ECLI:NL:RBZLY:2012:BY5767

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660122-12
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van babbeltruc gericht op oudere slachtoffers

In deze zaak is een 40-jarige man uit Rotterdam veroordeeld voor het plegen van 27 diefstallen, waarbij hij voornamelijk oudere slachtoffers benaderde met een babbeltruc. De verdachte deed zich voor als iemand die zijn salamander kwijt was en wist zo de woningen van zijn slachtoffers binnen te komen. Tijdens deze bezoeken stal hij portemonnees en andere waardevolle spullen. De rechtbank heeft op 11 december 2012 uitspraak gedaan na een openbare terechtzitting die plaatsvond op 17 juli, 4 september en 27 november 2012. De verdachte was aanwezig bij de laatste zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.A. Rispens. De officier van justitie, mr. C.C.M. Poland, heeft de verdachte vervolgd en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de verdediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft een groot aantal feiten bekend, maar is vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeiden uit de diefstallen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.660122-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 december 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Achterhoek,
Locatie De Kruisberg te Doetinchem.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 17 juli, 4 september en 27 november 2012 te Lelystad. Op 27 november 2012 is verdachte verschenen, bijgestaan door mr. H.A. Rispens, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.C.M. Poland en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij meerdere malen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 29 maart 2012 tot en met 5 april 2012, te [adres], (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen en/of geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan (een) ander(en) dan aan verdachte, te weten (onder meer)
a. een portemonnee en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 110 euro), toebehorende [slachtoffer] en/of
b. twee portemonnees en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 115 euro) en/of een bankpas en/of een identiteitsbewijs en/of een verzekeringspas, toebehorende aan [slachtoffer] en/of
c. twee (gouden) kettingen en/of een paar (gouden) oorbelle[s[a[aangever]ende aan [slachtoffer];
2.
hij meerdere malen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 8 tot en met 10 februari 2012, te [adres], (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen en/of geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan (een) ander(en) dan aan verdachte, te weten (onder meer)
a. een geldbedrag (van (ongeveer) 45 euro), toebehorende aan [slachtoffer] en/of
b. een tasje en/of autopapieren en/of een telefoon en/of een rijbewijs en/of een autosleutel en/of een bankpas, toebehorende aan [slachtoffer] en/of
c. een (gouden) horloge en/of (een) autosleutel(s) en/of autopapieren en/of een doosje met daarin een speldje, toebehorende aan [slachtoffer] en/of
d. twee portemonnees en/of een paspoort, toebehorende aan [slachtoffer] en/of
e. een portemonnee en/of een bankpas en/of een identiteitsbewijs en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 90 euro) , toebehorende aan [slachtoffer] en/of
f. een bankpas en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 50 euro) , toebehorende aan [slachtoffer];
3.
hij meerdere malen, althans eenmaal, op of omstreeks 6 februari 2012, te [adres] (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen en/of geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan (een) ander(en) dan aan verdachte, te weten (onder meer)
a. een handtas en/of twee portemonnees en/of een bankpas en/of een verzekeringspas en/of een identiteitsbewijs en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 25 euro), toebehorende aan [slachtoffer] en/of
b. een rijbewijs en/of autopapieren en/of een bankpas en/of een zogenaamde groene kaart en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 100 euro), toebehorende aan [slachtoffer] en/of
c. een portefeuille en/of autopapieren, toebehorende aan [slachtoffer] en/of
d. een portefeuille en/of een rijbewijs en/of een bankpas en/of een ANWB-pas en/of een zorgpas, toebehorende aan [slachtoffer] en/of
e. een portefeuille en/of een rijbewijs en/of een ANWB-pas en/of autopapieren en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 100 euro), toebehorende aan [slachtoffer] en/of
f. een portemonnee en/of een identiteitsbewijs, toebehorende aan [slachtoffer] en/of
g. een portefeuille en/of autopapieren en/of een zogenaamde groene kaart en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 60 euro), toebehorende aan [slachtoffer]
4.
