ECLI:NL:RBZUT:2002:AD9173

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33819 / HA ZA 00-743
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding na ongeval met whiplashsyndroom

In deze zaak vordert [eiseres] schadevergoeding van Centraal Beheer, de WAM-verzekeraar van de bestuurder die haar auto heeft aangereden. Het ongeval vond plaats op 4 juli 1995, waarbij [eiseres] een whiplashsyndroom heeft opgelopen, wat heeft geleid tot volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat Centraal Beheer aansprakelijk is voor de schade, maar de omvang van de schadevergoeding is onderwerp van discussie. [eiseres] stelt dat zij door het ongeval aanzienlijke schade heeft geleden, waaronder verlies van inkomen en immateriële schade. Centraal Beheer betwist de hoogte van de vorderingen en stelt dat niet aannemelijk is dat [eiseres] zonder het ongeval volledig en voor onbepaalde tijd zou hebben gewerkt. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij, zonder het ongeval, een fulltime functie zou hebben gehad en dat de schadevergoeding op basis van de door haar overgelegde rapportages moet worden vastgesteld. De rechtbank houdt de beslissing aan voor verdere beoordeling van de medische eindtoestand van [eiseres] en de gevolgen daarvan voor haar arbeidsmogelijkheden. Tevens wordt de mogelijkheid van deskundigenonderzoek overwogen om de resterende arbeidscapaciteit van [eiseres] vast te stellen. De zaak wordt verwezen naar de rol van 7 maart 2002 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Rolnummer: 33819 / HA ZA 00-743
Uitspraak: 7 februari 2002
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:
[EISERES],
eisende partij,
procureur: mr. J.H. van den Sigtenhorst,
advocaat: mr. S.S. Rijpma te Hengelo (Ov.),
en
de naamloze vennootschap CENTRAAL BEHEER SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde partij,
procureur: mr. C.B. Gaaf,
advocaat: mr. H.E.M. Hulleman te Groningen.
Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als [eiseres] en Centraal Beheer.
1. Het verdere verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
­ het vonnis van 16 november 2000;
­ het proces-verbaal van de op 5 februari 2001 gehouden comparitie van partijen;
­ de conclusie van repliek;
­ de conclusie van dupliek;
­ de nadere conclusie met productie aan de zijde van [eiseres];
­ het antwoord nadere conclusie met productie aan de zijde van Centraal Beheer;
­ de akte uitlating producties aan de zijde van [eiseres].
2. De vaststaande feiten
2.1 Op 4 juli 1995 heeft [verzekerde] de door hem bestuurde auto niet tijdig tot stilstand gebracht op de provinciale weg van Delden naar Hengelo. Hij is met zijn auto achterop de door [eiseres] bestuurde auto gebotst, die voor een stoplicht, dat rood licht uitstraalde, stond te wachten. Centraal Beheer is de WAM-verzekeraar van [verzekerde]. In die hoedanigheid erkent zij de aansprakelijkheid jegens [eiseres] voor de gevolgen van het ongeval.
2.2 [eiseres], geboren op 2 juni 1955, was ten tijde van het ongeval veertig jaar oud.
2.3 Zijdens Centraal Beheer is een brief van neuroloog T.J. Tacke d.d. 30 augustus 1995 overgelegd welke met betrekking tot de klachten van [eiseres] vermeldt - voor zover ten dezen van belang -:
"…
Conclusie: geen objectiveerbare neurologische afwijkingen, met name subjectieve klachten, zoals wel vaker wordt gezien in het kader van het zogenaamde post-whiplash syndroom. een interval van evenwel 12 dagen is wat lang, maar zou misschien nog net kunnen.
…"
2.4 In opdracht van [eiseres] en Centraal Beheer heeft neuroloog dr. C.W.G.M. Frenken onderzoek gedaan naar de bij [eiseres] opgetreden klachten. De navolgende vragen zijn hiertoe geformuleerd - voor zover ten dezen van belang -:
" …
1. Welk letsel liep betrokkene bij het ongeval van 4 juli 1995 op?
2. Welke restverschijnselen zijn daarvan thans nog aanwezig?
3. Spelen nog andere factoren dan het ongeval een rol?
Zouden de huidige klachten en beperkingen ook ontstaan zijn indien betrokkene het ongeval niet overkomen was?
4. Acht u een eindtoestand bereikt?
5. Heeft u nog therapeutische suggesties?
6. Hoe ziet u de prognose?
7. Welke beperkingen bestaan hier door de ongevalsgevolgen voor:
a. het dagelijks leven (ADL);
b. hobby's, sport en recreatie;
c. het verrichten van arbeid?
8. Hoe hoog acht u de blijvende functionele invaliditeit van de gehele mens, ongeacht het beroep, volgens de AMA-guides (4e editie) desgewenst aangevuld met de richtlijnen van de NVvN?
Wij verzoeken u zowel het huidig percentage als een geschat toekomstig percentage, één en ander met inachtneming van uw antwoord op vraag 6, te vermelden.
9. Heeft u verder nog op- of aanmerkingen die voor de beoordeling van de ongevalsgevolgen van belang kunnen zijn?
…"
2.5 De door dr. Frenken opgemaakte rapportage van 24 maart 1998 vermeldt - voor zover ten dezen van belang -:
"…
BIOGRAFISCHE GEGEVENS:
Ze doorliep de lagere school, behaalde een MULO diploma, vervolgde met middenstandsdiploma's, steno, tekstverwerking en een cursus tot team secretaresse. Ze heeft ook intern in het bedrijf waar ze werkte cursussen gevolgd.
