ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0754

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607356-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetten van een taakstraf naar vervangende hechtenis wegens frustratie van uitvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 juni 2012 uitspraak gedaan over het bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde had een taakstraf van 102 uren opgelegd gekregen, maar deze was niet aangevangen. De officier van justitie had besloten om de taakstraf om te zetten in 51 dagen vervangende hechtenis, omdat de veroordeelde gemaakte afspraken niet was nagekomen en de uitvoering van de taakstraf had gefrustreerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet is verschenen op een afspraak met de werkmeester en dat hij geen geldige redenen heeft gegeven voor zijn afwezigheid. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie bevoegd was om de omzetting te bevelen op basis van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis kan worden bevolen indien de veroordeelde niet aanvangt met de taakstraf of deze niet naar behoren verricht. De rechtbank heeft de argumenten van de veroordeelde niet gevolgd en geconcludeerd dat de uitvoering van de taakstraf niet kon beginnen door zijn eigen handelen. De rechtbank heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard en de beslissing van het Openbaar Ministerie bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht
Parketnummer : 07/607356-08
Datum : 26 juni 2012
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 22g, derde lid, Wetboek van Strafrecht
het bezwaarschrift van:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Flevoland te Lelystad
gericht tegen de kennisgeving van het openbaar ministerie van het bevel tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 december 2009 opgelegde vervangende hechtenis.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaatsgevonden te Lelystad op 19 juni 2012.
De officier van justitie, mr. L.H.J. Vijlbiref-Smit, de veroordeelde en diens raadsvrouw
mr. S.C. Scherpenhuysen, advocaat te Dronten, zijn op het bezwaarschrift gehoord.
OVERWEEGT
Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis van de meervoudige strafkamer - na aftrek van de dagen van de voorlopige hechtenis - een werkstraf opgelegd van 102 uren te vervangen door 51 dagen hechtenis. Dit vonnis is op 30 september 2011 onherroepelijk geworden.
Op 03 april 2012 is door de reclassering een “afloopbericht werkstraf” aan het CJIB, afdeling LCA/taakstraffen, gestuurd. Dit afloopbericht vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
‘Hierbij sturen wij u de werkstraf als zijnde voortijdig beëindigd omdat cliënt gemaakte afspraken en de standaardregels niet nakomt. Wij achten een herkansing niet aanvaardbaar, omdat cliënt zijn kansen duidelijk heeft gehad. Client heeft 0 uren gewerkt …”
Bij kennisgeving van 22 mei 2012 heeft het Openbaar Ministerie aan veroordeelde meegedeeld dat de 102 uren werkstraf worden omgezet in een vervangende hechtenis van 51 dagen met als reden dat er wel een intake heeft plaatsgevonden, maar dat de werkstraf niet is gestart. Het rapport waarop de kennisgeving van het Openbaar Ministerie mede is gebaseerd, heeft naast de uitvoering van de thans aan de orde zijnde taakstraf betrekking op drie andere taakstraffen. Het gaat hier om de volgende taakstraffen:
*de op 15 januari 2011 onherroepelijk geworden taakstraf van 100 uren met het parketnummer 07/174502-10;
*de op 30 september 2011 onherroepelijk geworden taakstraf van 30 uren met het parketnummer 07/60007509-09;
*de op 04 februari 2012 onherroepelijk geworden taakstraf van 60 uren met het parket nummer 07/222478-11.