hij meerdere malen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 30 tot en met 31 januari 2012, [adres], (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen en/of geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan (een) ander(en) dan aan verdachte, te weten (onder meer)
a. een portemonnee en/of een identiteitsbewijs en/of een verzekeringspas en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 15 euro), toebehorende aan [slachtoffer] en/of
b. een portemonnee en/of twee bankpassen en/of een zorgpas en/of een taxipas en/of een identiteitskaart en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 150 euro) , toebehorende aan [slachtoffer] en/of
c. een portemonnee en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 95 euro), toebehorende aan [slachtoffer] en/of
d. een portemonnee en/of een bankpas en/of een identiteitsbewijs en/of een zorgpas en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 100 euro), toebehorende aan [slachtoffer]);
5.
hij meerdere malen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 26 tot en met 27 januari 2012, te [adres], (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen en/of geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan (een) ander(en) dan aan verdachte, te weten (onder meer)
a. een portefeuille en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 310 euro), toebehorende aan [slachtoffer] en/of
b. een portefeuille en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 28 euro), toebehorende aan [slachtoffer]
6.
hij meerdere malen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 24 december 2011 tot en met 5 januari 2012, te [adres],
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen en/of geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan (een) ander(en) dan aan verdachte, te weten (onder meer)
a. een portefeuille en/of autopapieren en/of een rijbewijs, toebehorende aan [slachtoffer] en/of
b. een portemonnee en/of een rijbewijs en/of autopapieren en/of verzekeringspapieren, toebehorende aan [slachtoffer] en/of
c. een portemonnee en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 30 euro) , toebehorende aan [slachtoffer] en/of
d. twee portemonnees en/ of een rijbewijs en/of autopapieren en/of een verzekeringspas en/of een bankpas en/of een ANWB-pas en/of een OV-chipkaart en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 250 euro), toebehorende aan [slachtoffer] en/of
e. een portefeuille en/of autopapieren en/of een rijbewijs en/of een keuringsbewijs en/of een zogenaamde groene kaart, toebehorende aan [slachtoffer] en/of
f. een portemonnee en/of een paspoort en/of een bankpas en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 300 euro), toebehorende aan [slachtoffer] en/of
g. een portemonnee en/of een portefeuille en/of een identiteitsbewijs en/of twee bankpassen en/of een verzekeringspas en/of een geldbedrag (van (ongeveer) 250 euro), toebehorende aan [slachtoffer].
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Verdachte wordt ervan verdacht een reeks diefstallen in woningen te hebben gepleegd in meerdere plaatsen in Nederland waarbij verdachte telkens dezelfde modus operandi heeft toegepast.
Verdachte kwam door middel van een babbeltruc in de woning, waarbij hij als smoes heeft gebruikt dat hij zijn salamander kwijt was. Verdachte heeft het merendeel van de ten laste gelegde feiten bekend en heeft verklaard voornamelijk bij oudere mensen deze babbeltruc te hebben toegepast, omdat zij vaak goedgelovig zijn. Hij reisde per trein door het land en koos spontaan de locaties uit, hetgeen vooral benedenwoningen waren met een tuin.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onder 1 sub c en onder 6 sub a tenlastegelegde. Zij heeft ten aanzien van het bewijs verwezen naar de zich in het dossier bevindende aangiften tezamen met de bekennende verklaring afgelegd door verdachte ter terechtzitting en bij de politie. Met betrekking tot het onder 1 sub c en onder 6 sub a tenlastegelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd nu de modus operandi in deze zaken niet overeenkomt met de werkwijze van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd ten aanzien van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onder 1 sub c en onder 6 sub a tenlastegelegde omdat het opgegeven signalement en de modus operandi niet overeenkomen. De raadsman heeft ter zake van deze feiten vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Ten aanzien van feit 1 sub c en onder feit 6 sub a:
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 sub c en onder 6 sub a tenlastegelegde dat de door aangever [a[aangever] opgegeven signalement van de dader en het door aangever [aangever] opgegeven signalement van de dader en de modus operandi niet overeenkomen met verdachte en zijn werkwijze. Aangeefster [aangever] heeft verklaard dat de dader stevig van postuur is en kort haar heeft. Aangever [aangever] heeft verklaard dat de dader kroeshaar heeft en dat hij als smoes heeft gebruikt dat hij zijn vogeltje kwijt was.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte kaal is en slank van postuur. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij in alle gevallen als babbeltruc heeft gebruikt dat hij zijn salamander kwijt was.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het onder 1 sub c en onder 6 sub a tenlastegelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het overige ten laste gelegde onder de feiten 1 tot en met 6 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Ten aanzien van feit 1 sub a en b:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 sub a en sub b ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• De processen-verbaal van aangifte van [aangevers] ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2012.
