ECLI:NL:RBZLY:2012:BX1180

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
3 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660141-11; 690039-12, 660010-12 (gev.ttz)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling en bedreiging met de dood in Almere

Op 3 juli 2012 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die onder andere werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging. De zaak kwam voort uit een incident op 8 januari 2012, waarbij de verdachte zijn halfzus, [slachtoffer 4], mishandelde en bedreigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de keel van [slachtoffer 4] dichtkneep, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, en deze ondersteunden de aangifte van mishandeling en bedreiging. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 55 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een behandelverplichting bij De Waag. De benadeelde partij, [slachtoffer 4], heeft recht op schadevergoeding, en de rechtbank heeft een voorschot van € 970,- toegewezen voor de geleden schade. De vordering van een andere benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummers: 07.660141-11, 07.690039-12, 07.660010-12 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 juli 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonen[adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 19 juni 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. van Gessel, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 16 maart 2011 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in een pand gelegen aan [adres] (zaaksdossier 1)) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een groot aantal hennepplanten (te weten 290 hennepplanten) en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 t/m 16 maart 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit (te weten 38.013 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 30 april 2011 in de gemeente Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] (via de telefoon) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af" en/of "Ik stuur iemand op je af die je afmaakt" en/of "Ik sla je in elkaar" en/of "Ik zoek je op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Parketnummer 07.660141-11)
4.
hij op of omstreeks 10 november 2011 in de gemeente Almere [slac[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"En jou ga ik ook vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Parketnummer 07.690039-12)
5.
hij op of omstreeks 8 januari 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4] (zijnde zijn, verdachtes, halfzus), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 4]
- bij/aan de haren heeft (vast)gepakt en/of getrokken en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht en/of het achterhoofd en/of de arm(en) en/of
- (met beide handen) (met kracht) (bij) de keel/hals heeft (vast)gepakt en/of (dicht)geknepen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) heeft geschopt en/of getrapt in/op/tegen de buik en/of de zijkant van het lichaam, terwijl deze [slachtoffer 4] op de grond lag en/of
- heeft opgetild en vervolgens op de grond heeft laten vallen en/of gegooid en/of
- (met kracht) in een auto heeft geduwd waardoor deze [slachtoffer 4] met haar hoofd tegen het dashboard van de auto aan is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2012 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] (zijnde zijn, verdachtes, halfzus),
- bij/aan de haren heeft (vast)gepakt en/of getrokken en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht en/of het achterhoofd en/of de arm(en) en/of
- (met beide handen) (met kracht) (bij) de keel/hals heeft (vast)gepakt en/of (dicht)geknepen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) heeft geschopt en/of getrapt in/op/tegen de buik en/of de zijkant van het lichaam, terwijl deze [slachtoffer 4] op de grond lag en/of
- heeft opgetild en vervolgens op de grond heeft laten vallen en/of gegooid en/of
- (met kracht) in een auto heeft geduwd waardoor deze [slachtoffer 4] met haar hoofd tegen het dashboard van de auto aan is gekomen, waardoor deze [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
6.
hij op of omstreeks 8 januari 2012 in de gemeente Almere [slachtoffer 4] (zijnde zijn, verdachtes, halfzus) en/of [slachtoffer 5] (zijnde zijn, verdachtes, levensgezel) en/of [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jullie af" en/of "Ik vermoord jullie, je kind, iedereen" en/of "Ik maak iedereen dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 januari 2012 tot en met 8 januari 2012 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 5], - (met kracht) (bij) de keel heeft (vast)gepakt en/of (vervolgens) (dicht)geknepen en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) heeft geslagen en/of gestompt in/op/tegen het gezicht en/of - met haar gezicht tegen een ruit heeft geduwd en/of gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Parketnummer 07.660010-12)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank nummert hetgeen bij dagvaarding met parketnummer 07.660141-11, bij dagvaarding met parketnummer 07.690039-12 en bij dagvaarding met parketnummer 07.660010-12 ten laste is gelegd als de feiten 1 tot en met 7, zoals hierboven weergegeven.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de bewijsmiddelen, als genoemd in voetnoten 1 tot en met 10 naar het oordeel van de rechtbank als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.
