RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummers: 07.660118-11, 07.660215-10 en 07.660076-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 mei 2012
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteland],
zonder vaste woon- of verblijfplaats te Nederland.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2011, 6 oktober 2011, 15 december 2011, 13 maart 2012 en 23 april 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte telkens is verschenen, telkens bijgestaan door mr. J. Gravesteijn, advocaat te ‘s-Gravenhage.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J.W.M. Janssen en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07.660076-11:
1.
hij op of omstreeks 05 april 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer A] (agent, Politie Flevoland), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, met kracht een zogenaamde kopstoot in/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer A] heeft gegeven, in elk geval met kracht een achterwaartse beweging met het hoofd heeft gemaakt, tengevolge waardoor die [slachtoffer A] in/tegen het gezicht/hoofd is geraakt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 05 april 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, [slachtoffer B] (brigadier Politie Flevoland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer B] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik pak jullie allemaal" en/of "Ik pak je" en/of "Ik pak je familie", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 05 april 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer D] (agent, bij de Politie Flevoland) en/of [slachtoffer C] (hoofdagent, Politie Flevoland), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening die [slachtoffer D] en/of [slachtoffer C] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerpolitie" en/of "Fucking politie", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Parketnummer 07.660118-11:
1.
A.
hij op of omstreeks 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer E] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal,
- een koksmes, in ieder geval een dergelijk scherp/puntig voorwerp, boven zijn, verdachtes, hoofd heeft geheven, terwijl hij, verdachte, zich in de zeer directe nabijheid van die [slachtoffer E] bevond en/of
- (vervolgens) dichter naar die [slachtoffer E] is gelopen, terwijl hij, verdachte, dat koksmes, in ieder geval dat dergelijke scherpe/puntige voorwerp, boven zijn, verdachtes, hoofd geheven had en/of
- (vervolgens) (met kracht) een stekende beweging met dat koksmes, in ieder geval met een dergelijk puntig/scherp voorwerp maakte richting die [slachtoffer E],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1.A. niet tot een strafoplegging mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer E], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal,
- een koksmes, in ieder geval een dergelijk scherp/puntig voorwerp, boven zijn, verdachtes, hoofd heeft geheven, terwijl hij, verdachte, zich in de zeer directe nabijheid van die [slachtoffer E] bevond en/of
- (vervolgens) dichter naar die [slachtoffer E] is gelopen, terwijl hij, verdachte, dat koksmes, in ieder geval dat dergelijke scherpe/puntige voorwerp, boven zijn, verdachtes, hoofd geheven had en/of
- (vervolgens) (met kracht) een stekende beweging met dat koksmes, in ieder geval met een dergelijk puntig/scherp voorwerp maakte richting die [slachtoffer E],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
B.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) [slachtoffer E] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
* is/heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen, in ieder geval éénmaal,
- een koksmes, in ieder geval een dergelijk scherp/puntig voorwerp, uit zijn, verdachtes, broek(sband) gepakt en/of (vervolgens) aan die [slachtoffer E] getoond en/of
- dat koksmes, in ieder geval dat dergelijke scherpe/puntige voorwerp, boven zijn, verdachtes, hoofd geheven, terwijl hij, verdachte, zich in de zeer directe nabijheid van die [slachtoffer E] bevond en/of
- (vervolgens) dichter naar die [slachtoffer E] gelopen, terwijl hij, verdachte, dat koksmes, in ieder geval dat dergelijke scherpe/puntige voorwerp, boven zijn, verdachtes, hoofd geheven had en/of
- (vervolgens) (met kracht) met dat koksmes, in ieder geval met dat dergelijk puntige/scherpe voorwerp, en/of met zijn, verdachtes, hand(en)/vuist(en) op/tegen een raam (van de voordeur van de woning gelegen aan [adres 1]) waarachter die [slachtoffer E] zich bevond gehakt en/of geslagen/gestompt
en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Je weet niet wie ik ben, vraag de politie maar wie ik ben." en/of "Kom hier ik maak je af.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
* heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een snijgebaar/handgebaar langs de nek in de richting van, in ieder geval zichtbaar voor, die [slachtoffer E], gemaakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Je gaat dood, we maken je dood.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
C.