Ten aanzien van feit 2 sub a tot en met f;
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 sub a tot en met f ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• De processen-verbaal van aangifte van [aangevers] ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2012.
Ten aanzien van feit 3 sub a tot en met g:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 sub a tot en met g ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• De processen-verbaal van aangifte van [aangevers] ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2012.
Ten aanzien van feit 4 sub a tot en met d:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 4 sub a tot en met d ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• De processen-verbaal van aangifte van [aangevers] ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2012.
Ten aanzien van feit 5 sub a tot en met b:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 5 sub a en sub b ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• De processen-verbaal van aangifte van [aangevers] ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2012.
Ten aanzien van feit 6 sub b tot en met g:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 6 sub b tot en met g ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• De processen-verbaal van aangifte van [aangevers] ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 november 2012.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij meerdere malen in de periode van 29 maart 2012 tot en met 5 april 2012, te [adres] telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. een portemonnee en een geldbedrag van ongeveer 110 euro, toebehorende [slachtoffer] en
b. twee portemonnees en/of een geldbedrag van ongeveer 115 euro en een bankpas en een identiteitsbewijs en een verzekeringspas, toebehorende aan [slachtoffer]
2.
hij meerdere malen in de periode van 8 tot en met 10 februari 2012, te [adres] telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. een geldbedrag van ongeveer 45 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
b. een tasje en autopapieren en een telefoon en een rijbewijs en een autosleutel en een bankpas, toebehorende aan [slachtoffer] en
c. een gouden horloge en autosleutels en autopapieren en een doosje met daarin een speldje, toebehorende aan [slachtoffer] en
d. twee portemonnees en een paspoort, toebehorende aan [slachtoffer] en
e. een portemonnee en een bankpas en een identiteitsbewijs en een geldbedrag van ongeveer 90 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
f. een bankpas en een geldbedrag van ongeveer 50 euro , toebehorende aan [slachtoffer];
3.
hij meerdere malen, omstreeks 6 februari 2012, te [adres] telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. een handtas en twee portemonnees en een bankpas en een verzekeringspas en een identiteitsbewijs en een geldbedrag van ongeveer 25 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
b. een rijbewijs en autopapieren en een bankpas en een zogenaamde groene kaart en een geldbedrag van ongeveer 100 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
c. een portefeuille en autopapieren, toebehorende aan [slachtoffer] en
d. een portefeuille en een rijbewijs en een bankpas en een ANWB-pas en een zorgpas, toebehorende aan [slachtoffer] en
e. een portefeuille en een rijbewijs en een ANWB-pas en autopapieren en een geldbedrag van ongeveer 100 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
f. een portemonnee en een identiteitsbewijs, toebehorende aan [slachtoffer] en
g. een portefeuille en autopapieren en een zogenaamde groene kaart en een geldbedrag van ongeveer 60 euro, toebehorende aan [slachtoffer];
4.
