ECLI:NL:RBZUT:2002:AE5867

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
11 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
37347 / HAZA 01-68
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de aansprakelijkheid en ontbinding van een detacheringsovereenkomst tussen Aquero Chain B.V. en F'it Informatisering B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, gaat het om een geschil tussen Aquero Chain B.V. en F'it Informatisering B.V. betreffende een detacheringsovereenkomst. Aquero vordert schadevergoeding van F'it, die haar medewerkers op non-actief heeft gesteld en de overeenkomst heeft ontbonden. De partijen hebben in 1999 een raamovereenkomst gesloten, gevolgd door een deelovereenkomst voor detachering van medewerkers van Aquero bij F'it. De medewerkers zouden werkzaamheden verrichten op het gebied van het softwarepakket Navision. Aquero stelt dat F'it haar verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot schade aan Aquero. F'it betwist dit en stelt dat Aquero tekortgeschoten is in haar verplichtingen, waardoor zij gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Aquero in staat van faillissement is verklaard en dat de curatoren de procedure hebben overgenomen. De rechtbank oordeelt dat F'it het bewijs moet leveren van de gestelde tekortkomingen van Aquero. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van de bewijslevering. In reconventie is de procedure geschorst op grond van het faillissement van Aquero, en de rechtbank houdt ook hier iedere verdere beslissing aan. De uitspraak is gedaan op 11 juli 2002 door mr. M.F.J.N. van Osch.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Rolnummer: 37347 / HAZA 01-68
Uitspraak: 11 juli 2002
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AQEURO CHAIN B.V.,
gevestigd te Wilp, gemeente Voorst,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
procureur: oorspronkelijk mr. C.B. Gaaf, thans mr. B.A.I. Baks
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
F'IT INFORMATISERING B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procureur: mr. J.E.M. van Overbeek de Meijer.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als Aquero en F'it.
1. Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
­ de beslagstukken
­ de dagvaarding d.d. 2 januari 2001
­ de conclusie van eis in conventie, tevens akte houdende uitlating producties
­ de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie
­ het vonnis van 29 maart 2001
­ het proces-verbaal van de op 9 mei 2001 gehouden comparitie van partijen
­ de conclusie van repliek in conventie houdende wijziging van eis, tevens van antwoord in reconventie
­ de conclusie van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie, houdende vermeerdering van eis
­ de antwoordakte vermeerdering van eis
­ de beschikking van 20 september 2001
­ de akte houdende producties van F'it
­ de aantekening ter rolle van 18 april 2002 dat Aquero in staat van faillissement verkeert
­ de conclusie van dupliek in reconventie.
2. De vaststaande feiten
2.1 De rechtsvoorgangster van Aquero heeft op 5 januari 1999 met F'it, dealer van het softwarepakket Navision, een zogenoemde "Raamovereenkomst Detachering" gesloten. In de considerans van deze overeenkomst is onder meer vermeld:
"(…)
- opdrachtgever zich tijdelijk wil laten assisteren door medewerkers van CIR
(Aquero, rechtbank) bij het uitvoeren van specifieke werkzaamheden op het gebied van automatisering. De werkzaamheden zullen hoofdzakelijk betreffen die werkzaamheden die beschreven staan in de deelovereenkomst(en);
- CIR bereid is medewerkers die kennis en ervaring bezitten op de door opdrachtgever gewenste gebieden, ten behoeve van opdrachtgever in te zetten;
- partijen bij het aangaan van de overeenkomst en de uitvoering van de werkzaamheden uitgaan van het beginsel dat bij automatiseringsprojecten sprake dient te zijn van een co-produktie van opdrachtgever en CIR, waarbij partijen nauw samen dienen te werken om de overeengekomen werkzaamheden succesvol te realiseren (…)"
In de overeenkomst is, voor zover van belang, vermeld: "(…)
1.1 CIR medewerker: de medewerker, die op basis van een cursus- of arbeidsovereenkomst werkzaam is bij CIR, gekwalificeerd op het gebied van de informatica; (…)
3.1 Onder toepassing van de bepalingen van de raamovereenkomst kan CIR medewerkers inzetten voor het realiseren van projecten van opdrachtgevers. Daartoe dient opdrachtgever per project een opdracht aan CIR te verlenen (…)".