hij op of omstreeks 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk en wederrechtelijk een raam (van de voordeur) (van een woning gelegen aan [adres 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) met een koksmes, in ieder geval met een dergelijk puntig/scherp voorwerp, en/of met zijn, verdachtes, hand(en)/vuist(en)op/tegen dat raam (van de voordeur) (van die woning gelegen aan [adres 1]) gehakt en/of geslagen/gestompt, waardoor dat raam (van de voordeur) (van die woning gelegen aan [adres 1]) is vernield en/of is beschadigd en/of onbruikbaar is gemaakt;
2.
A.
hij op of omstreeks 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal,
- met een koksmes, in ieder geval met een dergelijk scherp/puntig voorwerp, in zijn, verdachtes, hand in de richting van die [slachtoffer F] en/of die [slachtoffer G] is gerend en/of
- (vervolgens) met dat koksmes, in ieder geval met dat dergelijke scherpe/puntige voorwerp, (met kracht) een steekbeweging in de richting van het lichaam van die [slachtoffer F] en/of die [slachtoffer G] heeft gemaakt en/of
- (vervolgens) (met kracht) een stekende beweging met dat koksmes, in ieder geval met een dergelijk puntig/scherp voorwerp, maakte richting die [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2.A. niet tot een strafoplegging mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal,
- met een koksmes, in ieder geval met een dergelijk scherp/puntig voorwerp, in zijn, verdachtes, hand in de richting van die [slachtoffer F] en/of die [slachtoffer G] is gerend en/of
- (vervolgens) met dat koksmes, in ieder geval met dat dergelijke scherpe/puntige voorwerp, (met kracht) een steekbeweging in de richting van het lichaam van die [slachtoffer F] en/of die [slachtoffer G] heeft gemaakt en/of
- (vervolgens) (met kracht) een stekende beweging met dat koksmes, in ieder geval met een dergelijk puntig/scherp voorwerp, maakte richting die [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
B.
hij op of omstreeks 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, [slachtoffer F] en/of [slachtoffer G] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen, in ieder geval éénmaal,
- met een koksmes, in ieder geval met een dergelijk scherp/puntig voorwerp, in zijn, verdachtes, hand in de richting van die [slachtoffer F] en/of die [slachtoffer G] gerend en/of
- (vervolgens) met dat koksmes, in ieder geval met dat dergelijke scherpe/puntige voorwerp, (met kracht) een steekbeweging in de richting van het lichaam van die [slachtoffer F] en/of die [slachtoffer G] gemaakt en/of
- (vervolgens) (met kracht) met dat koksmes, in ieder geval met dat dergelijk puntige/scherpe voorwerp, in/op/tegen een raam (van de voordeur van de woning gelegen aan [adres 2]) waarachter die [slachtoffer F] en/of die [slachtoffer G] zich bevonden gestoken/gehakt/geslagen
en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik zal jullie pakken, ik steek je dood." althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
C.
hij op of omstreeks 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk en wederrechtelijk een raam (van de voordeur) (van een woning gelegen aan [adres 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) met een koksmes, in ieder geval met een dergelijk puntig/scherp voorwerp, op/tegen/in dat raam (van de voordeur) (van die woning gelegen aan [adres 2]) gestoken/gehakt/geslagen, waardoor dat raam (van de voordeur)(van die woning gelegen aan [adres 2]) is vernield en/of is beschadigd en/of onbruikbaar is gemaakt;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 07.660076-11 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en het in de dagvaarding met parketnummer 07.660118-11 onder 1A, 1B, 1C en 2A, 2B en 2C ten laste gelegde feiten als de feiten 1, 2, 3, 4A, 4B, 4C en 5A, 5B en 5C.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Feiten 1, 2 en 3:
Verdachte is op 5 april 2011 aangehouden en op 5 en 6 april 2011 gehoord.