hij meerdere malen, in de periode van 30 tot en met 31 januari 2012, te [adres], telkens
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. een portemonnee en een identiteitsbewijs en een verzekeringspas en een geldbedrag van ongeveer 15 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
b. een portemonnee en twee bankpassen en een zorgpas en een taxipas en een identiteitskaart en een geldbedrag van ongeveer 150 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
c. een portemonnee en een geldbedrag van ongeveer 95 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
d. een portemonnee en een bankpas en een identiteitsbewijs en een zorgpas en een geldbedrag van ongeveer 100 euro, toebehorende aan [slachtoffer]
5.
hij meerdere malen, in de periode van 26 tot en met 27 januari 2012, te [adres] telkens
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
a. een portefeuille en een geldbedrag van ongeveer 310 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
b. een portefeuille en een geldbedrag van ongeveer 28 euro, toebehorende aan [slachtoffer]
6.
hij meerdere malen, in de periode van 24 december 2011 tot en met 5 januari 2012, te [adres], telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
b. een portemonnee en een rijbewijs en autopapieren en verzekeringspapieren, toebehorende aan [slachtoffer] en
c. een portemonnee en een geldbedrag van ongeveer 30 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
d. twee portemonnees en een rijbewijs en autopapieren en een verzekeringspas en een bankpas en een ANWB-pas en een OV-chipkaart en een geldbedrag van ongeveer 250 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
e. een portefeuille en autopapieren en een rijbewijs en een keuringsbewijs en een zogenaamde groene kaart, toebehorende aan [slachtoffer] en
f. een portemonnee en een paspoort en een bankpas en een geldbedrag van ongeveer 300 euro, toebehorende aan [slachtoffer] en
g. een portemonnee en een portefeuille en een identiteitsbewijs en twee bankpassen en een verzekeringspas en een geldbedrag van ongeveer 250 euro, toebehorende aan [slachtoffer].
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Feit 1 sub a en b, telkens:
Diefstal.
Feit 2 sub a tot en met f, telkens:
Diefstal.
Feit 3 sub a tot en met g, telkens:
Diefstal.
Feit 4 sub a tot en met d, telkens:
Diefstal.
Feit 5 sub a en b, telkens:
Diefstal.
Feit 6 sub b tot en met g, telkens:
Diefstal.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf betoogd dat er bij de strafoplegging rekening gehouden dient te worden met het feit dat de diefstallen zonder geweld en zonder het veroorzaken van angst zijn gepleegd. Verdachte zag de diefstallen als enige uitweg om op korte termijn aan geld te komen. Voorts heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is verklaard. Een gevangenisstraf met een fors voorwaardelijk deel met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een opname in een forensisch psychiatrische kliniek, zou een passende straf zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de periode van december 2011 tot en met april 2012, in verschillende gemeenten in Nederland, een zeer groot aantal met name oudere personen bestolen door middel van een babbeltruc. Met deze handelwijze heeft de verdachte er blijk van gegeven ieder respect voor andermans eigendommen te missen en alleen aandacht te hebben gehad voor zijn eigen financieel gewin. Het gaat hier om ergerlijke feiten, die naast (financiële) schade vaak veel overlast en gevoelens van onmacht bij de gedupeerden teweeg brengen en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
De rechtbank weegt daarbij zwaar dat de verdachte bij deze feiten kennelijk doelbewust ouderen, zijnde een bijzonder kwetsbare groep, als slachtoffer koos. De wijze waarop verdachte op een doortrapte manier het vertrouwen van deze kwetsbare groep mensen heeft gewonnen en dit vervolgens heeft beschaamd, leidt ertoe dat gevoelens van achterdocht bij mensen wordt vergroot en vermindert de bereidheid van mensen hulpvaardig op te treden.
