuken bevond. [B] c.s. hebben dit feit ook vermeld op een vragenlijst die zij hebben ingevuld ten behoeve van de verkoop van hun huis.
3.6 Op 11 maart 1999 is tussen [geïntimideerden] c.s. en [B] c.s. een mondelinge koopovereenkomst gesloten.
3.7 De makelaar van [B] c.s. heeft vervolgens deze mondelinge overeenkomst op schrift gesteld.
3.8 Op verzoek van [A] is in deze koopovereenkomst artikel 16 opgenomen dat als volgt luidt:
"Verkoper verklaart dat het dak van de aanbouw van het woonhuis deugdelijk hersteld is voor de overdrachtsdatum."
3.9 Op 3 april 1999 respectievelijk 15 april 1999 hebben [geïntimideerden] c.s. respectievelijk [B] c.s. de schriftelijke koopovereenkomst ondertekend.
3.10 Op verzoek van [geïntimideerden] c.s. heeft [A] het huis ook getaxeerd. Van deze taxatie is op 13 april 1999 een rapport opgemaakt
3.11 Voor de levering is noch door Ten Hag noch door [geïntimideerden] c.s. nagegaan of de lekkage inderdaad conform artikel 16 van het koopcontract deugdelijk was hersteld. Het transport van het huis heeft op 17 mei 1999 plaats gevonden. Bij dit transport was [A] niet aanwezig.
3.12 Nadat [geïntimideerden] c.s. het huis hadden betrokken bleek het dak van de aanbouw nog steeds te lekken. [geïntimideerden] c.s. hebben Ten Hag hiervan op de hoogte gesteld. [A] heeft vervolgens contact gehad met de verkopende makelaar. Bij fax van 16 juli 1999 heeft [A] de verkopende makelaar meegedeeld dat [geïntimideerden] c.s. een procedure tegen [B] c.s. zouden starten indien zijn cliënten de lekkage niet binnen één week zouden herstellen.
3.13 Aangezien [B] c.s. niet tot herstel zijn overgegaan hebben [geïntimideerden] c.s. [B] c.s. gedagvaard ten overstaan van de kantonrechter te Arnhem. Dit proces is geëindigd door een schikking waarbij [B] c.s. zich er onder meer toe hebben verbonden aan [geïntimideerden] c.s. een bedrag van circa ƒ 7.000,-- te betalen.
4. De vordering in conventie en reconventie in hoger beroep
4.1 Ten Hag vordert dat de rechtbank het vonnis van de kanonrechter te Terborg van 13 december 2001 zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, in conventie [geïntimideerden] c.s. hoofdelijk zal veroordelen aan Ten Hag te voldoen de som van t 3.373,86 (ƒ 7.435,02), vermeerderd met de wettelijke rente over t 2.599,31 (ƒ 5.728,13) vanaf 3 augustus 2001 tot de dag der voldoening en derhalve het eerder gewezen verstekvonnis van 23 augustus 2001 door de kantonrechter te Terborg gewezen, te bevestigen;
in reconventie [geïntimideerden] c.s. in hun vordering niet ontvankelijk zal verklaren althans hun deze zal ontzeggen met veroordeling van [geïntimideerden] c.s. in de kosten van beide instanties.
4.2 De grieven in conventie alsmede reconventie luiden als volgt:
Grief I:
Ten onrechte heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat Ten Hag jegens [geïntimideerden] c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenissen ter zake de bemiddeling bij aankoop van de woning.
Grief II:
Ten onrechte heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat de tussen partijen gesloten overeenkomst is ontbonden voor zover deze betrekking heeft op de betalingsverplichting van [geïntimideerden] c.s. aan Ten Hag.
Grief III:
Ten onrechte veroordeelt de kantonrechter Ten Hag om aan [geïntimideerden] c.s. tegen kwijting een bedrag van ƒ 5.500,-- te betalen.
Grief IV:
Ook overigens is de beslissing van de kantonrechter onjuist.
4.3 Het verweer in hoger beroep in de conventie en reconventie
[geïntimideerden] c.s. concludeert dat de rechtbank het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter te Terborg van 13 december 2001 zal bevestigen met veroordeling van Ten Hag in de kosten van het hoger beroep.