2.2 Partijen hebben in aansluiting daarop op 6 augustus 1999 een zogenoemde "Deel-overeenkomst Detachering" gesloten. Het betreft ontwikkelwerkzaamheden met name op het gebied van het softwarepakket Navision, voor maximaal 16 junior trai-nees in de functie van junior programmeur. De uurtarieven bedragen f 32,50 voor de eerste maand, f 52,50 voor de tweede tot en met de zesde maand, f 65,00 voor de zevende tot en met de twaalfde maand en f 85,-- tot en met de achttiende maand.
2.3 Per 1 januari 2000 zijn vier medewerkers van Aquero bij F'it aan het werk gegaan. Per 1 maart 2000 is een vijfde medewerker gestart.
2.4 Vier medewerkers zijn door F'it op 22 mei 2000 op non-actief gesteld.
2.5 De werkzaamheden van het door Aquero gedetacheerde personeel zijn tot en met 31 oktober 2000 door Aquero bij F'it middels facturen in rekening gebracht. Op de bedoelde facturen is door F'it, ook na herhaalde sommatie, ten belope van in totaal
f 176.366,66 niet voldaan.
2.6 Bij brief van haar raadsman d.d. 31 juli 2000 heeft Aquero F'it aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade.
2.7 Bij brief van 3 augustus 2000 heeft F'it Aquero aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
2.8 Bij schrijven van haar raadsman d.d. 7 november 2000 heeft F'it de onder 2.2 genoemde overeenkomst ontbonden.
2.9 Aquero is op 8 november 2001 in staat van faillissement verklaard met benoeming van mrs. B.A.I. Baks en A.A.M. Spliet tot curatoren. Met toestemming van de rechter-commissaris hebben de curatoren de procedure in conventie overgenomen.
3. De vordering in conventie
3.1 Aquero vordert, na vermindering van eis, dat de rechtbank F'it bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal veroordelen:
I. tot betaling aan Aquero tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van
f 189.455,19, vermeerderd met de contractuele rente over de hoofdsom van
f 165.325,-- vanaf 21 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. tot vergoeding van de door Aquero geleden schade, begroot op f 159.540,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2000 over dat bedrag tot aan de dag der algehele voldoening, althans aan Aquero te betalen een door de rechtbank vast te stellen vergoeding;
III. in de kosten van de procedure, waaronder de beslagkosten.
3.2 Aquero legt aan haar vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de navolgende stellingen ten grondslag.
Aquero is een onderneming gespecialiseerd op het gebied van Informatie Communicatie Technologie (ICT). Zij zoekt en selecteert personeel voor een vaste baan in de ICT. Aquero neemt deze personen in dienst, leidt hen op en detacheert hen bij opdrachtgevers, zoals F'it, waar de kandidaten na de opleidingsfase praktijkervaring kunnen opdoen. Gedurende 18 maanden is de opdrachtgever verplicht de gedetacheerde werknemers te laten werken, te begeleiden en opleiding te verstrekken. De opdrachtgever wordt betrokken bij de selectie en is zelf verantwoordelijk wie er bij haar komt werken. Na afloop van dit traject krijgen de kandidaten de kans bij de opdrachtgever in dienst te treden.
Met F'it als opdrachtgever is op deze wijze een detacheringsovereenkomst gesloten. De werkzaamheden bestonden uit ontwikkelwerkzaamheden van het zogenoemde Navision softwarepakket. F'it heeft de kandidaten onvoldoende begeleid en niet de nodige projecten laten doen. Vanaf 22 mei 2000 heeft F'it de gedetacheerde werknemers geen werkzaamheden meer laten verrichten. Ondanks correspondentie en overleg was F'it niet bereid de medewerkers hun werkzaamheden te laten hervatten. Nu zij de openstaande facturen niet betaalde heeft Aquero een advocaat moeten inschakelen. De daaraan verbonden kosten conform het gebruikelijke tarief van de Nederlandse Orde van Advocaten zijn als schade vergoedbaar. De rente bedraagt contractueel 1,5 % vanaf 14 dagen na factuurdatum. Daarnaast lijdt Aquero schade omdat F'it wanprestatie pleegt. Aquero vordert vervangende schadevergoeding nu nakoming blijvend onmogelijk is. De schade, bestaande uit afschrijving van de opleidingskosten over november 2000- juni 2001 vermeerderd met salaris (inclusief werkgeverslasten), bedraagt f 171.376,--.
