ECLI:NL:RBZUT:2002:AE6846

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
45247 HAZA 02-129
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging koopovereenkomst van fokmerrie wegens dwaling en non-conformiteit

In deze zaak vordert eiser, een fokker van paarden, de vernietiging van een koopovereenkomst met gedaagde, die een fokker en handelaar in paarden is. De kern van het geschil draait om de merrie Ernske, die eiser in 1999 heeft gekocht voor een bedrag van f 13.000,--. Eiser stelt dat hij heeft gedwaald bij de aankoop, omdat gedaagde hem niet heeft geïnformeerd over eerdere dekkingspogingen en de vruchtverwervingen van de merrie. Eiser heeft de merrie gekocht met de bedoeling om met haar te fokken, maar na de aankoop bleek dat de merrie niet de verwachte vruchtbaarheid bezat. Eiser heeft zijn vorderingen gebaseerd op dwaling, zoals bedoeld in artikel 6:228 BW, en non-conformiteit volgens artikel 7:17 BW.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat gedaagde mogelijk zijn mededelingsplicht heeft geschonden door niet te vermelden dat de merrie eerder vrucht heeft verworpen. Eiser heeft zijn vorderingen onderbouwd met stellingen over de eigenschappen die hij van de merrie mocht verwachten. Gedaagde heeft echter betwist dat hij niet aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan en heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van eiser.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser in staat moet worden gesteld om bewijs te leveren van zijn stellingen. De zaak is verwezen naar de enquêterol om getuigen te horen. De beslissing van de rechtbank is aangehouden, en partijen zijn verzocht om opgave te doen van het aantal en de personalia van de te horen getuigen. De zaak zal op een later moment verder worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Rolnummer: 45247/ HA ZA 02-129
Uitspraak: 18 juli 2002
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats] (gemeente [naam]),
eisende partij,
procureur: mr. E.G.M. Wiggers,
advocaat: mr. F. Kolkman te Wierden,
en
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] (gemeente [naam]),
gedaagde partij,
procureur: mr. A.J. Zeyl,
advocaat: mr. H.M. van Eerten te Deventer.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als [eiser] en [gedaagde].
1. Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
­ de dagvaarding d.d. 25 januari 2002
­ de conclusie van antwoord
­ het vonnis van 18 april 2002
­ het proces-verbaal van de op 3 juni 2002 gehouden comparitie van partijen.
2. De vaststaande feiten
2.1 [gedaagde], fokker en handelaar in paarden, heeft de merrie Ernske, geboren 27 maart 1993, niet zoals gebruikelijk als driejarige, maar in verband met haar beperkte grootte in 1997 als vierjarige voor het eerst aangeboden ter keuring en inschrijving van het Fries Paarden Stamboek (FPS). Een stokmaat van de merrie van 154 cm. is vastgesteld, waar voor inschrijving een minimale stokmaat van 150 cm. is vereist.
2.2 In 1997 heeft dekking van de merrie plaatsgevonden. Ernske heeft in 1998 het hengstveulen Tildert geworpen.
In 1998 heeft opnieuw dekking plaatsgevonden, maar de merrie is niet drachtig geworden.
In 1999 heeft wederom dekking plaatsgevonden en de merrie is drachtig geworden, maar zij heeft in juli 1999 de vrucht verworpen.
2.3 [gedaagde] heeft op 23 oktober 1999 de merrie Ernske en haar zoon, het veulen Tildert, te koop aangeboden, middels een advertentie in de krant. De vraagprijs van de merrie bedroeg f 14.000,--.
2.4 Partijen hebben na enig onderhandelen eind oktober 1999 mondeling een koopovereenkomst gesloten waarbij [eiser], voorheen doende met hengstenopfok, de merrie Ernske heeft gekocht voor een bedrag van f 13.000,--. Na betaling van de koopprijs, die contant heeft plaatsgevonden, heeft [gedaagde] het stamboekbewijs aan [eiser] overhandigd.
2.5 [eiser] heeft tweemaal geprobeerd via inseminatie Ernske te bevruchten, evenwel zonder dat dit tot drachtigheid leidde. Op 11 juli 2000 is Ernske onder veterinaire begeleiding bij een gecertificeerd hengstenhouder geïnsemineerd, waarop zij drachtig is geworden maar zij heeft de vrucht vroegtijdig verworpen.