4.4 [geïntimideerden] c.s. lichten hun standpunt als volgt toe. Hoewel [geïntimideerden] c.s. Ten Hag hebben verzocht vóór de levering van het pand na te gaan of de bestaande lekkage inderdaad deugdelijk was gerepareerd, kon of wilde Ten Hag hen daarbij niet terzijde staan en zelfs de sleutels niet voor hen regelen. [A] of een collega van haar had dit wel moeten doen nu juist de kwestie van de lekkage en het toegezegde herstel door [B] c.s. expliciet in de koopovereenkomst waren opgenomen. Indien cliënten dit wensen behoort een redelijk handelend makelaar aan een zodanig verzoek te voldoen. Ten Hag heeft [geïntimideerden] c.s. evenmin in staat gesteld nog een kijkje in het huis te nemen. Zij heeft de sleutels ervan niet aan [geïntimideerden] c.s. ter beschikking gesteld. Deze tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen bestaande overeenkomst rechtvaardigt de ontbinding ervan voor zover deze ziet op de betalingsverplichting van [geïntimideerden] c.s.. Subsidiair voeren [geïntimideerden] c.s. aan dat de betalingsverplichting een beloop heeft van ƒ 4.588,38 inclusief BTW en niet zoals Ten Hag steltƒ 5.728,13. De buitengerechtelijke incassokosten zijn in het geheel niet verschuldigd nu de werkzaamheden van het incassobureau behoren tot die ter instructie van de zaak. Gelet op de onderhavige omstandigheden heeft Ten Hag evenmin recht op wettelijke rente.
4.5 In reconventie voeren [geïntimideerden] c.s. aan dat zij hun rechten tegenover Ten Hag niet hebben verwerkt door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met [B] c.s. Aangezien Ten Hag tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst dient zij de schade te vergoeden. die [geïntimideerden] c.s. hierdoor hebben geleden. Deze schade bedraagt ƒ 5.500,--. Aangezien Ten Hag in het geheel geen vordering op [geïntimideerden] c.s. heeft, is voor verrekening geen plaats.
5. De verdere beoordeling van het geschil in hoger beroep in conventie en reconventie
5.1 Door de grieven en de daarop gegeven toelichting wordt de zaak in hoger beroep in volle omvang aan de rechtbank voorgelegd waarbij, gezien de samenhang tussen beide vorderingen, deze gezamenlijk behandeld zullen worden.
5.2 Gelet op de stellingen van partijen dient bekeken te worden wat partijen ter zake zijn overeengekomen en of daaruit de conclusie kan worden getrokken dat Ten Hag niet heeft gedaan waartoe zij ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst gehouden was. Zoals onder de feiten weergegeven hebben partijen de door [geïntimideerden] c.s. aan Ten Hag verstrekte opdracht schriftelijk vastgelegd. Deze opdracht hebben zij als volgt omschreven:
"De opdrachtgever heeft op 24-2-1999 aan de makelaar een door deze aanvaarde opdracht verstrekt tot het verlenen van diensten bij de koop van een object omtrent hieronder nadere bijzonderheden zijn vermeld."
De in deze opdracht van toepassing zijnde "Voorwaarden en Tarieven NVM" bevat voorts een paragraaf met als titel "Opdracht". Artikel 1 van deze paragraaf luidt:
"Onder opdracht wordt voorzover niet anders blijkt in dit hoofdstuk verstaan een opdracht tot het verlenen van diensten met betrekking tot het tot stand komen van een overeenkomst inzake onroerend goed."
en artikel 4:
"Tenzij anders overeengekomen staan de opdrachtgever uit hoofde van zijn opdracht onder meer de volgende diensten ter beschikking:
· bespreking van en advies omtrent de mogelijkheden om tot de beoogde overeenkomst te komen;
· beoordeling van de waarde van het betreffende onroerend goed;
· besteding van aandacht aan juridische, fiscale, bouwkundige en andere van belang zijnde aspecten;
· advies over en het voeren van onderhandelingen;
· begeleiding bij de afwikkeling."