De rechtbank heeft in zijn oordeel betrokken de omstandigheid dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 april 2012, eerder is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, waarbij hij op exact gelijke wijze te werk ging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een persoonlijkheidsrapportage d.d. 21 september 2012 van drs. J.P.M. van der Leeuw, waarin onder meer wordt geconcludeerd dat verdachte een gebrekkige identiteit heeft ontwikkeld door een belaste opvoedingssituatie. Verdachte is maatschappelijk aan lager wal geraakt na het verlies van relatie, werk en huis. Door een gebrek aan oplossingsstrategieën heeft hij deze problemen niet kunnen hanteren en is hij eerst aan de alcohol geraakt en daarna toenemend gecriminaliseerd. De deskundige heeft geadviseerd om verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de ten laste gelegde feiten hetgeen niet wegneemt dat verdachte wel degelijk besef had van het ongeoorloofde karakter van zijn handelen. Tot slot heeft de deskundige een klinische behandeling geadviseerd in een forensisch psychiatrische kliniek.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over dat verdachte voor zijn handelen licht verminderd toerekeningsvatbaar is.
De reclassering heeft in haar rapport d.d. 10 juli 2012 geconcludeerd dat verdachte een recidivist is op het gebied van diefstal. Het recidiverisico is hoog gemiddeld afgaande op het feit dat verdachte geen onderdak en werk heeft. Indien hij deze basisvoorwaarden realiseert, kan het beter gaan. Reclasseringstoezicht is derhalve geïndiceerd, alsmede een opname bij Exodus Rotterdam en een ambulante behandeling bij de Waag.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 november 2012 aangegeven mee te willen werken met zowel een traject bij Exodus en een ambulante behandeling bij De waag als met een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek.
De straf die de officier van justitie heeft geëist acht de rechtbank, gelet op alle genoemde omstandigheden, te fors. Daarbij overweegt de rechtbank onder meer dat de officier van justitie bij het formuleren van haar strafeis onvoldoende rekening heeft gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank is gelet op bovenstaande wel van oordeel dat een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafafdoening miskend zou worden. De rechtbank zal evenwel een deels voorwaardelijke straf opleggen als stok achter de deur met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek (nog) niet geïndiceerd.
De rechtbank acht gezien de problematiek van verdachte een proeftijd van drie jaar passend en geboden.
9 DE BENADEELDE PART[slach[slachtoffer]r aan[benadeelde partij]htzitting hebben [benadeelde partijen], zich als benadeelde partijen in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte onder respectievelijk 2c, 1c, 3a en 4d ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op bedragen van respectievelijk € 83,70, € 120,--, 1.400,-- en € 178,45.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde partijen] in hun geheel toe te wijzen. Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] heeft de officier van justitie verzocht deze af te wijzen wegens het ontbreken van causaal verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde. Tot slot heeft zij gevorderd de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] af te wijzen nu zij ten aanzien van dit feit vrijspraak heeft gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] af te wijzen nu er geen causaal verband bestaat tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde. Voorts heeft de raadsman verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren nu dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van de overige vorderingen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met de opmerking dat de vordering van [benadeelde partij] niet deugdelijk is onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeeld[benadeelde partijen] rechtstreeks schade hebben geleden ten gevolge van de onder 2c en 4d bewezen verklaarde feiten. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot respectievelijk bedragen van € 83,70 en € 178,45, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De rechtbank acht het gevorderde voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vorderingen toewijzen. Tevens zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toekennen vanaf de datum van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partijen] zal de rechtbank op voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengemelde geldsommen van respectievelijk € 83,70 en € 178,45, ten behoeve van voornoemde slachtoffers.
De benadeelde partij [benadeelde partij] dient in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 1c ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] dient te worden afgewezen nu er geen causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 sub c en onder 6 sub a aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het onder 1 sub a en b, onder 2 sub a tot en met f, onder 3 sub a tot en met g, onder 4 sub a tot en met d, onder 5 sub a en b en onder 6 sub b tot en met g, ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd van 3 jaar:
* bij de Reclassering zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* onder behandeling zal stellen van De Waag, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen, te weten Exodus, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van een bedrag van € 83,70 (zegge: drieëntachtig euro en zeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 10 februari 2012, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 83,70 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres] van een bedrag van € 178,45 (zegge: honderdachtenzeventig euro en vijfenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 31 december 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 178,45 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mrs. M. Iedema en B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.van Veen-Looy, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2012.