Rolnummer: 39029 HA ZA 01-374
Uitspraak: 28 maart 2002
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
eisende partij,
procureur: mr. M.T. Spronck,
de naamloze vennootschap AEGON SCHADEVERZEKERING NV,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde partij,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
advocaat : mr. H.E.M. Hulleman te Groningen.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als [eiser] en Aegon.
1. Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 23 maart 2001;
- de conclusie van eis, tevens akte overlegging producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte wijziging van eis;
- de akte van Aegon;
- de conclusie van dupliek;
- de akte, tevens houdende overlegging producties van [eiser];
- de antwoordakte van Aegon.
2.1 [eiser] is op 7 juli 1996 als inzittende van een personenauto en gezeten naast de bestuurder, betrokken geraakt bij een verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden op de provinciale weg [X], in de plaats [Y] (gemeente [Z]). Deze auto draaide vanaf een picknickplaats de weg op en werd linksvoor aangereden door een andere auto die zich met grote snelheid op de voor deze verkeerde weghelft bevond. De aangereden auto is door deze aanrijding over de kop geslagen en liggend op het dak tot stilstand gekomen. Door omstanders is [eiser] door de open raam naar buiten getrokken omdat de portieren waren beklemd.
2.2 Het ongeval is veroorzaakt door een voertuig dat ten tijde van het ongeval tegen de risico's van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd was bij Aegon. Aegon heeft aansprakelijkheid voor schade als gevolg van het ongeval erkend.
2.3 In opdracht van beide partijen heeft dr. T.J. Tacke, neuroloog, [eiser] op 13 oktober 1999 onderzocht en hij heeft op 28 november 1999, voor zover relevant, gerapporteerd als volgt:"(…)
GENEESKUNDIG DEEL VAN DE RAPPORTAGE (…)
Direct na het ongeval had zij eigenlijk nergens pijn. Echter een paar minuten na het ongeval ontstond pijn in de nek en de schouders, en de gehele rug. Ook haar linker heup ging pijn doen.(…) Zij had veel pijn, tevens was zij erg misselijk en had gebraakt; (…) Een ambulance bracht haar naar het ziekenhuis (….). Men vertelde haar daarna, dat er niets was gebroken, en dat er diverse kneuzingen waren. Zij zou een hersenschudding hebben en misschien een whiplash. (…) Een dag later kwam de huisarts, omdat de pijn bleef. Hij constateerde ook een hersenschudding en adviseerde haar rust en schreef voor de nekpijn een halskraag voor. Zij bleef desondanks veel pijnklachten houden (…) De huisarts verwees haar een paar weken later naar dr. Lanting, neuroloog te Apeldoorn. Hij kon geen neurologische afwijkingen vinden en concludeerde tot een klachtenpatroon zoals bij en whiplashtrauma van de nek voorkomt (…) Een jaar later ging zij nog een(s) terug naar dr. Lanting, omdat zij klachten bleef houden. Zij werd opnieuw neurologisch nagekeken, waarna X-TWK en MRI-scan CWK; deze onderzoeken waren normaal. Dr. Lanting vond haar psycholabiel, en verwees haar naar het revalidatiecentrum de Kastanjehof vanwege acceptatieproblemen. In de Kastanjehof werd zij in dagbehandeling van oktober tot december 1998 behandeld. (…)
Huidige klachten (ruim 3 jaar na het ongeval)
· Betrokkene noemt op de eerste plaats haar pijnklachten. De pijn is zeurend van karakter, vaak ook stekend, m.n. bij en na fysieke belasting. De pijn is vooral gelokaliseerd in de nek en het achterhoofd en straalt uit naar de schouders en de onderrug (…)
· Soms heeft zij migraine-aanvallen, die zij behandelt met rust en Imigran.
· Zij is erg snel vermoeid en vermoeibaar. (…)
· Zzij is snel geïrriteerd en emotioneel ontregelt (…)
· Zij kan zich niet concentreren; zij is erg vergeetachtig. (…)
Medische voorgeschiedenis:
In haar jeugd is zij op ongeveer 16-jarige leeftijd tijdens volleybal hard gevallen, waarna zij veel hoofd- en nekpijn had. Zij is toen door een neuroloog onderzocht, die geen afwijkingen kon vinden. (…) Als zij zich gestresst voelt, heeft zij snel last van spierklachten, zich uitende als nek- en hoofdpijn, waarschijnlijk t.g.v. spierspanningshoofdpijn.
