ECLI:NL:RBZLY:2012:BX4329

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/1253
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening bij aanvraag uitkering na intrekking op basis van gewijzigde situatie

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig te Almere, een voorlopige voorziening aangevraagd na de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Almere. De afwijzing vond plaats op 8 mei 2012, waarbij verweerder stelde dat verzoekster niet voldeed aan de vereisten voor bijstandsverlening, omdat zij volgens hen een gezamenlijke huishouding voerde. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij tijdens de bezwaarprocedure bijstand kon ontvangen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 juli 2012 behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. G.J. de Kaste, en verweerder door P.E.C. Botman. Tijdens de zitting is het onderzoek geschorst om verzoekster de gelegenheid te geven nadere informatie te overleggen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten zonder nadere zitting.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster met de overgelegde verklaringen van objectieve bronnen, waaronder een casemanager van Bureau Jeugdzorg en een gezinshulpverlener, voldoende had aangetoond dat er een wijziging in haar situatie was. Deze verklaringen gaven aan dat verzoekster alleen met haar kinderen woont, wat in tegenstelling staat tot de eerdere anonieme verklaringen die bij het buurtonderzoek waren afgelegd. Op basis van deze nieuwe informatie heeft de voorzieningenrechter besloten dat het bestreden besluit van verweerder in bezwaar geen stand kan houden en heeft zij de voorlopige voorziening toegewezen. Verweerder werd opgedragen om aan verzoekster bij wijze van voorschot een bijstandsuitkering te verstrekken ter hoogte van de geldende norm, ingaande op de datum van indiening van het verzoek, 25 juni 2012.

De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat verzoekster pas in de voorlopige voorzieningenprocedure gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om aan te tonen dat er sprake was van een wijziging in haar situatie. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman, voorzieningenrechter, en mr. M.D. Moeke als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 12/1253
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster],
wonende te Almere, verzoekster,
gemachtigde: mr. G.J. de Kaste,
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2012 heeft verweerder verzoeksters aanvraag van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen.
Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Op 25 juni 2012 heeft verzoekster verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat aan haar gedurende de bezwaarprocedure bijstand wordt verstrekt dan wel gedurende drie maanden.
Het verzoek is ter zitting van 18 juli 2012 behandeld. Verzoekster heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P.E.C. Botman.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek geschorst, teneinde de gemachtigde van verzoekster in de gelegenheid te stellen nadere informatie te overleggen en verweerder daarop te laten reageren.
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het onderzoek, met reeds ter zitting gegeven toestemming van partijen, zonder nadere zitting gesloten.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 26 maart 2012 is de WWB-uitkering die verzoekster tot dat moment van verweerder ontving, beëindigd en met ingang van 20 mei 2009 ingetrokken in verband met het voeren van een gezamenlijke huishouding met […]. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, op welk bezwaar door verweerder nog niet is beslist. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in die procedure is bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juni 2012 afgewezen.
Verzoekster heeft vervolgens opnieuw een uitkering aangevraagd. Aangezien zij bij deze aanvraag volgens verweerder niet alle vereiste gegevens had verstrekt, heeft verweerder haar bij brief van 2 mei 2012 tot 16 mei 2012 een hersteltermijn geboden om deze gegevens alsnog aan te leveren. Verzoekster diende aan te geven wat er ten aanzien van de eerder tussen haar en […] vastgestelde gezamenlijke huishouding is veranderd in haar woon- en leefsituatie. Omdat uit de door verzoekster opgegeven en overgelegde informatie volgens verweerder niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft verweerder de aanvraag bij het hierboven genoemde besluit van 8 mei 2012 afgewezen.
3. Gelet op de financiële situatie van verzoekster is de voorzieningenrechter van oordeel dat een spoedeisend belang haar niet kan worden ontzegd.
4. Voor het overige overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.1 Ingevolge vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ligt het, indien een periodieke bijstandsuitkering met ingang van een bepaalde datum is ingetrokken, in geval van een aanvraag – mede – gericht op het verkrijgen van bijstand met ingang van een later gelegen datum, op de weg van de aanvrager om aan te tonen dat sprake is van een wijziging in de omstandigheden in die zin dat hij nu wel voldoet aan de vereisten om voor bijstand in aanmerking te komen. De voorzieningenrechter verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 12 juni 2012, gepubliceerd onder LJN: BW8682.
4.2 Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster bij haar aanvraag en gedurende de aan haar geboden hersteltermijn niet aan vorenstaande voorwaarde heeft voldaan, nu zij geen informatie heeft overgelegd waaruit kon blijken dat de woonsituatie van haar en […] in die zin was veranderd dat ze nu wel aan de vereisten voldoet om voor een uitkering in aanmerking te komen. De enkele stelling dat ze haar relatie met […] inmiddels heeft verbroken acht de voorzieningenrechter in dat licht onvoldoende.
4.3 In de voorlopige voorzieningenprocedure is verzoekster nogmaals in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat sprake is van een wijziging in haar situatie. Hierop heeft de gemachtigde van verzoekster bij schrijven van 30 juli 2012 een drietal verklaringen overgelegd, waaronder een van de casemanager van Bureau Jeugdzorg en een van de gezinshulpverlener van Vitree. Kort gezegd komen hun verklaringen erop neer dat zij regelmatig bij verzoekster over de vloer komen en beiden de indruk hebben dat verzoekster alleen met haar kinderen woont.
4.4 Anders dan verweerder is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat verzoekster met vorenstaande verklaringen alsnog voldoende heeft aangetoond dat sprake is van een wijziging in haar situatie waardoor zij thans wel voldoet aan de vereisten om voor een uitkering in aanmerking te komen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat deze verklaringen uit objectieve bron afkomstig zijn, zodat daaraan naar het oordeel van de voorzieningenrechter meer waarde toekomt dan aan de zich in het dossier bevindende anonieme verklaringen die bij het buurtonderzoek zijn afgelegd.
5. Gelet op het vorenstaande zal het bestreden besluit naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in bezwaar geen stand houden. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en te bepalen dat verweerder aan verzoekster bij wijze van voorschot een bijstandsuitkering verstrekt ter hoogte van de voor haar geldende norm.
6. Nu verzoekster pas in de voorlopige voorzieningenprocedure gebruik heeft gemaakt van de – haar reeds bij de aanvraag geboden – gelegenheid om aan te tonen dat sprake is van een wijziging in haar situatie, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit van 8 mei 2012;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster bij wijze van voorschot een bijstandsuitkering verstrekt ter hoogte van de voor haar geldende norm;
- bepaalt dat deze voorziening ingaat op de datum van de indiening van het verzoek,
25 juni 2012, en eindigt zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht ad € 42,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman, voorzieningenrechter, en door haar en mr. M.D. Moeke als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 6 augustsu 2012.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.