…vanaf '72 is ze werkzaam bij het Gak, aanvankelijk als registratie beambte, later als teamsecretaresse. Ze werkte aldaar dus vanaf '72. In '80 is ze gestopt i.v.m. zwangerschap. In '84 begon ze weer aanvankelijk part-time, later groeide dit uit naar een volledige baan.
In '86 is ze van haar eerste man gescheiden. Ze had 2 kinderen, een zoon en een dochter. Ze bracht haar werkzaamheden terug tot 6 uur per dag omdat ze nu de volledige zorg voor haar kinderen had. In '88 is ze hertrouwd… In '88 ging ze ook weer 50% werken. In '92 werkte ze voor 100%. Haar man was op dat moment volledig thuis met de klachten en restverschijnselen van een whiplash in '88. Haar man is er geleidelijk in geslaagd te veranderen van funktie van timmerman naar meubelmaker. Hij is nu zelfstandig. Hij kan zijn dagindeling zelf regelen. De kinderen van betrokkene zijn nu 17,15, 8 en 6.
ANAMNESTISCHE GEGEVENS IN DIRECTE RELATIE MET DE HUIDIGE PROCEDURE:
Intussen was er ook enige tijd fysiotherapie en manuele therapie geweest zonder resultaat. Ze was enkele maanden in behandeling voor twee maal per week in het Groot Roessingh revalidatiecentrum waar aandacht besteed werd aan fysiotherapie, ergotherapie en psychologische begeleiding en ook aan sport werd gedaan. Ze heeft wel geleerd met de klachten om te gaan doch de klachten op zichzelf veranderden nauwelijks. Ze is nu zeker 1,5 jaar volledig thuis. Ze is voor 80 a 100% in de WAO, heeft de zorg voor haar gezin met 4 opgroeiende kinderen. Ze heeft 9 uur per week hulp.
IN HET DOSSIER AANWEZIGE MEDISCHE GEGEVENS:
er zijn notities van de huisarts Roolvink die op 05.07.95 aangeeft dat de nek goed beweeglijk is en dat de diagnose gesteld wordt op een spiercontusie.
Op 19.07.95 wordt aangegeven dat na een periode van minder klachten meer uitstralende pijn is. Er volgt verwijzing naar de fysiotherapeut.
Na enkele weken wordt een kraag voorgeschreven. Er wordt melding gemaakt van het maken van foto's van de cervicale wervelkolom waarbij geen afwijkingen werden gevonden.
SAMENVATTING.
Het betreft een nu 42-jarige vrouw die uit volle gezondheid op 04.07.95 betrokken raakte bij een botsing met een acceleratie-deceleratie component. Er heeft zich een uitgebreid klachtenpatroon ontwikkeld zoals hierboven aangegeven, bestaande uit pijn in de nek met uitbreiding naar de schouders, soms de armen.
Verder concentratiestoornissen, minder actief kunnen zijn, waarvoor ze uitgebreid is behandeld zowel fysiotherapeutisch alsook in een revalidatiecentrum. Ze is weer bezig met een aangepast whiplash programma. Ze is door het GAK voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht, nadat ze enkele maanden getracht heeft de werkzaamheden te hervatten.
Bij onderzoek nu wordt een hypertone musculatuur van nek en schouders vastgesteld zonder objectieve neurologische afwijkingen.
BEANTWOORDING VAN UW VRAGEN:
1. Bij betrokkene zijn klachten ontstaan passend in het kader van een post whiplash syndroom, samenhangend met het ongeval van 04.07.95.
2. Objectieve restverschijnselen zijn niet aanwezig, er zijn wel klachten.
3. Ik heb geen redenen andere factoren een oorzakelijke rol te geven.
4. De periode sinds het ongeval is nog betrekkelijk kort, betrokkene heeft toch nog een flinke belasting met de zorg voor haar gezin met opgroeiende kinderen. Verdere activering met opbouwen van een goede conditie lijkt zinvol.
5. De therapeutische suggesties staan boven reeds vermeld.
6. Het lijkt me mogelijk dat betrokkene toch verder hersteld. Wanneer ze er in slaagt de dagen goed in te delen en te zorgen voor een opbouw van een goede conditie. Het zal natuurlijk moeilijk zijn naast de volledige zorg voor haar gezin met 4 opgroeiende kinderen nog een volledige baan buitenshuis te hebben, zeker niet nu haar man ook weer een baan heeft, hetgeen dus niet het geval was in 1992/1993, toen zij volledig buiten haar gezin nog een baan had.
7. De beperkingen die er zijn voor het dagelijks leven, hobby's, sport, recreatie en het verrichten van arbeid zijn gebaseerd op de subjectieve klachten. Objectieve afwijkingen zijn er dus niet.
Over het algemeen wordt geadviseerd bij deze klachten de belastbaarheid van de nek toch niet te hoog te achten, doch tevens is het van belang te zorgen voor opbouw van goede houding en goede conditie, waarmee de belastbaarheid toeneemt.
8. Gelet op de klachten, de internationale en nationale richtlijnen kan hier gesproken worden van een beperkte functionele invaliditeit van enkele procenten.
9. Ik heb op dit moment geen verdere op- of aanmerkingen.
…"
2.6 De bij het onderzoek van dr. Frenken behorende neuropsychologische expertise is verricht door drs. M.A.O. de Bijl. Haar rapportage van 29 juni 1998 vermeldt - voor zover ten dezen van belang -:
"…
- De restklachten en -verschijnselen op ons vakgebied zijn in redelijkheid te beschouwen als ongevalsgevolg. Andere factoren spelen hierbij geen rol.
- Gezien de tijd die inmiddels is verstreken sinds het ongeval kan op ons vakgebied gesproken worden van een eindtoestand.