Betrokkene is in 1995 gescheiden. Zij heeft een dochtertje van 10 jaar, dat bij haar woont. Haar dochtertje was vroeger een zorgenkindje (…) hetgeen vaak een slechte nachtrust betekende voor betrokkene. (…)
Neuropsychologisch onderzoek:
Op 08-11-1999 werd betrokkene uitgebreid neuropsychologisch onderzocht door drs. A. Bons, klinisch psycholoog. Ik wil verwijzen naar zijn uitvoerige rapportage d.d. 11-11-1999. (…)
Bij het verkeersongeval op 07-07-1996 is betrokkene op de bijrijders plaats zittend in de auto plotseling heen en weer geslingerd. Verschijnselen van een commotio of contusio cerebri hebben zich niet duidelijk voorgedaan. Wel ontwikkelde betrokkene binnen een uur na het trauma pijnklachten, gelokaliseerd in de nek, het (achter)hoofd, met uitstraling naar de schouders en de onderrug, die een tendo-myogene origine lijken te hebben en dus kunnen worden verklaard als een distorsie van de weke delen van de nek ten gevolge van de abrupte bewegingen van de halswervelkolom door het trauma. Zij heeft er in de latere fase na het ongeval een gemiddeld ernstig postwhiplash syndroom aan overgehouden, hetwelk bestaat uit de hoofd/nek-pijnen, die vooral worden geprovoceerd door diverse houdingen en fysieke belasting, en die secundair betrokkene beïnvloeden t.a.v. moeheid, verminderde concentratie en vergeetachtigheid. Het neuropsychologisch onderzoek toont geen objectiveerbare neurocognitieve functiestoornissen, zoals na hersenletsel.
Ruim 3 jaar na een ongeval waardoor distorsie van de CWK, waardoor uiteindelijk een postwhiplash syndroom is ontstaan, kan worden aangenomen, dat er een medische eindtoestand is bereid, temeer het klachtenpatroon al minstens een jaar stationair is. Het valt niet te voorspellen hoe de klachten zich verder op termijn van vele jaren zullen ontwikkelen. Waarschijnlijk geen verslechtering, hopelijk enige verbetering. (…)
ZAKELIJK DEEL VAN DE RAPPORTAGE
Beantwoording van de standaardvraagstelling (…)
Vraag 1. Welke zijn uw bevindingen bij anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel hulponderzoek, welke diagnose(s) stelt u op uw vakgebied, welke behandeling(en) werd(en) ingesteld en met welk resultaat?
Antwoord:
Voor het antwoord op vraag 1 wil ik verwijzen naar het Geneeskundig Gedeelte van dit Keuringsrapport.(…)
Vraag 2. Wilt u op grond van uw onderzoeksbevindingen en de overige beschikbare gegevens zo uitgebreid mogelijk gemotiveerd aangeven:
a. Welke van de huidige klachten en/of verschijnselen in uw visie reeds voor het ongeval bestonden of ook zouden zijn ontstaan als het ongeval betrokkene niet was overkomen? Kunt u daarbij een indicatie op welke termijn en in welke mate dit dan het geval zou zijn geweest?
Antwoord:
Volgens betrokkene bestonden de klachten, m.n. de nek/hoofdpijn niet vóór het ongeval. Ook was zij voor het ongeval onvermoeibaar. Dit lijkt zeer aannemelijk. Haar huisarts heeft van dit soort klachten geen notitie gemaakt in zijn "groene kaart". Naar alle waarschijnlijkheid zou betrokkene dergelijke klachten nooit hebben gekregen, indien haar geen ongeval was overkomen. (…)
b. Waaruit de restklachten en/of restverschijnselen bestaan, die op medische gronden in redelijkheid als mogelijk ongevalsgevolg moeten worden beschouwd, en wilt u daarbij zo goed mogelijk aangeven met welke mate van waarschijnlijkheid dit naar uw oordeel het geval is?