De merrie is in 2001 noch in 2002 gedekt.
3. De vordering
3.1 [eiser] vordert dat de rechtbank [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. primair zal verklaren voor recht dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] met bedekking tot de merrie Ernske vernietigd is door de brief van 4 mei 2000, althans deze te vernietigen, op basis van dwaling als bedoeld in art. 6:228 BW;
subsidiair de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] ontbonden zal verklaren, althans deze zal ontbinden op grond van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde];
II. [gedaagde] zal veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, zulks op verbeurte van een dwangsom van f 500,-- (€ 226,89) voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen;
III. [gedaagde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen alle door hem geleden en nog te lijden schade, thans begroot op een bedrag van f 7.074,79 (€ 3.210,40) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2000, althans 25 januari 2002, tot de dag der algehele voldoening en f 300,-- (€ 136,13) per maand vanaf 1 januari 2001 tot het moment dat [gedaagde] Ernske terug heeft gebracht, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente van af de laatset dag van ieder maand tot de dag der algehele voldoening;
IV. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2 [eiser] legt aan zijn vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de navolgende stellingen ten grondslag.
3.3 Hoewel de merrie te klein was vond [eiser] het een goed type om mee te fokken. In het onderhandelingsgesprek heeft [eiser] aan [gedaagde] duidelijk aangegeven dat hij op zoek was naar een goede merrie qua afstamming om mee te fokken. [gedaagde] heeft bij die gelegenheid, behoudens van het afzetten van haar veulen in juli 1999, niet gerept van eerdere dekkingspogingen van de merrie en eerdere verwerpingen van de vrucht. De vraagprijs was zo hoog omdat Ernske een fokmerrie met een goede afstamming was. De normale prijs voor een stamboekfokmerrie is f 8.000,-- tot f 10.000,--. Pas na de koop is [eiser] gebleken dat [gedaagde] Ernske meerdere malen (deels vergeefs) heeft laten dekken.
3.4 Er is sprake van non-conformiteit in de zin van art. 7:17 BW. Het paard voldoet niet aan de koopovereenkomst, omdat het niet de eigenschappen bezat die voor normaal gebruik nodig zijn en [eiser] op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Het gaat daarbij onder meer om de afwezigheid van ongewenste eigenschappen, zoals het moeilijk vruchtbaar worden en de dracht moeilijk volbrengen. In elk geval behoren deze eigenschappen afwezig te zijn bij het overeengekomen bijzondere gebruik als fokmerrie. [gedaagde] heeft zijn mededelingsplicht geschonden door dit niet te vermelden. Aan [eiser] kan niet worden tegengeworpen dat hij geen onderzoek heeft gedaan.
3.5 De dwaling van [eiser] is te wijten aan de inlichting van [gedaagde] dat Ernske geschikt was als fokmerrie, terwijl hij wist of kon weten dat daarvan geen sprake was, althans aan het niet meedelen van de voornoemde ongewenste eigenschappen. Op grond van dwaling is bij brieven d.d. 11 mei en 4 juli 2001 van ARAG-rechtbijstand, de gemachtigde van [eiser], (naar de rechtbank leest) de vernietiging van de koopovereenkomst ingeroepen.
3.6 Aanspraak wordt gemaakt, naast terugbetaling van de koopprijs, op de gemaakte onderzoeks- en dekkosten ad f 4.150,--. Primair vordert [eiser] vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling, subsidiair ontbinding omdat het paard niet de eigenschappen bezat die [eiser] op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. [eiser] maakt voorts aanspraak op rente, buitengerechtelijke kosten conform het rapport Voorwerk-II en kosten van verzorging en stalling vanaf
1 januari 2001 ad f 300,-- per maand.
4. Het verweer
4.1 [gedaagde] concludeert dat de rechtbank [eiser] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen, althans hem deze zal ontzeggen met diens uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
4.2 Op de verweren van [gedaagde] zal zonodig bij de beoordeling worden ingegaan.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Primair verwijt [eiser] dat hij heeft gedwaald omdat [gedaagde] niet voldaan heeft aan de op hem rustende mededelingsplicht inzake eerdere dekkingspogingen en eerdere verwerpingen van de vrucht door de merrie Ernske.
5.2 Gesteld noch gebleken is dat dekking van Ernske voor 1997 heeft plaatsgevonden, op vierjarige leeftijd van de merrie.
