RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoeker] en [verzoekster], wonende te Megchelen, verzoekers,
en
de burgemeester van de gemeente Gendringen, verweerder;
derde partij: buurtvereniging "De Twee Straotjes" te Megchelen.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 10 juni 2002.
Verzoekers hebben bij brief van 22 juni 2002 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Bij brief van 1 juli 2002 is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 5 juli 2002, waar [verzoekster] is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door G.J. Mugge en mevr. A.A.M. Mulling. De derde partij is met bericht van verhindering niet verschenen.
3.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
3.2 Bij brief van 22 mei 2002 heeft de derde partij verzocht om een vergunning voor het houden van een buurtfeest, waarbij voor ongeveer 25 personen een partytent zal worden geplaatst aan het einde van de Rekenkamer, een doodlopende weg in Megchelen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan de derde partij vergunning verleend voor het organiseren van een buurtfeest op zaterdag 6 juli 2002 tussen 12.00 en 24.00 uur in en nabij een feesttent, geplaatst in het doodlopende gedeelte van de Rekenkamer in Megchelen. Daarbij is door verweerder een aantal voorschriften aan de vergunning verbonden, onder meer met betrekking tot het plaatsen van de feesttent en het voorkomen van (geluids-) overlast.
Verzoekers, woonachtig aan de Rekenkamer nr. 1, hebben (onder meer) op grond van negatieve ervaringen met eerdere feesten in hun straat bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning.
3.3 Op grond van artikel 2.1.4.1, eerste lid en onder c, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Gendringen (hierna: de APV) is het (onder meer) verboden zonder vergunning van de burgemeester op of aan de weg een feest te geven.
Ingevolge artikel 2.1.5.1, eerste lid, van de APV is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.
3.4 Gelet op de inhoud van de verleende vergunning, alsmede gelet op het verhandelde ter zitting, moet deze aldus worden begrepen dat daarbij aan de derde partij vergunning is verleend voor het houden van een feest op of aan de weg, als bedoeld in artikel 2.1.4.1, eerste lid en onder c, van de APV , alsmede vergunning is verleend voor het plaatsen van een feesttent op de openbare weg als bedoeld in artikel 2.1.5.1 van de APV.
Met betrekking tot laatstbedoelde vergunning is evenwel naar voorlopig oordeel, gelet op het bepaalde in artikel 2.1.5.1 van de APV, niet verweerder maar het college van burgemeester en wethouders het bevoegde bestuursorgaan binnen verweerders gemeente om op de aanvraag van de derde partij te beslissen. Verweerders ter zitting naar voren gebrachte standpunt dat een op grond van artikel 2.1.4.1 van de APV verleende vergunning voor het houden van een feest op of aan de weg tevens zou omvatten het plaatsen van een feesttent op die weg, is strijdig te achten met de in de APV neergelegde verdeling van bevoegdheden binnen verweerders gemeente.
Gelet op het voorgaande zal het bestreden besluit, voor zover daarbij door verweerder op grond van artikel 2.1.5.1 van de APV vergunning is verleend voor het plaatsen van een feesttent op de weg, naar verwachting in een bodemprocedure geen stand houden. In zoverre bestaat er derhalve aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening als hieronder onder punt 4. aangegeven.
3.5 Met betrekking tot de op grond van artikel 2.1.4.1 verleende vergunning tot het geven van een buurtfeest op 6 juli 2002 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen reden is om die vergunning uit hoofde van de openbare orde te weigeren.
Mede in aanmerking genomen dat verweerder op dit punt een ruime -door de rechter te respecteren- beoordelingsvrijheid toekomt, alsmede gelet op de beperkte omvang en het besloten karakter van het feest, en gelet tenslotte op de door verweerder aan die vergunning verbonden voorschriften, is een ordentelijk verloop van het betreffende feest naar voorlopig oordeel in voldoende mate verzekerd. Met betrekking tot de door verzoekers geuite vrees voor 'wildplassen' is van belang dat de huizen van de betreffende buurtbewoners op maximaal 50 meter afstand van de in geding zijnde locatie gelegen zijn, waardoor het gebruikmaken van het toilet in de eigen woning in de rede zal liggen. Tenslotte is van de zijde van de derde partij schriftelijk medegedeeld dat op dit punt binnen de buurtvereniging afspraken zijn gemaakt, en reeds de aanwezigheid van jonge kinderen op het feest de ouders van dergelijk gedrag zal weerhouden. Voorts is de locatie van het feest dusdanig gekozen dat de bereikbaarheid van het huis van verzoekers gewaarborgd is.
Tenslotte wordt nog opgemerkt dat omvang en karakter van het feest naar voorlopig oordeel dusdanig zijn te achten dat daarvan in redelijkheid geen geluidhinder als bedoeld in artikel 4.1.7 van de APV valt te verwachten. Mitsdien is het verlenen van een ontheffing op dit punt terecht niet noodzakelijk geoordeeld.
Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen op grond van artikel 2.1.4.1 van de APV in redelijkheid tot het verlenen van de vergunning voor het houden van het buurtfeest heeft kunnen komen. In zoverre zal het bestreden besluit in een bodemprocedure naar verwachting stand kunnen houden. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal in zoverre worden afgewezen.
3.6 Niet is gebleken dat verzoekers proceskosten hebben gemaakt die op grond van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komen.
De voorzieningenrechter van de rechtbank,
- schorst het bestreden besluit, voor zover daarbij ontheffing is verleend voor het plaatsen van een feesttent in het doodlopende gedeelte van de Rekenkamer te Megchelen
(artikel 2.1.5.1 APV);
- wijst het meer of anders verzochte af;
- bepaalt dat de gemeente Gendringen het gestorte griffierecht van €109,- aan
verzoekers vergoedt.
Aldus gegeven door mr. E.J.J.M. Weyers en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.