Op 5 april 2011 heeft verbalisant [slachtoffer A] aangifte gedaan van mishandeling, verbalisant [slachtoffer B] van bedreiging en belediging en hebben verbalisanten [slachtoffer D] en [slachtoffer C] aangifte gedaan terzake belediging.
Feiten 4 en 5:
Op 5 mei 2011 kregen verbalisanten de melding dat in de [adres] een steekpartij was geweest en dat er ramen waren ingegooid. De verdachten van de steekpartij waren weggereden in een auto waarvan het verbalisant ambtshalve bekend was dat deze regelmatig gebruikt wordt door verdachte.
Op 5 mei 2011 is aangifte gedaan door [slachtoffer E], [slachtoffer G] en [slachtoffer F].
Verdachte is op 5 mei 2011 aangehouden en op 7 en 9 mei 2011 gehoord.
Er zijn verschillende getuigen gehoord.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat voor het onder 2 en 5A ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is, zodat hij voor die feiten vrijspraak heeft gevorderd.
Ten aanzien van het onder 1, 3, 4A, B en C en 5B en C ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
Feit 1:
Verdachte heeft met zijn hoofd achterover geslagen. Verdachte is in gevecht gegaan met agenten, hiermee heeft hij voorwaardelijk opzet gehad op het veroorzaken van pijn en/of letsel. Uit de medische stukken is gebleken dat er sprake is van letsel bij [slachtoffer A].
Feit 3:
Verdachte heeft bekend dat hij aan het schreeuwen was. In het dossier bevindt zich voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 4:
Het staat vast dat verdachte erg boos was op [slachtoffer E] en dat het raam van de deur kapot is. Verdachte heeft verklaard dat hij het raam heeft vernield op het moment dat [slachtoffer E] al binnen stond en de deur dicht had gedaan. Hiermee is het onder 4C ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Door getuigen wordt verschillend verklaard over de tijd die zat tussen het dichtdoen van de deur en het steken op het raam. De verklaring van de getuige [getuige A] is van belang. Zij heeft verklaard, dat zij op het moment dat de deur dichtging, glasgerinkel hoorde.
De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met het mes vooruit achter [slachtoffer E] is aangegaan en door de vaart die hij had met het mes door het raam is gegaan. Het glas is kapot gegaan ter hoogte van de plaats waar de vitale delen van het menselijk lichaam zich bevinden. Verdachte had het (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer E], zodat het onder 4A primair wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat indien de rechtbank de plaats van het steken in het glas onvoldoende duidelijk vindt, er sprake is van poging zware mishandeling.
Meer subsidiair heeft de officier van justitie betoogd dat er in elk geval sprake is van bedreiging zoals ten laste gelegd onder feit 4B. De verdachte heeft dit zelf ook bekend. Voor hetgeen opgenomen is bij het tweede sterretje bij feit 4B is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 5:
De officier van justitie acht het onder 5A ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte is met versnelde pas richting [slachtoffer F] en [slachtoffer G] gelopen, omdat hij dacht dat hij gediscrimineerd werd. Hij heeft vervolgens op de deur ingestoken. De bedreiging met uitzondering van de bedreigende woorden en vernieling zoals onder feit 5B en 5C ten laste gelegd kunnen wettig en overtuigend bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het onder 1, 2, 4A en 5A ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 3, 4B en C en 5B en C refereert de raadsman zich. Hij heeft daartoe, zoals vervat in een pleitnota, het volgende aangevoerd.
Feit 1:
Verdachte is ten onrechte aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Dat verdachte zich op het politiebureau is blijven verzetten tegen zijn onrechtmatige aanhouding is hem niet toe te rekenen. Verdachte heeft zich verzet tegen een wederrechtelijke aanval. [slachtoffer A] was niet bezig met de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, omdat verdachte onrechtmatig was aangehouden. Verdachte heeft bij zijn verzet zijn hoofd heen en weer bewogen. [slachtoffer A] stond op dat moment achter verdachte, zodat verdachte niet op het hoofd van [slachtoffer A] heeft kunnen mikken. Er was geen wil tot verwonden. Er is geen sprake van opzet. Bovendien is niet uit te sluiten dat het afbreken van een vulling, zoals dat bij [slachtoffer A] is geconstateeerd, door iets anders heeft plaatsgevonden.