Ten aanzien van ten laste gelegde onder 1 en 2:
Volgens informatie binnengekomen via een anonieme tip en via de Criminele Inlichtingeneenheid zou verdachte handelen in hennep. De politie is naar aanleiding van deze informatie een onderzoek gestart waarbij meerdere hennepkwekerijen op meerdere adressen zijn opgerold, waaronder een hennepkwekerij aan [adres] te Almere. Deze kwekerij bevond zich op het adres van de ouders van de inmiddels ex-vriendin van verdachte en is aan verdachte ten laste gelegd. Verdachte ontkent enige betrokkenheid.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3:
Op 3 mei 2011 deed [slac[slachtoffer 2] aangifte van bedreiging door verdachte gepleegd op 30 april 2011 te Almere. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4:
Op 16 november 2011 deden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7] aangifte van bedreiging door verdachte, gepleegd op 10 november 2011 te Almere. Verdachte heeft de bedreiging ontkend.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5:
Op 8 januari 2012 om 5.00 uur in de ochtend kreeg de politie via de meldkamer de opdracht om te gaan naar de [adres] te Almere, alwaar een mishandelde vrouw in een auto zou zitten. Ter plaatse treft de politie [slachtoffer 4] aan, de halfzus van verdachte, hierna aangeefster, alsmede de vriendin van verdachte, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], een vriendin van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. De politie zag dat aangeefster gewond was aan haar oog en hoorde dat aangeefster zei dat ze haar benen niet meer kon bewegen. Hierop werd de ambulance gebeld.
Op de vraag wie haar zou hebben mishandeld, verklaarde aangeefster dat verdachte dit zou hebben gedaan.
Op 9 januari 2012 doet [slachtoffer 4] aangifte van mishandeling.
Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel dan wel aan mishandeling.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 6:
Op 9 januari 2012 doet [slachtoffer 4] naast –voornoemde- aangifte van mishandeling tevens aangifte van bedreiging met de dood. Verdachte heeft de bedreiging ontkend.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 7:
Verdachte wordt naar aanleiding van de aangifte van [slachtoffer 4] en getuigenverklaring van [slachtoffer 6] verdacht van mishandeling jegens zijn vriendin [slachtoffer 5]. Verdachte heeft de mishandeling ontkend.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 7 wettig en overtuigend bewezen en heeft voor het bewijs onder meer verwezen naar de aangiften, het proces-verbaal en het verslag van binnentreden, alsmede naar getuigenverklaringen. Ten aanzien van feit 2 heeft zij naast de aangifte ook verwezen naar de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van ten laste gelegde onder 1 en 2
De raadsman heeft vrijspraak betoogd ten aanzien van de feiten 1 en 2. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het voorhanden zijnde bewijs slechts gebaseerd is op de verklaringen van de schoonouders van verdachte. Deze verklaringen zijn echter onbetrouwbaar nu de relatie tussen verdachte en zijn schoonouders al geruime tijd is verstoord. Bovendien hebben de schoonouders van verdachte belang bij het afleggen van een voor verdachte belastende verklaring omdat de hennepkwekerij in hun garage is aangetroffen. Er is verder geen steunbewijs voorhanden dat wijst op de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij aan [adres] te Almere.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3:
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedreiging van [slac[slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4:
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 4. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangevers niet betrouwbaar zijn omdat zij elkaars partner zijn en samen aangifte hebben gedaan. Er is verder geen steunbewijs voorhanden.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde onder 5. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel mishandeling. Aangeefster had die avond veel alcohol gedronken en dreigde uit een rijdende auto te stappen vanaf de passagiersstoel. Verdachte heeft dit getracht te voorkomen en het is mogelijk dat aangeefster hierbij gewond is geraakt, omdat verdachte achterin de auto zat en de passagiersstoel naar voren moest schuiven. Uiteindelijk is het aangeefster kennelijk toch gelukt om uit de auto te komen met als gevolg dat ze op straat is gevallen. Verdachte was het gedrag van aangeefster zat en heeft haar opgeraapt van de straat en geprobeerd om haar weer in de auto te zetten, hetgeen niet makkelijk is met een vrouw die onder invloed is en zichzelf niet staande kan houden. Als aangeefster hierbij met haar hoofd tegen het dashboard is gekomen, is er geen sprake van opzet aan de kant van verdachte. Verdachte heeft een schoppende beweging gemaakt in de richting van aangeefster, terwijl aangeefster op de grond lag, maar hij heeft haar niet geraakt. Dit was bedoeld als een waarschuwing richting aangeefster dat ze zich niet zo dronken moest gedragen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 6:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 6. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] niet eensluidend hebben verklaard over het tijdstip van de bedreiging en de omstandigheden waaronder de bedreiging zou hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 7:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 7. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de belastende verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] niet ondersteund worden door een verklaring van [slachtoffer 5] zelf of door ander objectief bewijs. Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] niet eensluidend zijn waar het gaat over welke geweldhandelingen door verdachte zijn verricht jegens [slachtoffer 5] en wanneer deze zijn verricht. Bovendien is er geen letsel bij [slachtoffer 5] geconstateerd.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 en 2:
De rechtbank stelt voorop dat met verklaringen in het algemeen - en met verklaringen van medeverdachten in het bijzonder - behoedzaam dient te worden omgegaan, met name daar waar het de onderlinge rolverdeling betreft, gelet op het belang dat de medeverdachte kan hebben om zijn eigen rol te verhullen of kleiner te maken. In onderhavige zaak stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van de ouders van de ex-vriendin van verdachte, [slachtoffer 2] en [betrokkene 1], niet worden ondersteund door de inhoud van andere objectieve bewijsmiddelen. Voorts stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [betrokkene 1] niet consistent zijn. Ze verklaren verschillend over wanneer zij wetenschap kregen van de hennepkwekerij en over de rol van verdachte in deze. Daarbij komt dat zowel uit de verklaringen van verdachte als van [slachtoffer 2] naar voren komt dat partijen al geruime tijd zijn gebrouilleerd.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [betrokkene 1] onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs gebezigd te kunnen worden. Nu er geen ander bewijs voorhanden is, zal de rechtbank verdachte van het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 vrijspreken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3:
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde onder 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden. Nu verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 19 juni 2012 heeft verklaard dat hij op 30 april 2011 [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar de aangifte van [slac[slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank verwijst daartoe naar de aangifte van [slachtoffer 3] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 7] waarin zij verklaren dat verdachte hen op 10 november 2011 te Almere heeft bedreigd met de dood door te roepen dat hij [slachtoffer 3] zou vermoorden.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7] betrouwbaar. Zij ziet geen aanwijzingen voor onbetrouwbaarheid van hun verklaringen ten aanzien van het tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5:
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een veroordeling ter zake van de primair ten laste gelegde poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel dan wel de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Aangeefster heeft op 9 januari 2012 bij de politie verklaard dat zij op 8 januari 2012 samen met verdachte, [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] was uitgeweest in Almere Stad. Terwijl ze in de auto zaten op weg naar huis zag aangeefster dat verdachte zijn vriendin [slachtoffer 5] mishandelde. Toen aangeefster hier wat van zei, pakte verdachte haar vast aan haar haar en gaf haar meerdere klappen tegen haar gezicht, achterhoofd en haar armen. Op een gegeven moment pakte verdachte met beide handen de keel vast van aangeefster en kneep deze dicht. Aangeefster wilde vervolgens de auto uit, omdat ze geen lucht kreeg en bang was dat verdachte haar nog meer letsel zou toebrengen. Terwijl de auto vaart minderde, is aangeefster op enigerlei wijze uit de auto gerold. Ze heeft verklaard dat ze een deel van het gebeuren kwijt is. Het volgende moment dat ze zich kan herinneren is dat ze op straat lag en dat verdachte haar begon te schoppen tegen de zijkant van haar lichaam. Vervolgens tilde verdachte haar op en liet hij haar weer op de grond vallen. Verdachte tilde aangeefster hierna weer op en gooide aangeefster met kracht in de auto, waardoor ze met haar hoofd tegen het dashboard aankwam.
Uit de geneeskundige verklaring en letselfoto’s blijkt dat er sprake is van een bloeduitstorting en kneuzing van het weefsel rondom het linkeroog, alsmede van rode schrammen in de hals. Voorts blijkt uit de geneeskundige verklaring dat er sprake was van een zeer prille zwangerschap bij aangeefster die op 8 januari 2012 is geëindigd in een miskraam. Er kon niet worden vastgesteld of de mishandeling of een al eerder plaatsgevonden missed abortion de oorzaak is geweest van de miskraam .
Getuige [slachtoffer 6] heeft bij de politie verklaard dat zij op 8 januari 2012 de bestuurder was van de auto en dat aangeefster op de passagiersstoel zat. Verdachte en zijn vriendin [slachtoffer 5] bevonden zich achterin de auto. Getuige hoorde op een gegeven moment aangeefster schreeuwen van de pijn en ze hoorde aangeefster zeggen: “waarom trek je mij aan mijn haar, waarom grijp je mij bij de keel, ik ben je zusje, waarom moet je mij slaan”. Getuige zag voorts dat verdachte aangeefster in het gezicht sloeg. Op een gegeven moment zag getuige dat aangeefster buiten op de grond lag. Zij heeft niet gezien hoe aangeefster uit de auto is gekomen. Getuige zag verdachte en aangeefster vechten en hoorde aangeefster schreeuwen dat ze haar benen niet meer voelde. Even later zag getuige dat verdachte aangeefster in de auto gooide waardoor aangeefster hard met haar hoofd tegen het dashboardkastje aan kwam.
