ECLI:NL:RBZUT:2002:AE7965

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
42185 HAZA 01-903
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie van een Zwitserse beschikking in Nederland onder het Verdrag van Lugano

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zutphen, ging het om de executie van een Zwitserse beschikking in Nederland, in het kader van het Verdrag van Lugano. De eiser, VEENEMAN BEHEER B.V., had een procedure aangespannen tegen de gedaagde partij, die woonachtig was in een onbekende woonplaats. De zaak begon met een dagvaarding op 23 augustus 2001, gevolgd door verschillende conclusies van eis, antwoord, repliek en dupliek. De kern van het geschil was de erkenning en het verlof tot tenuitvoerlegging van een beslissing van het Bezirksgericht te [adres], die de gedaagde had aangevraagd. De eiser vorderde vernietiging van het verlof tot tenuitvoerlegging dat eerder was verleend door de president van de rechtbank te Zutphen op 20 juli 2001.

De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de president van het Bezirksgericht te [adres] erkend moest worden zonder dat de juistheid van die beslissing werd getoetst, zoals bepaald in het Verdrag van Lugano. De eiser stelde dat hij niet gehoord was in de Zwitserse procedure en dat de kostenveroordeling in strijd was met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de eiser voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunten naar voren te brengen in de Zwitserse procedure.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet van de eiser ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten, die uitvoerbaar bij voorraad werden verklaard. Dit vonnis werd uitgesproken op 13 juni 2002 door de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken van de Rechtbank Zutphen.