Antwoord:
· Betrokkene noemt op de eerste plaats haar pijnklachten. De pijn is zeurend van karakter, vaak ook stekend, m.n. bij en na fysieke belasting. De pijn is vooral gelokaliseerd in de nek en het achterhoofd en straalt uit naar de schouders en de onderrug, m.n. aan de linker zijde.
· Soms heeft zij migraine-aanvallen, die zij behandelt met rust en Imigran.
· Zij is erg snel vermoeid en vermoeibaar. Vooral als de pijnklachten toenemen, afhankelijk van de fysieke belasting, die eigenlijk maar gering is. De nachtelijke slaap is redelijk.
· Zij is snel geïrriteerd en emotioneel ontregeld; m.n. als zij iets niet zo snel kan doen vanwege haar fysieke beperkingen door de pijn en vermoeidheid.
· Zij kan zich niet concentreren; zij is erg vergeetachtig. Bij het schrijven zou zij vaak spelfouten maken.
Het is zeer aannemelijk dat bovenvermelde klachten direkte en indirekte ongevalsgevolgen zijn.
c. Bestaan er andere aandoeningen of afwijkingen die relevant zijn bij de huidige klachten, afwijkingen of beperkingen?
Antwoord:
In strikte zin bestaan er geen andere lichamelijke aandoeningen, die relevant zijn bij de huidige klachten. Wel heeft betrokkene in de jaren voorafgaande aan het ongeval een aantal life-events gehad, o.a. de ziekte van haar dochter, waar zij het (m.n. vroeger) erg druk mee had en de echtscheiding in 1995. Zij had voor het ongeval wel eens last van spanningshoofpijn; overigens volgens betrokkene van veel minder intensiteit dan de huidige pijnklachten.
Vraag 3. Is er thans sprake van een -relatieve of definitieve- eindtoestand ten aanzien van de ongevalsgevolgen? Zo neen, verwacht u dan nog verbetering dan wel verslechtering en op welke termijn kan een zodanige eindtoestand worden verwacht?
Antwoord:
Ruim 3 jaar na een ongeval waardoor distorsie van de CWK, waardoor uiteindelijk een postwhiplash syndroom is ontstaan, kan worden aangenomen, dat er een medische eindtoestand is bereikt, temeer het klachtenpatroon al minstens een jaar stationair is. Het valt niet te voorspellen hoe de klachten zich verder op termijn van vele jaren zullen ontwikkelen. Waarschijnlijk geen verslechtering, hopelijk enige verbetering.
Vraag 4. Bestaat er een blijvende functionele invaliditeit op uw vakgebied? Zo ja, hoe groot acht u dit blijvend functieverlies ongeacht het beroep, en uitgedrukt in een percentage van de gehele mens, gebaseerd op de richtlijnen neergelegd in de AMA guide 4de druk en eventueel aangevuld met die van de NVvN? Wilt u nauwkeurig aangeven hoe uw schatting van het totale percentage functionele invaliditeit volgens deze norm is opgebouwd?
Antwoord:
Er bestaat blijvende functionele invaliditeit op neurologisch gebied. Het betreft restverschijnselen zoals boven omschreven t.g.v. van het matig ernstige whiplashsyndroom.(…) De mate van invaliditeit wordt bepaald, door de ernst van het pijnsyndroom, waarbij concordantie dient te bestaan tussen pijnbeleving en geverifieerd pijngedrag. De mate van pijn( beleving) bij deze betrokkene wordt van dien aard geschat, dat een mate van invaliditeit van 2% billijk wordt geacht, de gehele gezonde mens stellende op 100%. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat zij al voor het ongeval soms last had van spanningshoofdpijn. Het neuropsychologisch onderzoek geeft geen aanwijzingen voor cognitieve functiestoornissen door hersenletsel. De klachten van moeheid, gestoorde concentratie en vergeetachtigheid, berusten waarschijnlijk op een reactie van de persoonlijkheid en kunnen ook te maken hebben met acceptatieproblematiek, hetgeen geen neurologische ziektebeelden zijn. Hiervoor kan geen extra percentage invaliditeit worden toegekend.
Vraag 5.
a. Welke beperkingen stelt betrokkene te ondervinden bij het verrichten van activiteiten van het dagelijks leven (…)?