4. Het verweer in conventie
4.1 F'it concludeert dat de rechtbank Aquero niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
4.2 Op de verweren van F'it zal zonodig onder de beoordeling worden ingegaan.
5. De vordering in reconventie
5.1 F'it vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat de overeenkomst tussen partijen per 7 november 2000 is ontbonden, althans met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, met als gevolg dat F'it bevrijd is van haar verplichting tot betaling van de openstaande facturen, vermeerderd met rente en kosten;
II. Aquero zal veroordelen tot (terug)betaling aan F'it tegen finale kwijting van de somma ad f 80.582,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2000, althans vanaf 30 augustus 2001 tot de dag der algehele voldoening;
III. Aquero zal veroordelen tot vergoeding van de door F'it geleden en nog in de toekomst te lijden schade, begroot op de somma ad f 260.808,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2000, althans vanaf 30 augustus 2001 tot de dag der algehele voldoening;
IV. Aquero zal veroordelen tot betaling aan F'it tegen finale kwijting de buitengerechtelijke kosten ad f 5.024,50, inclusief BTW.
5.2 F'it legt aan haar vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten naast haar verweren in conventie samengevat de navolgende stellingen ten grondslag.
Wegens toerekenbaar tekortschieten door Aquero was F'it gerechtigd de overeenkomst d.d. 6 augustus 1999 te ontbinden. Zij heeft aanspraak op restitutie van f 80.582,50 die zij reeds heeft betaald. Verder maakt zij aanspraak op schade bestaande uit gederfde winst en kosten begroot op f 229.808,--. Daarnaast heeft zij vervangend personeel moeten inschakelen waarvan de kosten worden begroot op
f 31.000,--. Er zijn buitengerechtelijke kosten gemaakt.
6. Het verweer in reconventie
6.1 Aquero concludeert dat de rechtbank de vorderingen van F'it zal afwijzen met veroordeling van F'it in de kosten van het geding.
6.2 Op de verweren van Aquero zal zonodig bij de beoordeling worden ingegaan.
7. De beoordeling van het geschil
In conventie
7.1 Nu de curatoren op de voet van het bepaalde van art. 27 van de Faillissementwet (Fw.) de procedure hebben overgenomen zal beoordeling plaatsvinden van de vorderingen zoals deze na vermindering van eis luiden.
7.2 Tegenover de stellingen van Aquero heeft F'it aangevoerd dat Aquero tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de deelovereenkomst zodat terecht door haar ontbinding daarvan is ingeroepen, ten gevolge waarvan geen betalingsverplichting ter zake van de facturen bestaat. F'it heeft aangevoerd dat, nadat de medewerkers van Aquero gedurende vijf maanden bij haar werkzaam waren, gebleken is dat zij -met uitzondering van een, mevrouw Buitenhuis- niet over de capaciteiten beschikten die F'it op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Zij waren niet in staat tot zinvolle, laat staan productieve arbeid. Zij misten daarvoor de kwaliteiten, zelfs voor eenvoudiger werkzaamheden. F'it was, nu het eigen werk van haar medewerkers daaronder ging lijden, genoodzaakt de medewerkers, met uitzondering van mevrouw Buitenhuis, op non-actief te stellen en later naar huis te sturen.
Aquero heeft dit gemotiveerd betwist.
7.3 Van Aquero als detacheerder mag, in het licht van haar eigen omschrijving van haar werkzaamheden (zie onder 3.2) en mede gelet op de considerans van de raamovereenkomst als onder 2.1, eerste en tweede gedachtestreepje weergegeven, worden verwacht dat zij geschikt personeel voor een opdrachtgever selecteert. Dat F'it op enigerlei wijze bij de selectie van de medewerkers betrokken is geweest, zoals Aquero heeft gesteld, maakt dit niet anders. Gesteld noch gebleken is dat F'it is afgeweken van voorstellen van Aquero ter zake van te detacheren personeel.
Of de personeelsleden, met uitzondering van mevrouw Buitenhuis, wel of niet over de vereiste kwaliteiten beschikten is tussen partijen omstreden. Volgens de hoofdregel van art. 177 Rv. (oud) en tevens art. 150 (nieuw) Rv. rust - mede gelet op de door F'it onvoldoende weersproken stelling van Aquero dat drie van de betrokken medewerkers daarna bij een andere werkgever wel goed functioneerden- de bewijslast van de gestelde tekortkoming van Aquero op F'it, tot welk bewijs zij, overeenkomstig haar aanbod, zal worden toegelaten.