Veroordeelde heeft tegen de kennisgeving bezwaar gemaakt, waarbij hij heeft aangevoerd dat in het kader van de tenuitvoerlegging van de thans aan de orde zijnde taakstraf nimmer met hem afspraken zijn gemaakt, zodat de uitvoering van deze taakstraf geen aanvang heeft genomen. Wel heeft de taakstraf in de zaak met parketnummer 07/174502-10 een aanvang genomen. Dat veroordeelde de taakstraf die in die zaak is opgelegd niet geheel heeft verricht, heeft voorts - zo wordt gesteld - een legitieme en verschoonbare reden. Ter zitting van de rechtbank heeft veroordeelde hierover aangevoerd dat de aan veroordeelde verzonden uitnodiging van 05 maart 2012 om op 15 maart 2012 op een afspraak met de werkmeester te verschijnen, is verzonden door zijn toezichthouder en niet, zoals bij de uitvoering van de taakstraf gebruikelijk is, door de aan hem toegewezen medewerker taakstraffen. Het zich niet houden aan afspraken met zijn toezichthouder kan, volgens veroordeelde, hem in het kader van de uitvoering van de taakstraf niet worden verweten en biedt derhalve ook geen grond om de taakstraf te beëindigen. Veroordeelde heeft voorts aangevoerd dat door de medewerker taakstraffen W. Ploeg de toezegging is gedaan dat hij zijn taakstraf na zijn hechtenis kon voortzetten.
De rechtbank komt tot de navolgende beoordeling.
Op grond van artikel 22g, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr) kan het Openbaar Ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevelen indien de door de rechter tot een taakstraf veroordeelde niet aanvangt met de taakstraf of het Openbaar Ministerie van oordeel is dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren verricht of heeft verricht.
Met veroordeelde stelt de rechtbank vast dat de taakstraf, waarvan de omzetting thans aan de orde is, niet is aangevangen. Veroordeelde kan evenwel niet worden gevolgd in de door hem daaraan verbonden conclusie dat de taakstraf niet kan worden omgezet naar een vervangende hechtenis. Daartoe overweegt de rechtbank dat het niet aanvangen van een taakstraf een in artikel 22g, eerste lid, WvSr genoemde omstandigheid is op grond waarvan het Openbaar Ministerie bevoegd is om de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen.
De vraag die thans aan de rechtbank ter beoordeling voorligt, is of het Openbaar Ministerie in het onderhavige geval in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen om de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De uitvoering van de thans aan de orde zijnde taakstraf kon geen aanvang nemen, nu de taakstraf in de zaak met parketnummer 07/174502-10, waarvan de uitvoering eerder ter hand was genomen, stagneerde en uiteindelijk is beëindigd. Het standpunt van veroordeelde dat het hem niet kan worden verweten dat deze taakstraf is beëindigd, kan de rechtbank niet volgen. Niet in geschil is dat veroordeelde zonder opgave van reden niet is verschenen op een afspraak met de werkmeester op 15 maart 2012, waarvoor hij bij brief van 05 maart 2012 was uitgenodigd. Het niet nakomen van deze afspraak heeft aan een goede uitvoering van de opgelegde taakstraf in de weg gestaan. Hiervan kan veroordeelde een verwijt worden gemaakt. Het is evident dat een afspraak met een werkmeester wordt gemaakt in het kader van de uitvoering van een taakstraf dan wel daarmee in verband staat. Aan de hand van de brief van 05 maart 2012 had veroordeelde dit ook duidelijk kunnen zijn, nu in de aanhef van de brief als onderwerp naast toezicht ook werkstraf staat vermeld. Dat de brief is verzonden door de reclasseringsambtenaar die belast was met het toezicht van veroordeelde, doet aan het vorenstaande niet af, temeer nu de reclassering als organisatie ook met de uitvoering van de taakstraffen is belast. Het door de medewerker werkstraffen opgemaakte rapport biedt ook overigens meer dan voldoende basis voor de beslissing van het Openbaar Ministerie om de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen. Veroordeelde heeft de uitvoering van zijn taakstraf gefrustreerd door niet of niet naar waarheid de informatie te verstrekken die voor een goede uitvoering van de taakstraf noodzakelijk is. Ook is hij niet alle afspraken nagekomen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet is gebleken van door of namens het bevoegd gezag gedane, in rechte te honoreren toezeggingen op grond waarvan het Openbaar Ministerie niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft mogen maken om de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen. Dat toezeggingen zijn gedaan heeft veroordeelde niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. De overgelegde verklaring van D.C. Schutten is niet als zodanig aan te merken.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het bezwaarschrift ongegrond zal worden verklaard.
BESLISSING
Het bezwaarschrift is ongegrond.
Aldus gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzitter, mrs. R.M. van Vuure en M. Iedema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 juni 2012.