…"
2.7 Bij aanvullende brief van 15 juli 1998 meldt dr. Frenken voornoemd - voor zover ten dezen van belang -:
"…
Mijn conclusies, zoals geformuleerd in mijn eerder rapport en puntsgewijs besproken bij de beantwoording van uw vragen, veranderen door het bovenstaande niet.
Misschien is het wel zinvol vraag 8 iets gedetailleerder te beantwoorden.
"Gelet op de klachten, de bevindingen bij onderzoek, zowel neurologisch als neuropsychologisch, mag hier, gelet ook op de internationale en nationale richtlijnen, gesproken worden van een functionele invaliditeit van een procent of 3".
…"
2.8 Per 25 juli 1995 is [eiseres] in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) volledig arbeidsongeschikt verklaard. Na een wachttijd van tweeënvijftig weken is haar een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 80-100%.
2.9 Vóór het ongeval is [eiseres] als administratief medewerkster werkzaam geweest bij GAK Nederland B.V. voor veertig uren per week. Vijftig procent van haar werktijd werkte zij op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Deze overeenkomst is wegens de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] door opzegging geëindigd per 1 januari 1999. De overige vijftig procent werkte zij op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze overeenkomst is per 1 januari 1996 niet voortgezet in verband met de arbeidsongeschiktheid van [eiseres].
2.10 [eiseres] had een spaarloonregeling waaraan een einde is gekomen door de beëindiging van de genoemde arbeidsovereenkomsten.
2.11 Bij brief van 29 oktober 1998 heeft A.M. Kranenborg, chef personeelszaken bij Gak Nederland B.V., onder meer verklaard:
"…
Indien mevrouw [eiseres] niet arbeidsongeschikt was geworden is het aannemelijk dat zij op zeker moment een functie zou zijn gaan uitoefenen in functiegroep 04.
…"
2.12 [eiseres] heeft een actuariële berekening van de door haar gestelde geleden schade laten opmaken door Bureau Actua Consult B.V. De kosten van deze berekening bedragen ¦ 4.644,78, inclusief BTW.
3. De vordering
3.1 [eiseres] vordert dat de rechtbank Centraal Beheer bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal veroordelen om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van ¦ 569.528,79 (…) te vermeerderen met de wettelijke rente van 1 maart 2000, althans vanaf het moment van verschijnen van de betrekkelijke schadeposten, althans vanaf de door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag van volledige betaling, met bepaling dat Centraal Beheer aan [eiseres] in geval de belastingdienst en/of de uitvoeringsinstelling het bedrag of enig deel daarvan dat Centraal Beheer aan [eiseres] heeft betaald en/of uit hoofde van het te vellen vonnis als schadevergoeding aan [eiseres] zal betalen, zal belasten met inkomstenbelasting en/of premieheffing, deze belasting en/of premieheffing op eerste verzoek van [eiseres] aan haar zal vergoeden met de bevoegdheid voor Centraal Beheer om op naam van [eiseres], maar op kosten van Centraal Beheer het standpunt van de belastingdienst en/of de uitvoeringsinstelling tot in hoogste instantie in rechte te bestrijden, voorts met bepaling, dat, als de aan [eiseres] toegekende WAO-uitkering als gevolg van een stelselwijziging wordt beëindigd of ingetrokken of wordt verminderd, Centraal Beheer aan [eiseres] tot haar 65-ste jaar maandelijks, althans per kwartaal, althans per door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, zodanige bedragen zal betalen, dat de negatieve gevolgen van deze stelselwijziging netto zullen worden gecompenseerd onder afgifte van een belasting- en premiegarantie terzake gelijk aan de hiervoor vermelde garantie en met dezelfde bevoegdheid voor Centraal Beheer als de hiervoor vermelde, alles met veroordeling van Centraal Beheer in de kosten van het geding.
3.2 [eiseres] legt aan haar vorderingen de vaststaande feiten en de navolgende stellingen ten grondslag.
3.3 Als gevolg van de door bestuurder [verzekerde] veroorzaakte kop-staartbotsing heeft [eiseres] schade geleden, welke Centraal Beheer - in haar hoedanigheid van WAM-verzekeraar van [verzekerde] - dient te vergoeden.
3.4 Bij [eiseres] is na het ongeval een post-whiplashsyndroom vastgesteld waardoor zij volledig arbeidsongeschikt is geworden. Er is sprake van een eindtoestand.
3.5 Door het ongeval moet [eiseres] loon uit dienstbetrekking missen en is zij aangewezen op een lagere WAO-uitkering. Indien het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden, zou [eiseres] per 1 januari 1997 volledig en voor onbepaalde tijd werkzaam zijn geweest bij GAK Nederland B.V. Zij zou per 1 januari 1998 promotie hebben gemaakt naar een functie in functiegroep 04. De spaarloonregeling is als gevolg van het ongeval niet voortgezet en de pensioenaanspraken blijven achter vergeleken met de opbouw welke zonder ongeval zou zijn gerealiseerd. Zou het ongeval niet hebben plaatsgevonden, dan zou [eiseres] hebben doorgewerkt tot de leeftijd van vijfenzestig jaar, nu zij als kostwinner van het gezin moet worden gezien en een wegens persoonlijke omstandigheden onderbroken pensioenopbouw heeft.
3.6 De aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering en het aanvullende arbeidsongeschiktheidspensioen, welke [eiseres] op grond van een door haar afgesloten verzekering krijgt uitgekeerd, moeten worden gezien als sommenverzekeringen en niet als schade-uitkeringen die op grond van artikel 6:100 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen B.W.) in mindering dienen te komen op de door Centraal Beheer te vergoeden schade. Een voordeelverrekening zou ook niet redelijk zijn, nu het [eiseres] is die zich de premie heeft getroost. Het gaat niet aan het voordeel dan toe te laten vallen aan de WAM-verzekeraar van de aansprakelijke persoon die het ongeluk heeft veroorzaakt.