Antwoord:
Betrokkenen is aan ADL-zelfstandig; bij het haarwassen, in en uit bad stappen en het aantrekken van de schoenen heeft zij pijn in de nek en rug. Zij was sportief; nu kan zij door de pijnklachten die bij sporten erger worden alleen op laag inspanningsniveau wat aan fitness doen. Zij heeft motorrijden moeten opgeven en heeft haar motor verkocht. Voor het zwaardere huishoudelijk werk, waarbij zij moet rekken, bukken, buigen, reiken of boven de macht moet werken heeft zij[n] hulp nodig. Betrokkene heeft geen werk. Bij een eventuele baan zal rekening moeten worden gehouden met zaken waarbij rekken, bukken, buigen, reiken of boven de macht moet werken. Betrokkene vermijdt drukke sociale activiteiten. (…)"
2.4 Rapport van drs. A. Bons, klinisch psycholoog te Almelo d.d. 11 november 1999:
"(…)
Betreft: Y.J.A.C. van den Linden (…)
Onderzochte presenteert haar klachten met enige emotionele nadruk, waaruit blijkt dat ze het erg belangrijk vindt dat haar klachten erkend en begrepen worden. Bij het testonderzoek stelt ze zich op zich coöperatief op, maar haar doorzettingsvermogen is toch beperkt en op enkele momenten ontstaat de indruk dat ze vrij snel afhaakt. Ook is het gevonden testprofiel niet op alle onderdelen even consistent. Onderzochte blijkt in staat om het gehele onderzoek, hetgeen toch een forse belasting betekend, in één keer zonder pauzeren uitvoeren. Aan het eind van het onderzoek maakt ze overigens wel een vermoeide indruk en ook uit de herhaling van het reactietijdonderzoek blijkt dat de scores waarschijnlijk negatief beïnvloed worden door vermoeidheidsfactoren. Meerdere onderdelen van het testonderzoek worden traag uitgevoerd. Bij het gerichte aandachtonderzoek zijn verder aanwijzingen voor een grote gevoeligheid voor interferende stimuli. Bij het verdeelde aandachtonderzoek presteert ze bij één onderdeel conform de norm en bij het andere onderdeel (…) blijft de prestatie duidelijk achter bij de norm. Het continue aandachtonderzoek wordt traag en op zeer onregelmatige wijze uitgevoerd, waarbij de regeltijden in de tijd steeds verder oplopen. E.e.a. moet waarschijnlijk deels worden toegeschreven aan vermoeidheid en tintelingen in de armen. Bij het auditief-verbaal inprentingsonderzoek (VLGT) valt op dat de inprentingsprestaties in principe normaal zijn, terwijl consolidatiescore wijst op een zeer sterke prestatieteruggang. Uit het retrievalgedeelte blijkt vervolgens dat de bewuste informatie kennelijk wel opgeslagen is (…) maar onderzochte moeite heeft de benodigde informatie naar boven te halen.(…) Het visueel geheugen daarentegen toont zeer goede prestaties, terwijl de prestaties bij het onthouden van ritmische patronen (…) nogal zwak zijn. De prestaties bij de Amsterdamse Korte Termijn Geheugen test geven een indicatie voor onderpresteren. Het psychodiagnostisch onderzoek wijst op onmiskenbare emotionele labiliteit en sterke behoefte aan erkenning van de klachten. Er wordt echter niet voldaan aan alle criteria van een posttraumatisch stresssyndroom.
Nadere analyse en conclusies:
De interne inconsistentie van de onderzoeksgegevens, het niet optimale doorzettingsvermogen bij het testonderzoek, de aanwijzing voor onderpresteren en de nogal emotionele en enigszins nadrukkelijke presentatie van de klachten betekenen dat de gevonden afwijkingen bij het onderzoek niet volledig kunnen worden geduid als neurocognitieve stoornissen in het kader van een postwhiplashsyndroom. (…) Hiermee wil overigens niet gezegd zijn dat hiermede definitief is uit te sluiten dat er bij onderzochte lichte neurocognitieve stoornissen bestaan m.n. op concentratiegebied en wellicht enige mentale traagheid als onderdeel van haar postwhiplashsyndroom. De eventuele omvang hiervan kan vanwege de invloed van bovengenoemde factoren niet nauwkeurig worden vastgesteld.(…)"
2.5 [eiser] ontving ten tijde van het ongeval een bijstandsuitkering.