5.3 Op grond van voormelde bepalingen kan niet anders worden geconcludeerd dan dat Ten Hag door het sluiten van de overeenkomst zich er toe heeft verplicht diensten te leveren met als doel het tot stand komen van een koopovereenkomst tussen [geïntimideerden] c.s. en een derde. Wat onder deze diensten vervolgens begrepen moet worden staat in voormeld artikel 4 van "Voorwaarden en Tarieven NVM" beschreven. Uit de bewoordingen van dit artikel valt op te maken dat Ten Hag aandacht dient te besteden aan de bouwkundige staat van het huis - hetgeen zij ook heeft gedaan door [geïntimideerden] c.s. te wijzen op de lekkage - maar niet dat zij aspirant kopers op dit gebied ook zal begeleiden. Partijen kunnen dit laatste wel overeenkomen. Zo bevat de "Opdracht tot dienstverlening bij koop" een rubriek "bijzondere afspraken" en kan dit ook uit voormeld artikel 4 en dan met name uit de woorden "Tenzij anders overeenkomen" worden opgemaakt. Gesteld noch gebleken echter is dat partijen dit ook inderdaad hebben gedaan. Het was dus aan [geïntimideerden] c.s. om, naar aanleiding van de gemaakte afspraken, zich direct tot [B] c.s. te wenden en te controleren of de lekkage werd of reeds was gerepareerd. Het verwijt dat [geïntimideerden] c.s. ook Ten Hag maken dat laatstgenoemde geen sleutels ter beschikking heeft gesteld treft daarom evenmin doel.
Het vorenstaande wordt overigens ook nog eens bevestigd door artikel 5.5. van de koopakte luidende:
"Koper heeft het recht voor het passeren van de akte van levering het gekochte van binnen en van buiten te inspecteren."
in samenhang met de hierop gegeven toelichting:
"De koper mag in de periode tussen het tekenen van de koopakte en het passeren van de akte van levering bij de notaris, het pand inspecteren. Het beste moment om dat te doen is zo kort mogelijk voor de levering. Er kan namelijk nog van alles aan het pand veranderen. Daarom wordt hier nog eens de mogelijkheid geboden te controleren of het pand zich in dezelfde staat bevindt als toe het gekocht werd. Het is verstandig hiervan een en ander op papier te zetten. Uw makelaar kan u hierbij terzijde staan".
5.4 Voor zover [geïntimideerden] c.s. willen betogen dat Ten Hag op grond van de redelijkheid en de billijkheid had moeten controleren of [B] c.s. de lekkage afdoende hadden hersteld snijdt deze stelling ook geen hout. De in de rechtspraak inzake beroepsaansprakelijkheid ontwikkelde norm, dat Ten Hag diende te handelen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan, strekt er niet toe dat een makelaar moet nagaan of een dergelijke afspraak wordt nagekomen.
5.5 De conclusie luidt dan ook dat aan de zijde van Ten Hag geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming zodat reeds om die reden het vonnis van de kantonrechter in conventie en reconventie geen stand kan houden.
5.6 [geïntimideerden] c.s. hebben ook nog aangevoerd dat het gevorderde bedrag niet klopte. In de eindfactuur van Ten Hag van 20 mei 1999 heeft Ten Hag de twee rekeningen van respectievelijk 1 maart 1999 terzake opdrachtkosten en van 16 april 1999 terzake taxatiekosten in mindering gebracht op het verschuldigde bedrag aan courtage. Ten onrechte vordert Ten Hag dan ook nu betaling van deze drie facturen.
Uit de terzake door Ten Hag in het geding gebrachte stukken kan echter het volgende worden opgemaakt. Ten Hag heeft aan [geïntimideerden] c.s. op 1 maart 1999 en 16 april 1999 twee voorschotnota's gestuurd ten bedrage van respectievelijk ƒ 352,50 (inclusief BTW) voor de aan Ten Hag verstrekte opdracht en van ƒ 787,25 (inclusief BTW) terzake de door Ten Hag gedane taxatie. Vervolgens heeft Ten Hag aan [geïntimideerden] c.s. op 20 mei 1999 de eindafrekening gezonden voor een totaalbedrag van ƒ 4.875,--. Tegen de achtergrond van die reeds verstuurde voorschotnota's ligt het dan ook voor de hand dat Ten Hag deze nota's op de eindafrekening in mindering heeft gebracht. Dit wil echter niet zeggen dat [geïntimideerden] c.s. deze nota's niet aan Ten Hag dienden te voldoen, dit laatste te meer nu [geïntimideerden] c.s. niet hebben betwist dat tegenover deze in rekening gebrachte bedragen door Ten Hag verrichte werkzaamheden staan.