3.7 [eiseres] stelt dat zij met de door haar overgelegde stukken haar vordering, conform het daaraan door de Hoge Raad gestelde vereiste, voldoende aannemelijk heeft gemaakt voor wat betreft het verlies aan verdienvermogen.
3.8 Door het ongeval kan [eiseres] haar huishoudelijke taak nog slechts voor een deel uitvoeren. De behoefte aan en omvang van de huishoudelijke hulp is vastgesteld door het Regionaal Indicatie Orgaan Centraal Twente (het Rio). Dit orgaan heeft negen uur huishoudelijke hulp per week noodzakelijk geoordeeld. [eiseres] heeft deze schade laten berekenen door Bureau Actua Consult B.V. voor een periode van 1 januari 1999 tot 1 januari 2021.
3.9 [eiseres] stelt door het ongeval immateriële schade te hebben geleden ten belope van ¦ 30.000,00.
3.10 De kosten van de berekening van de schade door Bureau Actua Consult B.V. dienen door Centraal Beheer te worden vergoed als kosten van de schadeberekening, althans vermogensschade.
3.11 De schade dient op nettto-basis te worden vergoed, reden waarom een fiscale en premie-garantie aan en ten behoeve van [eiseres] door Centraal Beheer dient te worden afgegeven. Tevens dient een WAO-voorbehoud te gelden in dier voege dat negatieve gevolgen op haar WAO-uitkering ten gevolge van een stelselwijziging netto zullen worden gecompenseerd.
4. Het verweer
4.1 Centraal Beheer concludeert dat de rechtbank [eiseres] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
4.2 Op het verweer van Centraal Beheer zal hierna, voor zover nodig, bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Centraal Beheer stelt zich op het standpunt dat de mogelijkheid dat een andere oorzaak dan het ongeval heeft geleid tot de opgetreden klachten op medische gronden moet kunnen worden uitgesloten. Dit standpunt kan niet worden gevolgd. Ingevolge vaste jurisprudentie mogen in het geval van een post-whiplashsyndroom niet al te hoge eisen worden gesteld aan het door [eiseres] te leveren bewijs van het oorzakelijk verband tussen het ongeval en de gezondheidsklachten. Dit brengt met zich dat het ontbreken van een specifieke, medisch aantoonbare verklaring voor de klachten voor risico van de veroorzaker van het ongeval komt. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] vóór het ongeval last heeft ondervonden van de klachten waarvan zij stelt sinds het ongeval last te hebben. De rapportage van de door beider partijen gezamenlijk ingeschakelde neuroloog dr. Frenken vermeldt dat de klachten passen in een post-whiplashsyndroom en dat er geen redenen zijn andere factoren een oorzakelijke rol betrekkelijk tot de klachten te geven. De rapportage van neuropsycholoog drs. De Bijl strekt tot dezelfde conclusie op het gebied van de neuropsychologie, nu zij tot de conclusie komt dat andere factoren dan het ongeval geen rol spelen bij de door haar bij [eiseres] geconstateerde restklachten en -verschijnselen. Op grond van deze rapportages moet worden aangenomen dat de bij [eiseres] opgetreden klachten het gevolg zijn van een post-whiplashsyndroom, veroorzaakt door het ongeval. De rapportages bevestigen daarenboven de conclusie van neuroloog Tacke in 1995 dat de bij [eiseres] opgetreden klachten vaker worden gezien in het kader van een post-whiplashsyndroom.
Nu de klachten passen in het beeld van een post-whiplashsyndroom en niet gebleken is dat een andere oorzaak heeft geleid tot de opgetreden klachten, moet worden aangenomen dat de klachten louter en alleen veroorzaakt zijn door een post-whiplashsyndroom dat het gevolg is geweest van het ongeval.
5.2 Met de erkenning van de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval, komt het aan op het bepalen van de omvang van de schade. [eiseres] heeft hiertoe een door Bureau Actua Consult B.V. opgemaakte actuariële berekening overgelegd. De juistheid van de bij deze berekening gehanteerde uitgangspunten worden evenwel door Centraal Beheer betwist, zoals in het navolgende aan de orde zal komen.
Verlies van verdienvermogen
5.3 In de eerste plaats wordt zijdens [eiseres] gesteld dat er sprake is van verlies van verdienvermogen. De vraag of een door een ongeval getroffene als gevolg van het ongeval schade heeft geleden welke bestaat in verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid, moet ingevolge geldende jurisprudentie worden beantwoord aan de hand van een vergelijking van het hypothetische inkomen zonder ongeval met de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval. Hierbij komt het aan op een redelijke verwachting omtrent toekomstige ontwikkelingen, waarbij goede en kwade kansen met betrekking tot de loopbaan dienen te worden geschat.
5.4 - het hypothetische inkomen zonder ongeval
Aan [eiseres] mogen geen strenge eisen worden gesteld met betrekking tot het door haar te leveren bewijs van arbeidsinkomsten die zij in de toekomst zou hebben genoten in de hypothetische situatie dat het ongeval niet zou hebben plaatsgehad. Het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied.