Nu vaststaat dat dekking heeft plaatsgevonden in 1997, hetgeen geresulteerd heeft in de geboorte van het veulen Tildert waarmee [eiser] bekend was, alsmede dekking heeft plaatsgevonden in 1999 maar die vrucht in juli 1999 is verworpen, waarvan [eiser] heeft erkend dat dit door [gedaagde] voor de koop aan hem is meegedeeld, kan dit verwijt slechts zien op de dekkingspoging(en) in 1998.
5.3 Of mededeling daarvan is nagelaten, hetgeen [eiser] heeft gesteld doch [gedaagde] heeft ontkend, dit enkele feit -wanneer dit zou komen vast te staan- is onvoldoende om een beroep op dwaling te baseren. Het staat immers vast dat de merrie Ernske ten tijde van de koop 6 ½ jaar oud was en slechts eenmaal een veulen had geworpen, hetgeen [eiser] bekend was. In de omstandigheden van het geval als onder 5.2 weergegeven had het op de weg van [eiser] als redelijk deskundig koper, hij heeft immers gesteld zich eerder met de hengstenopfok bezig te hebben gehouden, gelegen om voor zover de mogelijkheid om veulens te werpen voor hem van doorslaggevend belang was bij de aankoop van de merrie, de verkoper daartoe nader te bevragen hetgeen gesteld noch gebleken is.
5.4 Dit zou anders kunnen zijn in het geval sprake is van een fysiek gebrek van het paard dat aan het drachtig worden of voldragen in de weg staat of in belangrijke mate bemoeilijkt, maar dat daarvan sprake was is gesteld noch gebleken. Weliswaar heeft [eiser] gesteld dat er problemen waren met de vruchtbaarheid en de drachtigheid van de merrie maar aan deze stelling moet, als onvoldoende feitelijk onderbouwd, vooralsnog voorbij gegaan worden.
5.5 [eiser] heeft zich voorts beroepen op non-conformiteit. Het enkele feit dat een merrie na dekking niet onmiddellijk drachtig wordt, betekent niet zonder meer dat zij niet de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik nodig zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat een paard voor meerdere doeleinden kan worden gebruikt. Naast de fokkerij kan daarbij gedacht worden als het inzetten als rij- of trekpaard in al zijn variaties. Daarbij komt dat het drachtig worden en het voldragen van de vrucht bij dieren niet zonder meer als een automatisme kan worden beschouwd, nu sprake blijft van een gebeuren waarbij moeder natuur betrokken is.
5.6 Het beroep van [eiser] op de verklaring van de dierenarts [naam] te [woonplaats] (productie 7 bij dagvaarding) gaat in het kader van normaal gebruik niet op nu deze arts uitgaat van een fokmerrie terwijl hij voorts, gelet op hetgeen onder 2.2 is overwogen, ten onrechte van zes dekseizoenen is uitgegaan. Ook de door [eiser] genoemde -en deels door [gedaagde] gedocumenteerd weersproken- bevruchtingspercentages van de gebruikte hengsten van 80 resp. 76 % zijn daartoe ontoereikend nu zij in elk geval de mogelijkheid open laten van het niet drachtig worden bij minimaal 1 op de 5 dekkingen.
5.7 Dit kan evenwel anders liggen in het geval het paard als fokmerrie is gekocht, zoals [eiser] heeft gesteld, doch [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist. [eiser] mag in dat geval immers verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die nodig zijn voor het bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Overeenkomstig diens aanbod zal [eiser] worden toegelaten tot bewijs van zijn stellingen.
5.8 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
De rechtbank, rechtdoende,
laat [eiser] toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat:
­ hij de merrie Ernske als fokmerrie heeft gekocht van [gedaagde];
­ de merrie Ernske ten tijde van de koop ongeschikt was als fokmerrie;
bepaalt dat, zo [eiser] het bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, getuigen zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank, Martinetsingel 2 in Zutphen, op een nader te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de enquêterol van 1 augustus 2002 om partijen in de gelegenheid te stellen opgave te doen van het aantal en de personalia van de te horen getuigen bij (tegen)getuigenverhoor alsmede om de verhinderdata over de periode van september tot december 2002 over te leggen, voor welk overleggen geen uitstel zal worden verleend, derhalve ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2002.
os/rp