2.6 Aegon heeft aan [eiser] ter vergoeding van de door het ongeval veroorzaakte schade uitgekeerd een bedrag van f 22.500,--. Zij heeft ondanks verzoek geweigerd een hogere schadevergoeding uit te keren.
3.1 [eiser] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uit-voerbaar bij voor-raad:
1. primair: Aegon zal veroordelen tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] van een bedrag van f 887.115,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2001 tot aan de dag van algehele voldoening; althans
subsidair: Aegon zal veroordelen tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] van een bedrag van f 752.115,59, althans een bedrag als door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2001 tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede voor recht zal verklaren dat Aegon voor het overige gehouden is de schade van [eiser] als gevolg het ongeval d.d.7 juli 1996 te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
2. Aegon zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2 [eiser] legt aan haar vorderingen de vaststaande feiten en de na-vol-gende stellingen ten grondslag.
3.3 [eiser] heeft op grond van art. 6 WAM een eigen recht jegens Aegon. De rechtbank te Zutphen is gelet op art. 7 lid 2 WAM bevoegd tot kennisneming van het geschil.
3.4 [eiser] heeft ten gevolge van het ongeval een whiplash opgelopen. De door neuroloog Tacke vastgestelde klachten zouden nooit ontstaan zijn indien haar het ongeval niet was overkomen. De mate van invaliditeit is vastgesteld op 2 %. Drs. Bons heeft op neuro-psychologisch gebied niet goed haar conclusies kunnen trekken aangezien stemming, emotionele lading en de drang naar erkenning alsmede vermoeidheid en pijn de resultaten van het onderzoek beïnvloeden.
3.5 Diverse schadeposten komen voor vergoeding in aanmerking.
Ten eerste het verlies aan arbeidsvermogen. Voor het ongeval had zij naast haar bijstandsuitkering (zwarte) inkomsten uit schoonmaakwerkzaamheden zes ochtenden per week, waarvoor zij f 37,50 per ochtend ontving. In totaal verdiende zij f 11.700,-- netto aan extra inkomsten. Ten tijde van het ongeval had zij een sollicitatie lopen bij Assurantie- en makelaarskantoor Dick Mulderij B.V., waar zij reeds schoonmaakwerkzaamheden verrichtte. Door het ongeval heeft zij de kans gemist op een vast dienstverband, tegen een nettosalaris van ongeveer f 2.500,--- per maand. Gelet op Hof Arnhem 28 november 1978, NJ 1980, 30 dient de bijstandsuitkering niet te worden verrekend zodat de jaarschade bedraagt (13 x f 1.335,--
= ) f 17.300,--. Het totale verlies aan arbeidsvermogen bedraagt (f 11.700,-- + f 17.300,-- =) f 29.000,-- tot 2032 wanneer [eiser] de 65-jarige leeftijd zal bereiken.
3.6 Zij is niet meer in staat om alle huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. De stichting Thuiszorg Oost-Veluwe heeft een indicatie afgegeven voor 6 uren huishoudelijke hulp per week. In 1998/1999 is zij tijdelijk voor behandeling opgenomen in de Kastanjehof en is een indicatie voor 9 uur verleend. De kosten bedragen f 15,50 per uur. Voor de looptijd dient te worden uitgegaan van de 70-jarige leeftijd van [eiser] in 2037.
3.7 Omdat [eiser] niet meer in staat was de tuin te onderhouden heeft zij een onderhoudsarme tuin laten aanleggen.
3.8 [eiser] maakt vanwege het toegebrachte leed aanspraak op smartengeld.