5.5 Centraal Beheer heeft ten verwere aangevoerd dat niet aannemelijk is hetgeen [eiseres] heeft gesteld, dat zij - zou er geen ongeval hebben plaatsgevonden - vanaf 1 januari 1997 volledig en voor onbepaalde tijd werkzaam zou zijn geweest bij GAK Nederland B.V. tot de leeftijd van vijfenzestig jaar. Centraal Beheer baseert zich hierbij op het feit dat vóór het ongeval [eiseres] voor vijftig procent een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en voor vijftig procent een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had. Op grond hiervan meent Centraal Beheer dat het niet waarschijnlijk is dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd per 1 januari 1997 zou zijn omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, nu een werkgever in het algemeen zal vermijden om personeel voor onbepaalde tijd aan te nemen indien de mogelijkheid om zulks (telkens) voor bepaalde tijd te doen evenzeer bestaat. Daarbij wijzen de statistieken uit dat gehuwde vrouwen niet full-time tot de leeftijd van vijfenzestig jaar doorwerken. Voor [eiseres] geldt in het bijzonder dat haar echtgenoot - anders dan voor het ongeval van [eiseres] - thans werkzaamheden verricht als zelfstandig meubelmaker. Het ligt voor de hand dat [eiseres] een deel van de huishoudelijke taken voor haar rekening zou zijn gaan nemen. Evenmin acht Centraal Beheer het aannemelijk dat zij per 1 januari 1998 een promotie zou hebben gemaakt naar een functie in functiegroep 04. Centraal Beheer is van mening dat de brief van de chef personeelszaken van 29 oktober 1998 hiertoe niet voldoende concrete aanknopingspunten biedt.
5.6 In confesso is dat [eiseres], het ongeval weggedacht, op 1 januari 1997 werkzaam zou zijn geweest bij GAK Nederland B.V. Uit de omstandigheid dat de werktijd van [eiseres] vóór het ongeval voor vijftig procent was gebaseerd op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en voor vijftig procent was gebaseerd op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, valt niet zonder meer af te leiden dat zij per 1 januari 1997 op dezelfde wijze werkzaam zou zijn geweest. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] niet naar tevredenheid heeft gefunctioneerd als administratief medewerkster. Gelet op de voor werknemers in 1997 gunstige arbeidsmarkt, ligt het in de lijn der verwachtingen dat GAK Nederland B.V., om deze medewerker te behouden, na ommekomst van de duur van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, deze arbeidsovereenkomst zou hebben omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit klemt temeer nu in confesso is dat de behoefte aan personeel bij GAK Nederland B.V. in 1997 hoog was. Dat deze behoefte aan personeel wellicht in de toekomst in mindere mate of niet meer zal bestaan, doet hier niet aan af nu slechts de omstandigheden die bestaan op het moment dat omzetting in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan de orde is, relevant zijn. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden heeft [eiseres] met recht gesteld dat het aannemelijk is dat zij per 1 januari 1997 volledig en voor onbepaalde tijd werkzaam zou zijn geweest bij GAK Nederland B.V., waarbij de rechtbank aantekent dat een full-time werkweek naar huidige maatstaven neerkomt op een werkweek van zesendertig uur. Gesteld noch gebleken is dat dit in het geval van [eiseres] anders zou zijn.
5.7 Het onder 5.3 geformuleerde uitgangspunt van de redelijke verwachting over toekomstige ontwikkelingen brengt met zich dat aan de hand van de persoonlijke omstandigheden van [eiseres] moet worden onderzocht of verwacht kan worden dat zij tot de leeftijd van vijfenzestig jaar full-time zou zijn blijven werken. Van zodanige persoonlijke omstandigheden is in casu niet gebleken. De stelling van [eiseres] dat zij kostwinner is van het gezin en door een achtergebleven pensioenopbouw wel tot het bereiken van de leeftijd van vijfenzestig jaar zal moeten blijven werken, kan geen opgeld doen. Ten tijde van het ongeval verkeerde [eiseres]' echtgenoot in de omstandigheid dat hij het huishouden alsmede de verzorging en opvoeding van de kinderen volledig voor zijn rekening kon nemen. Hierdoor werd [eiseres] in de gelegenheid gesteld full-time te werken. Thans echter verricht haar echtgenoot werkzaamheden als zelfstandig meubelmaker. In het algemeen kan gesteld worden dat de zorg voor een eigen bedrijf zich niet goed laat verenigen met de volledige zorg voor een huishouden en vier kinderen. Een redelijke verwachting brengt met zich dat [eiseres] en haar echtgenoot, had het ongeval niet plaatsgevonden, die zorg zouden hebben gedeeld. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat [eiseres] in dat geval haar werktijd op enig moment voor een deel zou hebben teruggebracht. Deze verwachting wordt gestaafd door het arbeidsverleden van [eiseres]. Daaruit blijkt dat zij reeds vaker haar werkzaamheden heeft beperkt of zelfs heeft onderbroken ten behoeve van de zorg voor haar gezin.
Aan het voorgaande doet niet af de omstandigheid dat de inkomsten van haar echtgenoot op dit moment gering of negatief zijn, nu het in dit kader niet slechts gaat om de financiële consequenties voor het inkomen van het gezin van [eiseres], maar ook om de hoeveelheid tijd die een combinatie van zorg voor het gezin met een volledige baan vergt.
De (thans geringe) hoogte van het inkomen van [eiseres]' echtgenoot kan wel van belang zijn voor de noodzaak voor [eiseres] - ware er geen ongeval geweest - om voor zekere tijd volledig door te werken teneinde een toereikend inkomen voor het gezin te genereren. Rekening houdend met aanloopverliezen en in lijn met fiscale stimuleringsvoordelen gedurende de eerste drie jaren voor startende ondernemers is de verwachting gerechtvaardigd dat het bedrijf van de echtgenoot van [eiseres] vijf jaren na oprichting zodanige winst zal kunnen genereren, dat het voor [eiseres] niet langer financieel noodzakelijk zou zijn geweest om volledig door te werken. Gelet op de hiervoor genoemde zorg voor het gezin, lijkt het reëel dat zij haar werkzaamheden ten behoeve van die zorg zou hebben teruggebracht naar de helft van het aantal door haar gewerkte uren, gelijk [eiseres] om dezelfde reden heeft gedaan in 1988.