Feit 2:
Verdachte wist niet wie er aan de andere kant van de intercom zat en heeft enkel zijn woede en onmacht van zich af geschreeuwd. De uiting was ongericht. Een onbekende persoon aan de andere kant van de intercom heeft niet de terechte vrees kunnen hebben dat de bedreiging uitgevoerd zou worden.
Feit 3:
De raadsman heeft zich gerefereerd.
Feit 4:
De handelingen die zijn omschreven na de eerste twee gedachtestreepjes onder 4A zijn niet doorslaggevend om aan te nemen dat verdachte voornemens was [slachtoffer E] te doden. De getuigen hebben voorts geen stekende beweging van verdachte richting [slachtoffer E] gezien. Er is gesteld dat verdachte een mes boven zijn hoofd heeft gehouden, dichter bij [slachtoffer E] is gaan staan en vervolgens tegen een raam heeft geslagen. Dit is onvoldoende om te kwalificeren als een begin van uitvoering van een poging doodslag of poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook is het de vraag of de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen enkel kunnen wijzen op een wens een persoon van het leven te beroven of te verwonden. Tevens blijkt niet dat er sprake was van opzet. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging moeten worden vrijgesproken.
De handelingen zijn wel bedreigend en kunnen derhalve wel als strafrechtelijke bedreiging worden gekwalificeerd. Ten aanzien van het onder 4B en 4C ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd.
Feit 5:
Het met een mes in de richting van iemand rennen kan niet enkel duiden op de wens om iemand te doden. Dit levert tevens geen begin van uitvoering op van een doodslag of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er is voorts te weinig bewijs om het maken van een stekende beweging richting [slachtoffer G] en/of [slachtoffer F] bewezen te verklaren. Verdachte dient derhalve van het onder 5A te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 5B en 5C ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Feit 1:
[slachtoffer A] heeft in zijn aangifte verklaard dat verdachte op 5 april 2011 verzet pleegde toen hij in de ophoudcel geplaatst werd. [slachtoffer A] is bijgesprongen om verdachte onder controle te brengen en wilde verdachte bij zijn hoofd vastpakken en vervolgens in een nekklem leggen. Kort na de worsteling voelde [slachtoffer A] dat een stukje van zijn voortand was afgebroken en dat hij pijn aan zijn bovenlip had.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt tevens dat de vulling van de voortanden in de bovenkaak is afgebroken.
Verbalisanten [ge[getuige 2] en [slachtoffer C] hebben verklaard dat verdachte een slaande beweging met zijn hoofd naar achteren maakte en hierbij het gezicht van [slachtoffer A] raakte.
Verdachte had, ondanks de eerdere onrechtmatige aanhouding, eenmaal op het politiebureau, mee moeten werken met de politie. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voor het onder 2 ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Feit 3:
Verbalisanten [slachtoffer D] en [slachtoffer C] hebben verklaard dat verdachte tijdens het lopen richting het politiebureau met luide stem “kankerpolitie” en “fuckingpolitie” riep. Er waren op dat moment andere mensen aanwezig die de belediging mogelijk gehoord hebben. Hierdoor voelden [slachtoffer D] en [slachtoffer C] zich erg gekwetst en zich in hun goede naam en eer aangetast.
Ook verbalisant [getuige 2] heeft gehoord dat verdachte de collega’s [slachtoffer D] en [slachtoffer C] uitschold voor fucking- en kankerpolitie en dat hij in hun richting keek.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 4:
De rechtbank is van oordeel dat de verschillende verklaringen die zijn afgelegd door aangever en getuigen niet eenduidig zijn over het moment waarop verdachte met het mes richting de deur heeft gestoken. Uit het dossier is onvoldoende vast komen te staan dat verdachte de opzet had om [slachtoffer E] van het leven te beroven dan wel om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en dat dit slechts niet is gelukt, omdat de deur het mes heeft tegengehouden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 4A ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 4B en 4C ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat dit feit onder verwijzing naar de aangifte , de verklaring van getuige [getuige 3] en de bekennende verklaring van verdachte , wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de voornoemde bewijsmiddelen.