3.9 Uit de schadestaat blijkt dat [eiser] van Aegon vordert f 887.115,59, als volgt gespecificeerd:
1.a. Verlies aan arbeidsvermogen tot 22 november 2000
6 dagen x f 37,50 x 48 weken x 227 weken f 51.075,--
b. Verlies arbeidsvermogen toekomst
f 29.000,-- x 19,99 (contante waarde factor bij looptijd 32 jaren) f579.710,--
2. huishoudelijke hulp mevrouw Niemeijer
a. tot 1 juni 1999 f 11.850,--
b. tot 70-jarige leeftijd f 3.900,-- (per jaar) x 21,78
(contante waarde factor bij looptijd 38 jaren) f 89.942,--
3. Opvang dochter gedurende verblijf in revalidatiecentrum
18 weken x 15 uren x f 5,-- f 1.350,--
4. Tuinaanleg f 5.510,14
5. a. Zonnebanktherapie 42 maanden x f 150,-- f 6.300,--
b. acupunctuurbehandeling f 900,--
6.a. Ligbad f 1.072,40
b. Waterbed/waterkussen f 1.995,--
c. badwand f 780,--
7. Fysiofitness f 600,--
8. Verzorging gezin bij moeder 8 dagen ad f 25,-- f 200,--
9. Aanschaf kussen op medische indicatie f 135,01
10. Vervoerskosten tot 16 februari 1998 f 448,70
11. Telefoon- en portikosten f 125,--
12. Indicatiestelling Thuiszorg f 150,--
13. Smartengeld f 20.000,--
Subtotaal f772.143,25
Af: voorschotten f 22.500,--
Saldo f749.643,25
Bij:
- fiscale schade f135.000,--
- buitengerechtelijke kosten f 2.472,34
Totaal f887.115,59
3.10 Voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat de fiscale schade eerst kan worden berekend op basis van het toegewezen gekapitaliseerde bedrag en/of bepaalde schadeposten nog niet toewijsbaar zin komt het subsidiair gevorderde aan de orde.
4.1 Aegon concludeert dat de rechtbank [eiser] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorde-ringen, althans haar deze zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
4.2 Op de verweren van Aegon zal zo nodig bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Aegon heeft zich niet verzet tegen de wijziging van eis, welke een vermindering inhoudt. Beoordeling zal derhalve plaatsvinden op basis van de eis zoals deze na wijziging luidt.
5.2 Aegon heeft ten verwere aangevoerd dat de diagnose van neuroloog Tacke op onvoldoende gronden is gestoeld en heeft deze betwist. Aegon heeft er daarbij allereerst op gewezen dat [eiser] reeds nekklachten had voor het ongeval. Neuroloog Tacke heeft, nu [eiser] voor het ongeval klaagde over nek- en hoofdpijn bij stress, alsmede dat zij na een val tijdens het volleyballen aan hoofd- en nekpijn leed, ten onrechte op vraag 2 geantwoord dat [eiser] voor het ongeval geen klachten had en hij heeft bij zijn rapportage niet aannemelijk gemaakt dat de voor het ongeval bestaande klachten niet zonder ongeval zouden zijn blijven bestaan. Objectiveerbare verschijnselen zijn niet geconstateerd, bij de diagnose "post whiplash syndroom" is louter afgegaan op de anamnese en de klachtenpresentatie. Het psychologisch onderzoek van drs. Bons biedt onvoldoende objectiveerbare aanwijzingen waar deze concludeert dat "de gevonden afwijkingen bij het onderzoek niet volledig kunnen worden geduid als neurocognitieve stoornissen in het kader van de postwhiplashsyndroom."
5.3 Dit standpunt kan niet worden gevolgd. Voorop wordt gesteld dat ingevolge vaste jurisprudentie in het geval van een post-whiplashsyndroom niet al te hoge eisen mogen worden gesteld aan het door [eiser] te leveren bewijs van het oorzakelijk verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten. Dit brengt met zich dat het ontbreken van een specifieke, medisch aantoonbare verklaring voor de klachten voor risico van de veroorzaker van het ongeval komt. Anders dan Aegon is de rechtbank van oordeel dat uit de vaststaande feiten en in het bijzonder de medische rapportage als onder 2.3 weergegeven in voldoende mate kan worden afgeleid dat [eiser] blijvend letsel heeft opgelopen ten gevolge van het ongeval.
5.4 Neuroloog Tacke memoreert in het geneeskundig gedeelte van zijn rapport: "In haar jeugd is zij op ongeveer 16-jarige leeftijd tijdens volleybal hard gevallen, waarna zij veel hoofd- en nekpijn had. Zij is toen door een neuroloog onderzocht, die geen afwijkingen kon vinden. (…) Als zij zich gestresst voelt, heeft zij snel last van spierklachten, zich uitende als nek- en hoofdpijn, waarschijnlijk t.g.v. spierspanningshoofdpijn."