Tegen de tijd dat [eiseres]' jongste kind de meerderjarige leeftijd zal hebben bereikt, zal [eiseres] rond de vijfenvijftig jaar zijn. Het ligt niet in de lijn der verwachtingen, gelet op die - arbeidsrelationeel gezien - hoge leeftijd, dat [eiseres] alsdan door haar werkgever of een andere werkgever op de arbeidsmarkt - gelet op de daaraan voor een werkgever verbonden hoge kosten - nog in de gelegenheid zal worden gesteld om wederom full-time te gaan werken, daargelaten of [eiseres] daarvoor voelt. De verwachting is veeleer gerechtvaardigd dat gelet op de naderende pensioengerechtigde leeftijd het aantal gewerkte uren gelijk zou zijn gebleven aan de achttien uren per week die [eiseres] tot dat moment zou hebben gewerkt.
5.8 Wat er zij van de huidige stimulans zijdens de overheid om minimaal tot de leeftijd van vijfenzestig jaren te werken, het is een feit van algemene bekendheid dat door de statistieken wordt gestaafd, dat een groot deel van de vrouwelijke werknemers tot op heden ervoor heeft gekozen niet volledig door te werken tot de leeftijd van vijfenzestig jaar. [eiseres] heeft gesteld dat zij als kostwinner en gelet op haar achtergebleven pensioenopbouw tot de pensioengerechtigde leeftijd van vijfenzestig jaar zou hebben moeten doorwerken. Dat [eiseres] niet als enige kostwinner kan worden gezien, is in het bovenstaande onder 5.7 uiteengezet, zodat deze stelling [eiseres] niet baat.
Aan de ene kant is gesteld noch gebleken dat [eiseres] financiële voorzieningen heeft getroffen om eerder te kunnen stoppen met werken. Aan de andere kant stellen de te verwachten inkomsten van het bedrijf van [eiseres]' echtgenoot haar wel in de gelegenheid om eerder te stoppen met werken. Gelet op deze omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat in redelijkheid verwacht kan worden dat [eiseres] haar werkzaamheden zou hebben beëindigd op tweeënzestigjarige leeftijd.
5.9 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat een redelijke verwachting omtrent toekomstige ontwikkelingen met de hiervoor geschetste schatting van goede en kwade kansen met zich brengt dat ervan moet worden uitgegaan dat [eiseres] per 1 januari 1997 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor zesendertig uren per week bij GAK Nederland B.V. werkzaam zou zijn geweest. Zij zou vijf jaar na de start van de eenmanszaak van haar echtgenoot haar werkzaamheden hebben teruggebracht tot achttien uren per week. Bij het bereiken van de leeftijd van tweeënzestig jaar zou zij haar werkzaamheden hebben beëindigd.
5.10 Voor wat betreft de door [eiseres] gestelde promotie, komt het erop aan een inschatting te maken van de kans dat [eiseres] op de door haar gestelde datum een functie zou zijn gaan vervullen in functiegroep 04. Gelet op de toereikende opleiding en het langdurige arbeidsverleden van [eiseres], moet ervan worden uitgegaan dat [eiseres] op enig moment zodanige functie zou zijn gaan uitoefenen. Zij heeft immers blijkens de biografische gegevens in de rapportage van neuroloog Frenken een MULO diploma en middenstandsdiploma's behaald en cursussen op het gebied van steno, tekstverwerking en teamsecretaresse gevolgd. Ook heeft zij intern cursussen gevolgd. Hieruit kan worden afgeleid dat [eiseres] een gemotiveerde werknemer was die zich verder wilde ontwikkelen. Uit haar arbeidsverleden blijkt bovendien dat zij al eerder werkzaamheden heeft verricht op het niveau van functiegroep 04. Hoewel aldus kan worden aangenomen dat [eiseres] een promotie zou hebben gemaakt, blijkt de door [eiseres] gestelde datum van 1 januari 1998 als datum waarop de promotie zou hebben plaatsgevonden niet uit de brief van 29 oktober 1998 van de chef personeelszaken, noch uit andere overgelegde stukken.
Als onder rechtsoverweging 5.6 overwogen mag verwacht worden dat [eiseres] ingaande 1 januari 1997 volledig en voor onbepaalde tijd werkzaam zou zijn geweest bij GAK Nederland B.V. Gelet op deze vooruitgang in rechtspositie ligt het niet in de lijn der verwachtingen dat zij kort nadien, te weten op 1 januari 1998 al gepromoveerd zou zijn naar een functie in functiegroep 04. Het ligt veeleer in de lijn der verwachtingen dat zij eerst na twee jaar een dergelijke promotie zou hebben gemaakt, derhalve op 1 januari 1999.
5.11 - de feitelijke inkomsten na ongeval
Van de zijde van Centraal Beheer wordt betwist dat het ongevalsletsel bij [eiseres] blijvende volledige arbeidsongeschiktheid heeft veroorzaakt. Zij beroept zich daarbij op het door dr. Frenken in zijn rapportage gestelde dat, wanneer gezorgd wordt voor een goede houding en een goede conditie, de belastbaarheid van [eiseres] toeneemt. Centraal Beheer maakt daaruit op dat de belastbaarheid die bestaat bij ontbreken van een goede houding en goede conditie, niet mag worden aangemerkt als blijvende situatie en derhalve niet mag dienen als uitgangspunt voor de schadebegroting. Centraal Beheer stelt zich op het standpunt dat in redelijkheid van [eiseres] mag worden gevergd, ter beperking van de schade, dat zij meewerkt aan het bereiken van een goede houding en een goede conditie met behulp van professionele begeleiding. Dit geldt temeer, aldus Centraal Beheer, nu in het aanvullende bericht van 15 juli 1998 van neuroloog Frenken gesproken wordt van een functionele invaliditeit van een procent of drie, zodat iedere verbetering een groot effect zal hebben op de belastbaarheid.