[getuige 1] heeft gereageerd op een persbericht van de politie waarin getuigen werden verzocht zich te melden. Getuige is woonachtig in de directe omgeving van waar het incident heeft plaatsgevonden. Getuige heeft bij de politie verklaard dat ze omstreeks 4.30 uur buiten een hoop kabaal en geschreeuw hoorde. Ze keek uit het raam en zag een man schreeuwen tegen een vrouw die op de grond lag. Voorts zag ze dat de man de vrouw een schop gaf. Ze verklaart dat de man met agressie uithaalde in de richting van aangeefster, waarna hij haar in een auto propte. De getuige heeft voorts verklaard niet te hebben gezien of de schop daadwerkelijk de vrouw raakte.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van deze onafhankelijke getuige de verklaring van aangeefster op belangrijke punten ondersteunt. Dat de getuige niet daadwerkelijk heeft kunnen zien dat de schoppende beweging van verdachte daadwerkelijk het lichaam van aangeefster raakte doet hier niet aan af. Dit geldt te meer nu zij wel heeft kunnen waarnemen dat er met agressie werd uitgehaald en dat de man aangeefster in de auto propte. Dit beeld past bij de beschrijving die aangeefster heeft gegeven waar zij zegt dat zij, terwijl zij op straat lag werd geschopt in haar zij en uiteindelijk in de auto werd gegooid.
De rechtbank overweegt daarnaast dat uit voornoemde verklaringen alsmede de letselverklaring genoegzaam naar voren komt dat er sprake is geweest van het dichtknijpen van de keel van aangeefster. Het dichtknijpen van de keel brengt de aanmerkelijke kans met zich mee dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Immers op deze plaats bevinden zich kwetsbare en vitale delen. Door zo te handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens deze aanmerkelijke kans aanvaard dat deze vitale delen beschadigd zouden kunnen worden waardoor zwaar lichamelijk letsel het gevolg had kunnen zijn.
De rechtbank acht derhalve, gelet op de aangifte en de getuigenverklaringen [slachtoffer 6] en [getuige 1], in samenhang met de geneeskundige verklaring, het tenlastegelegde onder 5 primair wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 6:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank verwijst daartoe naar de aangifte van [slachtoffer 4] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 6] waarin zij verklaren dat verdachte hen op 8 januari 2012 te Almere heeft bedreigd met de dood door te schreeuwen dat hij hen af zou maken
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 4] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 6], in tegenstelling tot wat de verdediging daarvan vindt, ten aanzien van de bedreiging wel eensluidend. Het feit dat er verschillend wordt verklaard over de chronologische volgorde van gebeurtenissen die nacht doet daar niet aan af.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 7:
Voor de onder feit 7 laste gelegde mishandeling is het wettig bewijs weliswaar voorhanden, maar de rechtbank heeft daaruit niet de overtuiging verkregen dat verdachte het aldaar ten laste gelegde heeft begaan. De twee getuigenverklaringen, te weten van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] zijn niet eensluidend waar het gaat om welke geweldhandelingen er zijn verricht jegens [slachtoffer 5] en wanneer deze zijn verricht. Daar komt bij dat [slachtoffer 5] bij de politie heeft verklaard dat verdachte haar nog nooit heeft geslagen.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 7 tenlastegelegde.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
3.
hij op 30 april 2011 in de gemeente Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] (via de telefoon) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af" en "Ik sla je in elkaar" en "Ik zoek je op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Parketnummer 07.660141-11)
4.
hij op 10 november 2011 in de gemeente Almere [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"En jou ga ik ook vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Parketnummer 07.690039-12)
5.
hij op 8 januari 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4] (zijnde zijn, verdachtes, halfzus), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 4]
- aan de haren heeft vastgepakt en getrokken en
- meermalen, heeft geslagen tegen het gezicht en het achterhoofd en de armen en
- met beide handen bij de keel heeft vastgepakt en dichtgeknepen en
- eenmaal, met kracht heeft geschopt tegen de zijkant van het lichaam, terwijl deze [slachtoffer 4] op de grond lag en
- heeft opgetild en vervolgens op de grond heeft laten vallen en
- met kracht in een auto heeft geduwd waardoor deze [slachtoffer 4] met haar hoofd tegen het dashboard van de auto aan is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op of omstreeks 8 januari 2012 in de gemeente Almere [slachtoffer 4] (zijnde zijn, verdachtes, halfzus) en [slachtoffer 5] (zijnde zijn, verdachtes, levensgezel) en [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jullie af" en "Ik vermoord jullie, je kind, iedereen" en"Ik maak iedereen dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Parketnummer 07.660010-12)
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Feit 3, 4 en 6 telkens:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 5 primair:
Poging zware mishandeling.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van het reeds ondergane voorarrest met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf opgemerkt dat het niet nodig is om bijzondere voorwaarden te koppelen aan het voorwaardelijk deel van de straf. Verdachte heeft weinig justitiële documentatie en er is geen sprake van criminogene factoren die een risico op herhaling waarschijnlijk maken.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal bedreigingen en een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft zijn halfzus, [slachtoffer 4] meerdere keren geslagen en hij heeft haar bij de keel gegrepen en deze vervolgens dichtgeknepen.
Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer hetgeen ook blijkt uit haar slachtofferverklaring.
Naast de onder 3, 4, 5 primair en 6 bewezenverklaarde feiten heeft verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan twee ad informandum gevoegde feiten, te weten het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen en het voorhanden hebben van munitie zoals valt af te leiden uit het dossier met parketnummer 07.660141-11 en zoals ook door de verdachte tegenover de politie is erkend en ter terechtzitting is bevestigd. De rechtbank heeft met deze ad informandum toegevoegde feiten rekening gehouden bij de bepaling van de hoogte van de straf.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 30 mei 2012, waaruit is gebleken dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van een verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 1 mei 2012 waarin de reclassering heeft geconcludeerd dat een plan van aanpak is geïndiceerd indien verdachte schuldig wordt bevonden in onderhavige strafzaak. Het plan van aanpak zal gericht zijn op denkpatronen, gedrag, vaardigheden en houding. Aandachtspunt is ook het (voormalig) middelengebuik van verdachte.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het passend om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden van contact met de reclassering en een behandelverplichting bij De Waag.
9 DE BENADEELDE PARTIJ
Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] – daartoe vertegenwoordigd door mr. I.V. Nagelmaker – en zich als benadeelde partijen in dit geding gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte respectievelijk onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op bedragen van respectievelijk € 26.539,90 en
€ 11.136,34.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] gevorderd deze toe te wijzen tot een bedrag van € 2000,-- immateriële schade bij wijze van voorschot en een bedrag van € 470,-- materiële schade die ziet op de ambulance kosten en de kosten van de kleding met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van [slachtoffer 1] toe te wijzen met uitzondering van de herinnerings- en aanmaankosten ter hoogte van € 65,--. De vordering dient derhalve toegewezen te worden tot een bedrag van 11.071,34, eveneens met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de vordering wegens het ontbreken van een causaal verband tussen de gebeurtenissen en het letsel niet-ontvankelijk verklaard te worden. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en te ingewikkeld is om in het strafproces te behandelen. Tot slot heeft de raadsman opgemerkt dat indien verdachte ter zake van feit 5 zal worden veroordeeld, hooguit de gevorderde ambulancekosten ter hoogte van € 220,-- toegewezen kunnen worden.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsman verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu onduidelijk is tegen wie de vordering is gericht omdat er een andere persoon lijkt te zijn aangeschreven. Voorts rijst de vraag of deze vordering dan wellicht al is betaald.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer 1] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 5 primair bewezen verklaarde feit. Nu de medische eindtoestand van het slachtoffer nog niet is bereikt, zal de rechtbank bij wijze van voorschot een bedrag van € 750,- toewijzen voor de schade die is geleden als gevolg van het op dit moment vastgestelde letsel, zoals dat blijkt uit de zich in het dossier bevindende stukken. Voor de beweerdelijke miskraam zal de rechtbank geen bedrag toewijzen, nu op dit moment niet vaststaat dat het slachtoffer een miskraam heeft gehad en dat dit het gevolg was van handelen van verdachte. De kosten van de eigen bijdrage van de ziektekostenverzekering van € 220,- ten gevolge van de kosten van het ambulancevervoer, zijn genoegzaam aangetoond en komen voor vergoeding in aanmerking. Dat is niet het geval met de gestelde materiële schade, nu deze onvoldoende is onderbouwd. De hoogte van de toe te wijzen schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 970,-, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil. Genoemd bedrag is bij wijze van voorschot toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 970,- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4].
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1, 2 en 7 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het onder 3, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 55 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich:
* bij de reclassering zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* onder behandeling zal stellen van De Waag of een ander soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens de instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te Hilversum, van een bedrag van € 970,- (zegge: negenhonderdenzeventig euro);
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 970,- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mrs. M. Iedema en B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Veen-Looy, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2012.