Dat hij dit niet uitdrukkelijk heeft herhaald bij zijn beantwoording van vraag 2, zoals Aegon heeft aangevoerd, doet daaraan niet af nu uit zijn rapport voldoende blijkt dat hij dit in zijn beoordeling heeft betrokken. Daarbij komt dat de vraagstelling luidde "Welke van de huidige klachten en/of verschijnselen in uw visie reeds voor het ongeval bestonden (…)" en Tacke de bij hem bekende klachten uit het verleden, waarbij in elk geval het volleybalincident inmiddels van omstreeks 13 jaar daarvoor dateerde, kennelijk niet als zodanig heeft gekwalificeerd. Voorts heeft hij uitdrukkelijk vermeld dat de groene kaart van de huisarts, waarvan hij kennelijk kennis heeft genomen, daaromtrent geen notities bevat. Overigens blijkt uit het antwoord van neuroloog Tacke op vraag 4 dat hij met de voorheen bestaande spanningshoofdpijn rekening heeft gehouden bij de vaststelling van de mate van invaliditeit.
5.5 Dat neuroloog Tacke bij zijn diagnose "post whiplashsyndroom" is afgegaan op de anamnese en de klachtenpresentatie doet geen afbreuk aan de overtuigendheid daarvan. Nu de klachten aansluiten bij de onweersproken gelaten beoordeling van de behandelend neuroloog dr. Lanting en voorts passen in het beeld van een post-whiplashsyndroom, terwijl niet gebleken is dat een andere oorzaak heeft geleid tot de opgetreden klachten, moet worden aangenomen dat de klachten louter en alleen veroorzaakt zijn door een post-whiplashsyndroom dat het gevolg is geweest van het ongeval.
5.6 De door Aegon aangehaalde constatering van drs. A. Bons staat niet aan dit oordeel in de weg. Vast staat dat neuroloog Tacke bij de opstelling van zijn rapport de beschikking heeft gehad over het rapport van drs. A. Bons, maar diens conclusies hem niet tot een ander oordeel hebben geleid. Overigens is gesteld noch gebleken dat Aegon, die zelf mede opdrachtgeefster voor het onderzoek van Tacke was, op andersoortig onderzoek heeft aangedrongen.
5.7 Hetgeen onder 5.6 is overwogen, geldt ook voor de zogenoemde life-events waarvan uit het antwoord van neuroloog Tacke op vraag 3 blijkt dat hij deze wel degelijk in zijn boordeling heeft betrokken. Dat hij daaraan niet de door Aegon gewenste conclusie heeft verbonden, doet daaraan niet af.
5.8 Daarbij komt dat, nadat [eiser] bij repliek gemotiveerd op de bezwaren van Aegon is ingegaan, Aegon bij dupliek heeft volstaan met herhaling van haar verweren zonder deze nader te onderbouwen hetgeen in het licht van de nadere toelichting door [eiser] op haar weg had gelegen, zodat daaraan als onvoldoende gemotiveerd voorbij gegaan dient te worden.
Voor zover Aegon bedoeld heeft dat nader medisch onderzoek dient plaats te vinden, is daarvoor gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen reden, waarbij nog komt dat de betrokken neuroloog zijn onderzoek mede in opdracht van Aegon heeft verricht en gesteld noch gebleken is dat Aegon tevoren dan wel na kennisname van het rapport haar opmerkingen en kritiekpunten ter kennis van haar eigen deskundige heeft gebracht met een verzoek om daar alsnog op te reageren.
5.9 Met Aegon is de rechtbank echter wel van oordeel dat uit het rapport Tacke, waarin gesproken wordt van 2 % functionele invaliditeit, niet kan worden afgeleid dat [eiser] voor 100 % arbeidsongeschikt te achten is. Dat Tacke problemen verwacht voor [eiser] bij belastend werk voor nek, schouders, armen en rug is daartoe onvoldoende. Tacke geeft daarbij tevens aan dat het om beperkingen gaat zoals bij vrijwel elke postwhiplash-patient en gaat er blijkens de vermelding "Bij een eventuele baan zal rekening moeten worden gehouden met taken waarbij rekken, bukken, buigen, reiken of boven de macht moeten werken.", zelf vanuit dat werk niet is uitgesloten.