5.12 Voor de vraag of de door het ongeval opgetreden arbeidsongeschiktheid blijvend is, is bepalend of in medisch opzicht en voor wat betreft de arbeidsmogelijkheden bij [eiseres] sprake is van een eindtoestand. Het ingevolge de WAO vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% dient hierbij niet zonder meer beslissend te zijn, nu een dergelijk percentage en de daaraan gekoppelde uitkering zijn gebaseerd op een - abstract - maatmanloon en niet enkel op de feitelijke persoonlijke omstandigheden van [eiseres].
5.13 Als antwoord op de vraag of hij een eindtoestand bereikt acht, antwoordt dr. Frenken als volgt:
"De periode sinds het ongeval is nog betrekkelijk kort, betrokkene heeft toch nog een flinke belasting met de zorg voor haar gezin met opgroeiende kinderen. Verdere activering met opbouwen van een goede conditie lijkt zinvol."
Vast is komen te staan dat [eiseres] eigener beweging de oefeningen heeft gedaan en nog steeds doet die zij in 1996 bij het Roessingh Instituut en bij de fysiotherapeut heeft geleerd. Niet is gebleken dat [eiseres] na de rapportage van dr. Frenken van 24 maart 1998 zich heeft gewend tot enige professionele behandelaar voor opbouw van houding en conditie ter verhoging van haar belastbaarheid. De door haar zelfstandig verrichte oefeningen zijn niet onder toezicht van een deskundige geschied, zodat niet vaststaat dat het hier juiste op het door dr. Frenken voorgestane gerichte oefeningen betreft, die op een juiste wijze zijn uitgevoerd.
Het effect van de opbouw van een goede houding en conditie staat aldus niet vast, nu aan de ene kant [eiseres] wel oefeningen heeft gedaan - naar zij stelt zonder resultaat -, maar aan de andere kant niet duidelijk is of de door dr. Frenken voorgestane oefeningen zouden hebben geresulteerd in een verhoging van de belastbaarheid. Het komt de rechtbank derhalve geraden voor een deskundige te benoemen, die nader zal dienen te onderzoeken of een medische eindtoestand is bereikt. Tevens zal deze deskundige een beperkingenpatroon dienen op te stellen, zodat een arbeidsdeskundige op grond daarvan de resterende arbeidscapaciteit zal kunnen bepalen. Partijen zullen bij akte in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten omtrent de persoon van de deskundige, de aard van de deskundigheid en de te stellen vragen, alsmede de hoogte van het voorschot.
5.14 Nu de medische eindtoestand niet vaststaat, kan evenmin een eindtoestand voor wat betreft de arbeidsmogelijkheden worden vastgesteld. Een dergelijke eindtoestand is evenwel relevant voor de berekening van het verlies van verdienvermogen. Van belang is immers in hoeverre [eiseres] nog enige arbeidscapaciteit kan inzetten en welke inkomsten zij daarmee kan genereren. Indien de deskundige een medische eindtoestand zal kunnen vaststellen, zal aan de hand van die eindtoestand, indien die eindtoestand afwijkt van hetgeen in 1998 is geconstateerd, een arbeidsdeskundige nader dienen te onderzoeken wat de resterende arbeidsmogelijkheden zijn.
5.15 Voor het geval aan de hand van het deskundigenbericht een medische eindtoestand en een eindtoestand wat betreft de arbeidsmogelijkheden kunnen worden vastgesteld, heeft het navolgende te gelden.
5.16 Met Centraal Beheer is de rechtbank van mening dat bij de berekening van de inkomsten na het ongeval rekening dient te worden gehouden met de door [eiseres] afgesloten verzekering ter dekking van het zogenaamde WAO-gat. Dit WAO-gat is een gevolg van een wijziging in de WAO, die erop neerkomt dat de looptijd van een WAO-uitkering korter is dan voordien, zodat men spoedig is aangewezen op een uitkering op bijstandsniveau. Een verzekering van het WAO-gat voorkomt dit. Een verzekering ter dekking van het WAO-gat vloeit in feite voort uit de (gewijzigde) WAO en de uitkering van de door [eiseres] afgesloten verzekering dient dan ook te worden gezien als een vergoeding van inkomensschade tengevolge van arbeidsongeschiktheid, waarbij de hoogte van de uitkering afhankelijk is van de omvang van de door [eiseres] geleden schade. Bedoelde verzekering kan dan ook niet als sommenverzekering worden beschouwd. Het komt de rechtbank alleszins redelijk voor de betreffende uitkering bij wijze van voordeelstoerekening in mindering te doen strekken op de schadevergoedingsverplichting van Centraal Beheer. Immers, in het andere geval zou [eiseres] meer schade vergoed krijgen dan door haar als gevolg van het ongeval is geleden.
Huishoudelijke hulp
5.17 Daargelaten de omstandigheid dat de indicatiestelling van negen uur huishoudelijke hulp, zoals die blijkt uit de brief van het Rio van 12 oktober 1998 voorbij gaat aan de mogelijkheid dat de echtgenoot van [eiseres] een deel van de huishoudelijke taak op zich zou hebben genomen, kan deze indicatie ook daarom al niet als uitgangspunt dienen, nu door het ontbreken van een medische eindtoestand niet vaststaat in hoeverre [eiseres] beperkt is in het uitvoeren van de huishoudelijke taak. Eerst na het bereiken van een medische eindtoestand zal dit door een arbeidsdeskundige bepaald kunnen worden.
