ECLI:NL:RBZLY:2012:BX8568

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660142-12
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wegens inhaaldagvaarding in strijd met procesorde

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 07.660142-12. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vervolging. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2012, waarbij de verdachte aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. K.N. Holtrop. De officier van justitie, mr. R. de Kruijk, had de verdachte gedagvaard voor een eerdere zitting op 5 juni 2012, maar deze zitting heeft niet plaatsgevonden. De verdediging heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de tweede dagvaarding in strijd is met het ne bis in idem-beginsel, aangezien er geen beslissing is genomen op de eerste dagvaarding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerste dagvaarding nog steeds lopende is, omdat er geen proces-verbaal of schriftelijke intrekking in het dossier aanwezig is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vervolging op basis van de tweede dagvaarding niet is toegestaan, omdat dit in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vervolging.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.660142-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 september 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]
wonende [adres].
HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2012 te Lelystad, waarbij verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.N. Holtrop, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. de Kruijk en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de strafzaak.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, wegens schending van het ne bis in idem-beginsel. De officier van justitie heeft verdachte immers gedagvaard voor 5 juni 2012. Op 5 juni 2012 heeft geen uitroeping van de strafzaak plaatsgevonden, waardoor er geen aanvang van het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden. De officier van justitie heeft daarna verdachte voor 21 augustus 2012 voor dezelfde feiten gedagvaard. De raadsvrouw heeft daarbij opgemerkt dat zijzelf en verdachte op 5 juni 2012 in de rechtbank te Lelystad aanwezig waren voor de behandeling van de strafzaak.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hijzelf bevoegd is in zijn vervolging van verdachte. Op 21 augustus 2012 kan de strafzaak gebaseerd op de dagvaarding voor 5 juni 2012 worden voortgezet.
Het oordeel van de rechtbank
In het dossier met parketnummer 07.660142-12 bevindt zich een dagvaarding voor de zitting van 5 juni 2012 (hierna eerste dagvaarding). Er bevindt zich geen proces-verbaal van de zitting d.d. 5 juni 2012 in het dossier dan wel enige beslissing betrekking hebbende op de eerste dagvaarding. Nu zich geen schriftelijke intrekking van de eerste dagvaarding in het dossier bevindt, noch een onherroepelijke beslissing op de eerste dagvaarding, stelt de rechtbank vast dat de vervolging op grond van de eerste dagvaarding nog lopende is.
Voorts bevindt zich in het dossier met parketnummer 07.660142-12 een dagvaarding voor onderhavige zitting van 21 augustus 2012 (hierna tweede dagvaarding). De tweede dagvaarding ziet op dezelfde feiten als waarop de eerste dagvaarding betrekking heeft en valt aan te merken als een zogenoemde inhaaldagvaarding. De rechtbank stelt voorts voorop dat zij enkel is bevoegd een beslissing te nemen omtrent de tweede dagvaarding, aangezien enkel deze tweede dagvaarding thans ter beoordeling aan de rechtbank voor ligt.
Uit het systeem van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat in beginsel geldt dat de officier van justitie zich behoort te onthouden van het doen uitgaan van een tweede dagvaarding ter zake van hetzelfde feit, indien nog niet onherroepelijk op de eerste dagvaarding is beslist. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is een inhaaldagvaarding niet toegestaan.
De rechtbank ziet in het onderhavige geval geen redenen om af te wijken van de hoofdregel dat een inhaaldagvaarding in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank zal derhalve de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vervolging op grond van de tweede dagvaarding.
BESLISSING
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Schroten, voorzitter, mr. M. Iedema en mr. B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2012.