7.4 Het verweer van Aquero dat F'it haar niet in gebreke heeft gesteld zodat van verzuim geen sprake was en ontbinding niet mogelijk, moet worden verworpen. Zoals F'it onvoldoende weersproken heeft aangevoerd was Aquero niet bereid om op de herhaaldelijk geuite klachten van de zijde van F'it om gezamenlijk voor de door F'it geconstateerde problemen met de medewerkers een oplossing te zoeken, hetgeen van Aquero mocht worden verlangd in het licht van de in de considerans van de overeenkomst (zie onder 2.1, derde gedachtestreepje) mede gelet op hetgeen voortvloeit uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in het kader van de rechtsverhouding waartoe partijen over en weer staan. Zo was zij zonder genoegzame opgave van reden niet bereid om de medewerkers te laten testen om naar aanleiding van de testresultaten concrete oplossingen te zoeken, zoals F'it heeft voorgesteld, terwijl een constructief tegenvoorstel om de gerezen problemen uit de weg te ruimen is uitgebleven.
Uit de houding van Aquero mocht F'it dan ook afleiden dat aanmaning tot nakoming nutteloos zou zijn, zodat volstaan kon worden met een schriftelijke aansprakelijkstelling zonder dat een redelijke termijn behoeft te worden gesteld, zoals is geschied door F'it bij brief van 3 augustus 2000 (zie onder 2.7) en overigens Aquero zich onder deze omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid er achteraf niet op kan beroepen dat zij niet formeel in gebreke is gesteld.
7.5 Vooruitlopende op de bewijslevering wordt thans reeds overwogen dat, zo zou komen vast te staan dat F'it tot ontbinding van de overeenkomst gerechtigd was, dit niet zonder meer betekent dat er geen betalingsverplichting van F'it jegens Aquero bestaat. Immers, door ontbinding van de overeenkomst ontstaan over en weer ongedaanmakingsverbintenissen, terwijl in elk geval F'it heeft erkend dat de gedetacheerde werkneemster mevrouw Buitenhuis wel voldeed aan de eisen en zij ook werkzaamheden voor F'it heeft verricht, zodat in elk geval voor deze prestatie vergoeding van de waarde dient te worden betaald.
7.6 Elke verdere beslissing wordt in afwachting van de bewijslevering aangehouden.
In reconventie
7.7 Gelet op het faillissement van Aquero als gedaagde in reconventie is deze procedure op de voet van het bepaalde in art. 29 Fw. geschorst, om alleen dan te worden voorgezet indien de verificatie van de vorderingen in reconventie wordt betwist. Weliswaar hebben de curatoren aangegeven dat zij voornemens zijn de vorderingen van F'it te betwisten maar, nu gesteld noch gebleken is dat een verificatievergadering heeft plaatsgevonden, blijft de procedure geschorst.
7.8 Het verzoek van de curatoren om, nu het de facto zou gaan om toewijzing van een mogelijk saldo, het geding in reconventie uit proceseconomische redenen voort te zetten zodat een eventueel aan F'it toe te wijzen vordering een concurrente vordering in het faillissement zal opleveren, moet worden afgewezen. Daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat de machtiging van de rechter-commissaris daartoe strekt, staat daaraan een evidente wettelijke bepaling als hiervoor vermeld is in de weg. Tevens zou een dergelijke voorzetting van de procedure, zonder dat sprake is van een verificatieprocedure, de overige schuldeisers in het faillissement van Aquero van de wettelijk geregelde mogelijkheid ontnemen om zich te verzetten tegen verificatie van de vordering.
De beslissing
De rechtbank, rechtdoende,
In conventie
laat F'it toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat de door Aquero bij F'it gedetacheerde medewerkers, met uitzondering van mevrouw Buitenhuis, niet over de capaciteiten beschikten die F'it op grond van de overeenkomst mocht verwachten, nu zij daarvoor de kwaliteiten misten en niet in staat waren tot voor F'it zinvolle productieve arbeid;
bepaalt dat, zo F'it het bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, getuigen zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank, Martinetsingel 2 in Zutphen, op een nader te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de enquêterol van 25 juli 2002 om partijen in de gelegenheid te stellen opgave te doen van het aantal en de personalia van de te horen getuigen bij (tegen)getuigenverhoor alsmede om de verhinderdata over de periode van augustus tot november 2002 over te leggen, voor welk overleggen geen uitstel zal worden verleend, derhalve ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan.
In reconventie
verstaat dat de procedure ingevolge art. 29 Fw. is geschorst,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2002.
os/rp