Smartengeld
5.18 Bij gebreke van medische eindtoestand kan niet bepaald worden of [eiseres] recht heeft op meer immateriële schadevergoeding dan reeds is uitgekeerd door Centraal Beheer. Indien een medische eindtoestand is vastgesteld zal de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding rekening dienen te houden met alle omstandigheden, in het bijzonder de aard en de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor [eiseres] gezien haar leeftijd. De rechtbank zal bij haar begroting letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, een en ander met inachtneming van de sinds de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding. Eerst indien de immateriële schadevergoeding begroot kan worden, kan worden bepaald of wettelijke rente verschuldigd is.
Kosten juridische bijstand buiten rechte
5.19 [eiseres] heeft vergoeding van de preprocessuele advocaatkosten ad ¦ 3.022,71 (€ 1.371,65) gevorderd, zoals deze blijken uit de bij conclusie van eis overgelegde produktie 11. Tegen de toewijzing van dit bedrag heeft Centraal Beheer geen verweer gevoerd, zodat deze kosten als niet weersproken voor toewijzing in aanmerking komen.
De wettelijke rente is evenwel eerst toewijsbaar met ingang van de dag, volgende op de dag van betaling. [eiseres] zal - indien partijen niet tot een algeheel vergelijk komen - de datum van betaling van de preprocessuele advocaatkosten dienen aan te tonen.
Kosten actuariële berekening
5.20 Partijen verschillen van mening over de vraag wie de kosten moet dragen voor het opmaken van het rapport door Bureau Actua Consult B.V. Deze kosten bedragen blijkens het rapport ¦4.644,78, inclusief BTW (€ 2.107,71). Centraal Beheer heeft ten verwere aangevoerd dat, nu [eiseres] voormelde rapportage zonder overleg met haar, alsmede zonder dat over de daarbij te hanteren uitgangspunten tussen partijen overeenstemming was bereikt, heeft doen vervaardigen, de kosten van voormelde rapportage niet voor rekening van Centraal Beheer komen.
Dit verweer wordt verworpen. Immers, in de onderhavige zaak was het voor [eiseres] ter voorlichting van haarzelf, maar ook om haar vordering jegens Centraal Beheer inzichtelijk te maken in een procedure, noodzakelijk een volledig overzicht van haar schadeberekening te verkrijgen. Aan [eiseres] kan daarbij niet de eis worden gesteld om voor het laten opstellen van bedoeld rapport met Centraal Beheer te overleggen over de daarbij te hanteren uitgangspunten, omdat de belangen van partijen immers tegenovergesteld zijn, zodat zeker in het onderhavige geval, waarin partijen fundamenteel van mening verschillen over bedoelde uitgangspunten, het door Centraal Beheer verlangde overleg slechts tijd zou hebben gekost en derhalve niet zinvol voorkomt. Daar zowel het laten opmaken van de bedoelde rapportage alsmede de daarmee gemoeid zijnde kosten de rechtbank redelijk voorkomen, is deze post voor toewijzing vatbaar tot het genoemde bedrag van ¦4.644,78, inclusief BTW (€ 2.107,71). De wettelijke rente is evenwel eerst toewijsbaar met ingang van de dag, volgende op de dag van betaling. [eiseres] zal - indien partijen niet tot een algeheel vergelijk komen - de datum van betaling van bedoeld bedrag dienen aan te tonen.
Wettelijke rente
5.21 Bestudering van de vordering van [eiseres] en het rapport van Bureau Actua Consult B.V. leert de rechtbank dat [eiseres] de wettelijke rente vordert vanaf de kapitalisatiedatum 1 januari 1999. Dit uitgangspunt wordt niet betwist door Centraal Beheer. Evenwel zal de rechtbank een beslissing ten aanzien van de wettelijke rente over de uiteindelijk - op basis van de medische eindtoestand - toe te wijzen schadevergoeding inzake het verlies van verdienvermogen en inzake de huishoudelijke hulp aanhouden, nu de uitgangspunten van het rapport van Actua Consult B.V. niet onverkort worden overgenomen door de rechtbank.
Fiscale garanties en WAO-voorbehoud
5.22 Met de door [eiseres] gevorderde belasting- en premiegarantie en het geformuleerde WAO-voorbehoud stemt Centraal Beheer in onder de ten aanzien van dat voorbehoud te gelden voorwaarde dat [eiseres] bij het inroepen van het voorbehoud gehouden zal zijn haar volledige medewerking te verlenen aan het verstrekken van alle voor de bepaling van de als gevolg van een stelselwijziging gewijzigde WAO-uitkering relevante (medische) informatie, waaronder arbeidsongeschiktheidsmeldingen. Deze voorwaarde is niet weersproken door [eiseres] zodat de door [eiseres] geformuleerde belasting- en premiegarantie en het WAO-voorbehoud met de door Centraal Beheer geformuleerde voorwaarde tussen partijen hebben te gelden.
De beslissing
De rechtbank, rechtdoende,
laat [eiseres] toe zich bij akte uit te laten over hetgeen overwogen is onder 5.13, waartoe de zaak eveneens wordt verwezen naar de rol van 7 maart 2002, ambtshalve peremptoir;
verstaat dat Centraal Beheer hierop bij antwoordakte zal mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.M. van der Kallen, mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en mr. C. Hoogland en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2002.
CH/KA, ST