Er bestaat, alvorens op de overige schadeposten zal worden ingegaan, mede gelet op haar huidige leeftijd van 34 jaar, dan ook behoefte aan een arbeidsdeskundig onderzoek om na te gaan in hoeverre [eiser] in staat is loonvormende arbeid te verrichten en aldus de mate van arbeidsongeschiktheid en (resterend)verdienvermogen vast te stellen, waartoe een deskundige zal worden benoemd. Tevens zal de deskundige kunnen ingaan op de vraag naar de omvang en duur van de behoefte van [eiser] aan (huishoudelijke) hulp.
5.10 De rechtbank is voornemens de navolgende vragen aan de arbeidsdeskundige voor te leggen:
1. Kunt u op basis van de actuele belastbaarheid van mevrouw [eiser] en haar persoonlijke omstandigheden beoordelen welke mogelijkheden tot het verrichten van passende werkzaamheden zij heeft?
Indien u dit noodzakelijk acht voor het beantwoorden van deze vraag, verzoek ik u uw medisch adviseur te vragen op basis van eigen onderzoek de huidige mogelijkheden van mevrouw [eiser] vast te stellen aan de hand van een daartoe op te stellen actueel belastbaarheidprofiel en/of FIS-formulier?
2. Kunt u aangeven welke inkomsten mevrouw [eiser] zich had kunnen verwerven en/of wat haar (resterend) verdienvermogen is? Welke carrièremogelijkheden had mevrouw [eiser] en wat waren de bijbehorende verdiensten?
3. Kunt u daarbij één of meer concrete vacatures duiden en kunt u aangeven hoe u momenteel de kansen van mevrouw Van Der Linden om voor die vacatures in aanmerking te komen, inschat? Kunt u voorts aangeven welke verdiensten aan de door u genoemde vacatures gekoppeld kunnen worden.
4. Kunt u aangeven of, en zo ja welke, aanpassingen en/of omscholing nodig zal zijn om tot reïntegratie te komen?
Kunt u tevens aangeven binnen welke termijn [eiser] in staat moet worden geacht werkzaamheden als door u omschreven te vervullen?
5. Indien u van mening bent dat mevrouw [eiser] zonder ongeval (deels) aangewezen zou zijn geweest op het inschakelen van externe hulp voor de verzorging van het kind, kunt u dan aangeven welke kosten hieraan verbonden zouden zijn geweest, mede rekening houdend met de eventueel aanwezige gesubsidieerde mogelijkheden, de mogelijkheden binnen de eigen familie etc.?
6. Kunt u aangeven voor welke huishoudelijke taken mevrouw [eiser] thans beperkt is en waarom en kunt u daarbij ingaan op de vraag of en in hoeverre eventuele beperkingen opgeheven of beperkt zouden kunnen worden door bepaalde huishoudelijke taken niet aaneengesloten in korte tijd te verrichten, maar door deze te spreiden?
7. Wat is de behoefte van mevrouw [eiser] aan huishoudelijke hulp? Kunt u dit in uren per week aangeven?
8. Kunt u bij het beoordelen van de behoefte aan huishoudelijke hulp tevens aangeven of, en zo ja in welke mate en op welk moment, de behoefte aan huishoudelijke hulp in de toekomst nog zou kunnen wijzigen?
9. Hebt u nog andere opmerkingen, die voor de beoordeling van de onderhavige zaak van belang kunnen zijn?
5.11 Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten omtrent de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen, alsmede de hoogte van het voorschot op de deskundigenkosten. Partijen wordt, ter bevordering van de voortgang van de procedure, in overweging gegeven ter zake in overleg met een gezamenlijk voorstel te komen. Het bedoelde voorschot zal ten laste komen van Aegon nu vast staat dat Aegon aansprakelijk is voor de schade die [eiser] ten gevolge van het ongeval heeft geleden.
5.12 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De rechtbank, rechtdoende,
draagt [eiser] op zich bij akte uit te laten omtrent hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 5.10, waartoe de zaak wordt verwezen naar de rol van 25 april 2002;
bepaalt dat Aegon in de gelegenheid zal worden gesteld op deze akte bij antwoordakte te reageren, alsmede zich uit te laten omtrent hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 5.10;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.