ECLI:NL:RBZUT:2001:AB6571

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/148 F
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van een schuldenaar op verzoek van de SFB Uitvoeringsorganisatie Sociale Verzekering N.V.

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 9 augustus 2001 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure. De schuldeiseres, SFB Uitvoeringsorganisatie Sociale Verzekering N.V., heeft verzocht om het faillissement van de schuldenaar uit te spreken. De schuldenaar is niet verschenen om zich tegen de faillietverklaring te verweren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van meerdere vorderingen die voortvloeien uit de Werkloosheidswet, de Wet Arbeidsongeschiktheid en de Ziektewet. De vorderingen zijn afkomstig van verschillende sociale verzekeringsfondsen, maar er is primair slechts één crediteur, het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), dat het SFB heeft gemandateerd om op te treden als beheerder en administrateur. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel er meerdere schulden zijn, er geen sprake is van zelfstandige vorderingsrechten van de sociale verzekeringsfondsen, omdat deze geen rechtspersoonlijkheid bezitten. De rechtbank heeft het verzoek van de SFB toegewezen en de schuldenaar in staat van faillissement verklaard. Mr. W.H. Westhuis is benoemd tot rechter-commissaris en mr. M.R. Ooijman is aangesteld als curator. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ZUTPHEN
Faill.nr.: 01/148 F
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, inzake de verzoekschriftprocedure tussen:
SFB UITVOERINGSORGANISATIE SOCIALE VERZEKERING N.V,
hierna mede aangeduid als schuldeiseres,
procureur mr. C.B. Gaaf,
en
[VERWEERDER]
hierna mede aangeduid als schuldenaar,
niet verschenen.
Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- het op 12 juni 2001 ter griffie van deze rechtbank binnengekomen verzoekschrift;
- de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer van 26 juli 2001 en 9 augustus 2001.
Het verzoek
De schuldeiseres verzoekt om op de in het verzoekschrift aangegeven gronden het faillissement van de na te noemen schuldenaar uit te spreken.
Het verweer
De schuldenaar is niet verschenen om zich tegen de verzochte faillietverklaring te verweren.
De beoordeling
De schuldenaar, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen, teneinde op het verzoekschrift te worden gehoord.
Cruciaal is de vraag of sprake is van pluraliteit van schuldeisers in de zin van de Faillissementswet. Dienaangaande wordt als volgt overwegen.
In de onderhavige zaak is sprake van meerdere vorderingen, waarvan de verschuldigdheid voortvloeit uit de Werkloosheidswet, de Wet Arbeidsongeschiktheid en de Ziektewet. De vorderingen betreffen in casu premies die verschuldigd zijn aan:
·Het Algemeen Werkloosheidsfonds
·Het Arbeidsongeschiktheidsfonds
·De Wachtgeldfondsen
·De Arbeidsongeschiktheidskas
Weliswaar gaat het om meerdere sociale verzekeringsfondsen, echter namens deze fondsen treedt slechts één schuldeiser op, te weten het Landelijk instituut sociale verzekeringen (hierna: Lisv) die het Sociaal Fonds Bouwnijverheid (hierna: SFB) middels een administratieopdracht gemandateerd heeft om op te treden als beheerder en administrateur.
Ten gevolge van de Invoeringswet Organisatiewet Sociale Verzekeringen (Wet van 15 december 1994, Stb. 1994, 916) hebben de sociale verzekeringsfondsen hun rechtspersoonlijkheid verloren. Per 1 januari 1995 is op grond van deze wet het Tica (Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming) als overkoepelend orgaan in plaats getreden van een aantal bedrijfsverenigingen. Per 1 maart 1997 zijn op grond van de Invoeringswet Organisatiewet Sociale Voorzieningen 1997 (Wet van 26 februari 1997, Stb. 1997, 96) de taken en bevoegdheden van het Tica overgegaan op het Lisv.
Nu sociale verzekeringsfondsen geen rechtspersoonlijkheid bezitten, brengt dit met dat geen sprake is van zelfstandige vorderingsrechten. Dat in de praktijk de verschuldigde premies aangezegd worden door de fondsen doet hier niet aan af.
Ten overvloede wordt overwogen dat het arrest van de Hoge Raad van 24 juli 1995 (NJ 195/733) ziet op de situatie dat het SFB zes stichtingen vertegenwoordigde in de procedure. Nu een stichting wel rechtspersoonlijheid heeft, komt aan een stichting wel een zelfstandig vorderingsrecht toe.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat, hoewel geoordeeld kan worden dat sprake is van meerdere schulden, er primair slechts één crediteur is voor de premies uit hoofde van Werkloosheidswet, de Wet Arbeidsongeschiktheid en de Ziektewet. Nu het SFB subsidiair en onweersproken heeft aangevoerd dat de schuldenaar ook vorderingen met betrekking tot CAO-premies van verschillende stichtingen onbetaald heeft gelaten, bestaat alsnog pluraliteit in de zin van de Faillissementswet is, en dient het verzoek van SFB te worden toegewezen.
DE BESLISSING:
de rechtbank, rechtdoende,
verklaart in staat van faillissement:
[VERWEERDER],
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank mr. W.H. Westhuis en stelt aan als curator mr. M.R. Ooijman, advocaat en procureur te 7140 AB Groenlo, Postbus 66;
geeft voornoemde curator last tot het openen van de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr M.F.J.N. van Osch, en door deze uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2001, in tegenwoordigheid van de griffier.