Uitspraak

Executie Zwitserse beschikking in Nederland.
Verdrag van Lugano
RECHTBANK ZUTPHEN
Rolnummer: 42185 HAZA 01-903
Uitspraak: 13 juni 2002
Vonnis van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VEENEMAN BEHEER B.V. ,
gevestigd en kantoorhoudend te Loenen, gemeente Apeldoorn,
eisende partij,
procureur: mr. S.W. van Dijk,
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procureur: mr. E.G.M. Wiggers,
advocaat: mr. S. Boot te Arnhem.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als Veeneman en [gedaagde].
1. Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
­ de dagvaarding d.d. 23 augustus 2001
­ de conclusie van eis, tevens akte overlegging producties
­ de conclusie van antwoord met producties
­ de conclusie van repliek met producties
­ de conclusie van dupliek
­ de akte houdende overlegging producties van de zijde van [gedaagde]
­ de antwoordakte van de zijde van Veeneman.
2. De vaststaande feiten
2.1 In een in augustus 2000 door Veeneman aanhangig gemaakte procedure voor het Bezirksgericht te [adres] vorderde deze de veroordeling van [gedaagde] onder meer tot betaling van DM 300.000,= te vermeerderen met rente en kosten.
Veeneman en [gedaagde] werden in deze procedure ieder bijgestaan door hun Zwitserse raadslieden.
De hoofdvordering is door Veeneman ingetrokken op 10 januari 2001.
Bij beslissing d.d. 23 januari 2001 heeft de president van het Bezirksgericht te [adres] bepaald dat Veeneman aan gerechtskosten per saldo (in Zwitserse franken) CHF 5.300,= dient te betalen en wegens de kosten van rechtsbijstand door de raadsman van [gedaagde] een bedrag van CHF 13.723,45.
De inmiddels onherroepelijke beslissing van die president is aan de Zwitserse raadslieden van Veeneman en [gedaagde] afgegeven op 25 januari 2001.
2.2 Bij verzoekschrift d.d. 18 juni 2001 heeft [gedaagde] aan de president van de rechtbank te Zutphen erkenning en verlof tot tenuitvoerlegging verzocht van de bijgevoegde Zwitserse presidentiële beslissing van 23 januari 2001 onder veroordeling van Veeneman in de kosten.
Dat verlof tot tenuitvoerlegging is bij beslissing van de president van deze rechtbank d.d. 20 juli 2001 verleend, onder veroordeling van Veeneman in de proceskosten.
3. De vordering
3.1 Veeneman vordert dat de rechtbank bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en telkens onder veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten
primair: de beslissing van 20 juli 2001 van de president van de rechtbank te Zutphen houdende het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van de beslissing van de president van het Bezirksgericht te [adres], zal vernietigen en het gevraagde verlof alsnog zal weigeren;
Subsidiair: zal bepalen dat het verlof tot tenuitvoerlegging geen betrekking heeft op de CHF 5.300,= wegens proceskosten, evenmin als op rente.
3.2 Veeneman legt aan zijn vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten het navolgende ten grondslag.
Voorafgaand aan de beslissing van 23 januari 2001 van de president te [adres] is hij niet gehoord of opgeroepen.
Voorts is aan hem (slechts) de verplichting opgelegd de Zwitserse raadsman van [gedaagde] schadeloos te stellen, zodat [gedaagde] zelf geen aanspraak heeft op enige betaling door Veeneman.
Betekening aan hem van de beslissing van 23 januari 2001 van de president te [adres] heeft niet plaatsgevonden.
Waar het de gerechtskosten van per saldo CHF 5.300,= betreft is hem door het Bezirksgericht van [adres] een factuur tot dat bedrag toegezonden, waaruit blijkt dat dat Bezirksgericht en niet [gedaagde] rechthebbende is op dat bedrag.
Aan [gedaagde] is bij de beslissing van de president van het Bezirksgericht te [adres] geen aanspraak op rente toegekend, zodat bij het gevraagde verlof tot tenuitvoerlegging ten onrechte rente is gevorderd.
4. Het verweer
4.1 [gedaagde] concludeert dat de rechtbank bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het verzet van Veeneman ongegrond zal verklaren met diens veroordeling in de kosten van het geding.
4.2 Op het door [gedaagde] aangevoerde verweer zal zonodig worden ingegaan bij de beoordeling.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge het Verdrag van Lugano dient de beslissing van de president te [adres] te worden erkend zonder vorm van proces en mag in geen geval worden overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van die beslissing, behalve indien zich omstandigheden voordoen als genoemd in artikel 27 en 28 van dat Verdrag.
5.2 De stelling van Veeneman dat de president te [adres] een discretionaire bevoegdheid had toen hij Veeneman veroordeelde tot betaling van de door die president bepaalde kosten en dat een dergelijke handelwijze in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde, miskent dat ook de Nederlandse burgerlijke rechter zelfstandig de omvang van de gedingkosten kan bepalen.
5.3 Het beroep van Veeneman erop neerkomend dat hij bij verstek door de president te [adres] zou zijn veroordeeld moet worden gepasseerd, aangezien dat beroep niet te rijmen valt met het vaststaande feit dat Veeneman zelf -bijgestaan door diens Zwitserse raadsman- de procedure tegen [gedaagde] te [adres] aanhangig heeft gemaakt. Daar komt -verwijzend naar hetgeen is overwogen onder 5.2- bovendien bij dat gesteld noch gebleken is dat voor Veeneman, voordat hij zijn hoofdvordering introk, geen mogelijkheid heeft bestaan in die door hem tegen [gedaagde] in [adres] aanhangig gemaakte procedure omtrent de omvang/hoogte van de gedingkosten aan te voeren wat hem dienstig voorkwam. Tegen de beslissing van de president van het Bezirksgericht te [adres] van 23 januari 2001 is door Veeneman ook geen beroep ingesteld.
Op het vorenstaande stuit tevens af het beroep van Veeneman op art. 46 lid 2 van het Verdrag van Lugano.
5.4 Van schending van het Haags Betekeningsverdrag, zoals gesteld door Veeneman, is geen sprake. Het op artikel 19 van dat Betekeningsverdrag gebaseerde verweer van [gedaagde] dat het interne recht van Zwitserland bepaalt, dat na inschakeling van een Zwitserse advocaat de gerechtelijke stukken aan een partij in het geding betekend kunnen worden aan diens advocaat, is door Veeneman onvoldoende weerlegd mede gezien de brief van de toenmalige Zwitserse raadsman van Veeneman aan de Zwitserse raadsman van [gedaagde], waarin de betekening op 25 januari 2001 van de beslissing van de president te [adres] d.d. 23 januari 2001 aan de Zwitserse raadsman van Veeneman door deze raadsman bevestigd wordt.
5.4 Het betoog van Veeneman dat de formulering van de gerechtskostenveroordeling in de beslissing van de president te [adres] in de weg staat aan toekenning van verlof aan [gedaagde] tot tenuitvoerlegging, miskent dat in handelsvonnissen gewezen in Nederlandse handelszaken -zoals blijkt uit de onderstaande beslissing- een soortgelijke formulering wordt gehanteerd.
Ontvangst door Veeneman van een factuur van het Bezirksgericht terzake verschuldigde gerechtskosten doet daaraan niet af, aangezien gesteld noch gebleken is dat deze factuur reeds door Veeneman is voldaan en -voorzover betaling wel zou hebben plaatsgehad- het betalingsbewijs of andere vrijwillige tussentijdse betalingen door Veeneman aan [gedaagde] -terzake de beslissing van de president van het Bezirksgericht te [adres] of het door de president van de rechtbank te Zutphen verleende verlof tot tenuitvoerlegging- de tenuitvoerlegging door [gedaagde] in zoverre van rechtswege in de weg staat.
5.5 Aangezien de beslissing van de president van het Bezirksgericht te [adres] noch het door de president van de rechtbank te Zutphen verleende verlof tot tenuitvoerlegging een veroordeling tot betaling van rente inhoudt wordt aan het daarop betrekking hebbende betoog van de zijde van Veeneman geen overweging gewijd.
5.6 Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Veeneman veroordeeld in de kosten van het geding, zoals hierna geformuleerd, welke kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, zoals verzocht door [gedaagde].
De beslissing
De rechtbank, rechtdoende
- verklaart het verzet van Veeneman tegen het verlof van de president van deze rechtbank d.d. 20 juli 2001 tot tenuitvoerlegging van de beslissing van de president van het Bezirksgericht te [adres] d.d. 23 januari 2001 ongegrond;
- veroordeelt Veeneman in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] gevallen en begroot op t 181,51 wegens proceskosten en op t 827,50 wegens salaris procureur;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.C. de Visser, M.F.J.N. van Osch en J.A.M. Strens-Meulemeester en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2002.
Vi/ TO/ST