Van hetgeen opgenomen bij het tweede sterretje bij feit 4B is de rechtbank van oordeel dat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Feit 5:
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat voor het onder 5A ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 5B en 5C ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat deze feiten onder verwijzing naar de aangiftes van [slachtoffer G] en [slachtoffer F] en de bekennende verklaring van verdachte , wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opsomming van de voornoemde bewijsmiddelen.
Van de bedreigende woorden opgenomen bij feit 5B is de rechtbank van oordeel dat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 05 april 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer A] (agent, Politie Flevoland), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, een achterwaartse beweging met het hoofd heeft gemaakt, tengevolge waardoor die [slachtoffer A] in het gezicht is geraakt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 05 april 2011 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [slachtoffer D] (agent, bij de Politie Flevoland) en [slachtoffer C] (hoofdagent, Politie Flevoland), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening die [slachtoffer D] en [slachtoffer C] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerpolitie" en "Fucking politie";
4.
B.
hij op 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, [slachtoffer E] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers
* is/heeft verdachte opzettelijk dreigend,
- een koksmes, uit zijn, verdachtes, broek(sband) gepakt en aan die [slachtoffer E] getoond en
- dat koksmes, boven zijn, verdachtes, hoofd geheven, terwijl hij, verdachte, zich in de nabijheid van die [slachtoffer E] bevond en
- vervolgens met dat koksmes, tegen een raam van de voordeur van de woning gelegen aan [adres 1] waarachter die [slachtoffer E] zich bevond gehakt en/of geslagen;
C.
hij op 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van de voordeur van een woning gelegen aan [adres 1], toebehorende aan [slachtoffer E], heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, met een koksmes, tegen dat raam gehakt en/of geslagen, waardoor dat raam is vernield;
5.
B.
hij op 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, [slachtoffer F] en [slachtoffer G] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is/heeft verdachte opzettelijk dreigend,
- met een koksmes, in zijn, verdachtes, hand in de richting van die [slachtoffer F] en die [slachtoffer G] gerend en
- vervolgens met dat koksmes, tegen een raam van de voordeur van de woning gelegen aan [adres 2] waarachter die [slachtoffer F] en die [slachtoffer G] zich bevonden geslagen;
C.
hij op 05 mei 2011 te Nagele, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van de voordeur van een woning gelegen aan [adres 2], toebehorende aan [slachtoffer G], heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, met een koksmes, tegen dat raam geslagen, waardoor dat raam is vernield.
Van het onder 1, 3, 4B, 4C, 5B en 5C meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1:
Mishandeling gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Feit 3:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, meermalen gepleegd.
Feit 4B:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 5B:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Feit 4C en 5C telkens:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen gegeven door of namens de reclassering en dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal begeven in de Noordoostpolder.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat indien de feiten onder 4A en 5A niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf betoogd dat een jaar gevangenisstraf voor twee bedreigingen erg lang is. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat [slachtoffer E] zelf ook een aandeel heeft gehad in de gebeurtenis.
Met betrekking tot het opleggen van een voorwaardelijke straf heeft de raadsman zich gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ten nadele van de verdachte rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 februari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte reeds meerdere malen is veroordeeld wegens geweldsdelicten.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een rapport d.d. 28 september 2011, uitgebracht door mevrouw A. Wierts en de heer A. van de Boer, respectievelijk reclasseringswerker en leidinggevende van Reclassering Nederland;
- een psychiatrisch onderzoek d.d. 6 september 2011, uitgebracht door dr. M. Vink, psychiater;
- een psychologisch onderzoek d.d. 10 september 2011, uitgebracht door drs. S. Wijga, klinisch psycholoog/psychotherapeut en vast gerechtelijk deskundige;
- een rapportage d.d. 17 april 2012, uitgebracht door R.J.P. Rijnders en J.B. Seinen, respectievelijk psychiater en klinisch psycholoog bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht.