5.7 Overigens is in dit verband nog het volgende van belang. [geïntimideerden] c.s. stellen dat zij het afhaalbericht van de per aangetekende post verzonden ingebrekestellingen van Ten Hag van 1 november 2000 niet hebben ontvangen. Ten Hag heeft evenwel door het overleggen van de kopieën van deze ingebrekestellingen met daarop vermeld het adres van [geïntimideerden] c.s. en de enveloppe waarin deze stukken zaten met daarop de terzake doende berichten van de PTT in voldoende mate bewezen dat deze stukken op 2 november 2000 aangetekend en naar het juiste adres zijn verzonden. Voorts heeft Ten Hag aldus genoegzaam aannemelijk gemaakt dat deze brief aan [geïntimideerden] c.s. is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven. Tegen die achtergrond staat in voldoende mate vast dat de ingebrekestellingen door Ten Hag zijn verzonden. [geïntimideerden] c.s. hebben voorts bevestigd dat zij de aanmaningen van het incassobureau hebben ontvangen. Nu zowel de ingebrekestellingen van 1 november 2000 als de aanmaningen van het incassobureau betrekking hadden op de drie rekeningen, [geïntimideerden] c.s. in hun brief van 6 december 2000, die zij in antwoord schreven op de aanmaningen, niet aangeven dat door Ten Hag ten onrechte betaling van de facturen van 1 maart 1999 en 16 april 1999 wordt gevraagd en zij hiervan evenmin in hun bij de kantonrechter uitgebrachte verzetdagvaarding melding maken, wordt hun verweer op dit punt als niet tijdig opgeworpen, gepasseerd.
5.8 [geïntimideerden] c.s. hebben ook nog gesteld geen incassokosten verschuldigd te zijn omdat de kosten voor de twee door het incassobureau verzonden brieven beschouwd moeten worden als gemaakte kosten ter instructie van de zaak. Uit de door Ten Hag overgelegde stukken kan evenwel worden opgemaakt dat het incassobureau meerdere brieven heeft geschreven waarop door [geïntimideerden] c.s. minstens tweemaal is gereageerd. Dit rechtvaardigt de conclusie dat Ten Hag kosten heeft moeten maken teneinde [geïntimideerden] c.s. buiten een procedure te houden die voor toewijzing vatbaar zijn. Een bedrag van 15% van de hoofdsom van t 2599,31 is t 389,85,-- dat lager is dan de norm in het rapport Voorwerk II, wordt daarbij niet onredelijk geacht.
5.9 Tot slot voert [geïntimideerden] c.s. aan dat er geen gronden zijn om wettelijke rente te betalen. Dit bedrag zal echter ook worden toegewezen. Ingevolge artikel 9 van de "Algemene Bepalingen" van de "Voorwaarden en Tarieven NVM 1994" zijn [geïntimideerden] c.s. dit verschuldigd.
5.10 Met inachtneming van het vorenstaande luidt de beslissing als hierna weergegeven waarbij [geïntimideerden] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep.
De beslissing in hoger beroep in conventie en reconventie
vernietigt het tussen partijen onder rolnummer 146709 CV 01/1799 gewezen vonnis van de kantonrechter te Terborg van 13 december 2001 en opnieuw rechtdoende:
in conventie
veroordeelt [geïntimideerden] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan Ten Hag tegen bewijs van kwijting te betalen de som van t 2.599,31 aan hoofdsom, t 389,85 aan incassokosten en t 366,15 aan rente, is totaal t 3.355,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over t 2.599,31 vanaf 3 augustus 2001 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [geïntimideerden] c.s. in de kosten van de procedure aan de zijde van Ten Hag tot aan deze uitspraak in eerste aanleg begroot op t 206,61 aan verschotten en t 226,89 aan salaris en in hoger beroep begroot op t 258,18 aan verschotten en t 496,50 aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt [geïntimideerden] c.s. in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep aan de zijde van Ten Hag tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A.M. van der Kallen, D. Vergunst en M.F.J.N. van Osch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2002 in aanwezigheid van de griffier.
HW/OS/VG/KA