Betrokkene heeft geweigerd mee te werken aan de psychologische en psychiatrische onderzoeken. Derhalve kan er geen oordeel gegeven worden over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en zal de rechtbank bij het opleggen van de straf geen rekening kunnen houden met eventuele verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Tevens overweegt de rechtbank dat personen met een openbare taak, zoals de politie heeft, hun werkzaamheden op een normale wijze moeten kunnen uitvoeren. Het is heel ernstig als deze personen worden geconfronteerd met mishandelingen en beledigingen die op hen zijn gericht. Verdachte heeft uitermate respectloos jegens hen gehandeld, wat de rechtbank hem aanrekent.
De rechtbank rekent het verdachte voorts zwaar aan dat hij [slachtoffer E], [slachtoffer G][-] en [slachtoffer F] zonder enige aanleiding heeft bedreigd met een mes en daarbij ramen heeft vernield. De ervaring leert dat de beleving van het geweld, het gevoel van machteloosheid en de uitgestane angst bij slachtoffers van een dergelijk misdrijf nog lang kunnen nawerken. Het feit heeft ook grote onrust en paniek in de buurt veroorzaakt.
Dergelijke misdrijven dragen vooral door het gewelddadige karakter ervan in hoge mate bij aan het ontstaan en in stand houden van gevoelens van onrust in de samenleving en versterken gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Voor aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer A], [slachtoffer B], [slachtoffer G][-] en [slachtoffer F], zich als benadeelde partijen in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder respectievelijk feit 1, 2 en 5 A, B en C ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen [slachtoffer A] en [slachtoffer G][-] begroot op een bedrag van respectievelijk € 402,39 en € 684,29 en door de overige benadeelde partijen niet begroot.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van [slachtoffer A] en [slachtoffer G][-] volledig toe te wijzen, met toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Met betrekking tot de vorderingen van [slachtoffer B] en [slachtoffer F] heeft de officier van justitie opgemerkt dat hier geen bedragen zijn gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer A] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat [slachtoffer A] zelf ook schuld heeft en omdat het causale verband niet vaststaat. De raadsman heeft bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer G][-] en [slachtoffer F] heeft de raadsman zich gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer A]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 402,39, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege bij wijze van voorschot toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 402,39 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A].
Benadeelde partij [slachtoffer B]
De benadeelde partij [slachtoffer B] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en omdat de benadeelde partij geen benadelingsbedrag heeft ingevuld. Hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [slachtoffer G][-]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer G][-] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 5B en C bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 684,29, vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege bij wijze van voorschot toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 684,29 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer G][-].
Benadeelde partij [slachtoffer F]
De benadeelde partij [slachtoffer F] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat de benadeelde partij geen benadelingsbedrag heeft ingevuld. Hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10 DE VORDERING TENUITVOERLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis d.d. 31 maart 2011 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 55 dagen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande en het in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht gestelde acht de rechtbank termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 31 maart 2011 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 55 dagen toe te wijzen.
11 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 36f, 57, 266, 267, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2, 4A primair en subsidiair en 5A primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3, 4B, 4C, 5B en 5C ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1, 3, 4B, 4C, 5B en 5C meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
[slachtoffer A]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer A], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 402,39 (zegge: vierhonderdentwee euro en negenendertig eurocent);
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 402,39 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer A] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer A], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[slachtoffer B]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer B] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer G][-]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer G][-], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 684,29 (zegge: zeshonderdvierentachtig euro en negenentwintig eurocent);
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 684,29 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer G][-] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer G][-] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer G][-], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
[slachtoffer F]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer F] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.660215-10 door de meervoudige kamer in deze rechtbank bij vonnis d.d. 31 maart 2011 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 55 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. L.P. de Haas en H.H.J. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2012.
Mrs. M. Ferschtman en H.H.J. Harmeijer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.