RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummer: 07.662426-11 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 april 2012
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [woonplaats]
wonende [adres]
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 10 april 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Y. van der Horst, advocaat te Emmeloord.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J.W.M. Janssen en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 07 mei 2011 in de gemeente Urk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij een appartementencomplex genaamd "[X]" (gelegen aan de [straat]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk meermalen, in ieder geval eenmaal, benzine, in ieder geval een hoeveelheid brandbare stof, over een kozijn en/of een portiek van, in ieder geval bij, dat appartementencomplex genaamd "[X]" gegoten/gegooid/gesprenkeld/gespoten en/of (vervolgens) met behulp van (een) brandende aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die hoeveelheid benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat kozijn en/of die portiek en/of andere onderdelen van dat appartementencomplex genaamd "[X]" geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in en/of in de nabijheid bevindende voorwerp(en) van dat appartementencomplex genaamd "[X]", in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen die zich in en/of in de nabijheid van dat appartementencomplex genaamd "[X]" bevonden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 07 mei 2011 in de gemeente Urk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling of met brandstichting, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Als ik weet waar je woont, dan steek ik je huis in brand, als je Urkers verlinkt.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
De burgemeester van Urk heeft tegen de overlast tijdens het jaarlijkse rondrijden op brommers zonder uitlaat in de koninginnenacht (voorafgaand aan Koninginnedag) handhavend opgetreden. Een groot gedeelte van de in de nacht van 29 op 30 april 2011 aanwezige Urker jeugd was het met dit handhavend optreden niet eens, waarvan zij blijk hebben gegeven door de woning van de burgemeester te bekogelen met onder meer stenen en flessen. Een politieoptreden, waarbij een aantal charges met gebruikmaking van een wapenstok hebben plaatsgevonden, was vereist om de aanwezige menigte uit elkaar te drijven en de oproer te beteugelen. Naar aanleiding van het politieoptreden en het handhavende bevel tot optreden van de burgemeester ontstond op Urk grote maatschappelijke onrust.
Op 7 mei 2011 omstreeks 00.10 uur krijgen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] melding van een brandstichting bij een appartementencomplex aan de [straat] te Urk. In de omgeving is een groep jeugd gesignaleerd, waaronder verdachte en [medeverdachte 1], waarvan verbalisanten de personalia noteren. Diezelfde dag doet [aangever], namens de vereniging van eigenaren van appartementencomplex [X], aangifte van brandstichting in het portiek van voornoemd complex. [slachtoffer] doet op 19 mei 2011 aangifte van bedreiging.
Nader onderzoek leidt tot de aanhouding van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaring van verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en het proces-verbaal van forensische opsporing.
Feit 2.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van het ten laste gelegde vrij te spreken, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een eventuele bewezenverklaring.
Feit 2.
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, aangezien enkel aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat de ten laste gelegde bewoordingen zijn gebezigd.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1.
Uit het proces-verbaal van forensische opsporing , de aangifte van [aangever] (namens de vereniging van eigenaren van appartementencomplex [X]) , de bekennende verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] en de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt genoegzaam dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting op de in de bewezenverklaring bedoelde wijze. De rechtbank acht het ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2.
De rechtbank is – evenals de officier van justitie en de verdediging van oordeel – dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring. Derhalve zal de rechtbank verdachte van het hem ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 07 mei 2011 in de gemeente Urk tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht bij een appartementencomplex genaamd "[X]" (gelegen aan de [straat]), immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk benzine over een kozijn en een portiek van dat appartementencomplex genaamd "[X]" gesprenkeld en vervolgens met behulp van een brandende aansteker aangestoken, ten gevolge waarvan dat kozijn en andere onderdelen van dat appartementencomplex genaamd "[X]" zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in en in de nabijheid bevindende voorwerpen van dat appartementencomplex genaamd "[X]", en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen die zich in en in de nabijheid van dat appartementencomplex genaamd "[X]" bevonden te duchten was.
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1.
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die deze strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 188 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een uitgaansverbod op koninginnenacht en Koninginnedag, alsmede een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten het door de klinisch psycholoog vastgestelde in lichte mate verminderde toerekeningsvatbaarheid, de spijtbetuigingen van verdachte, de positieve ontwikkeling van verdachte zoals blijkt uit het reclasseringadvies en verdachte gemotiveerd de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te ondergaan. De raadsman heeft bepleit de werkstraf te matigen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan brandstichting bij het appartementencomplex waar de burgemeester van Urk woont. Brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en dient als een zeer ernstig strafbaar feit te worden gekwalificeerd. Naast gevoelens van onrust en onveiligheid bij betrokkenen veroorzaakt brandstichting doorgaans ernstige schade. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte zich misdragen en is verdachte volledig voorbijgegaan aan de belangen van de benadeelden. Dat de schade in dit geval beperkt is gebleven, is niet aan verdachte te danken.
Daarbij komt dat de gevoelens van angst en onveiligheid op Urk in de periode voorafgaand aan deze feiten al verhoogd waren vanwege eerdere incidenten naar aanleiding van de beslissing van de burgemeester om handhavend op te treden tegen het jaarlijkse brommer rijden tijdens de koninginnenacht in de week voor het bewezen verklaarde feit. Die gevoelens heeft verdachte met zijn medeverdachten op onaanvaardbare wijze vergroot.
De klinisch psycholoog, psychotherapeut drs. T. van den Hazel, heeft in het Pro Justitia rapport d.d. 20 maart 2012 het navolgende geoordeeld.
De psycholoog concludeert dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, te weten zwakbegaafd niveau van cognitieve ontwikkeling, en een ziekelijke stoornis, te weten een impulscontrole stoornis. Verdachte liet zich meenemen in een groepsactie gericht tegen de burgemeester en handelde ondoordacht, zonder persoonlijk motief, zonder moment van zelfoverweging, medebepaald door zijn zwakke cognitieve vermogens, prikkelhonger en een impulscontrole stoornis. De klinisch psycholoog acht verdachte in lichte mate verminderd toerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde.
De rechtbank neemt de conclusie van de klinisch psycholoog over, maakt dit tot de hare, en heeft bij het vaststellen van de strafmaat rekening gehouden met de in lichte mate verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Uit een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 6 april 2012, opgesteld door J. Hoekstra, reclasseringwerker van Reclassering Nederland, blijkt het navolgende. Het toezicht in het kader van de geschorste voorlopige hechtenis verloopt positief. Verdachte stelt zich begeleidbaar op. Het recidiverisico is geschat op laag gemiddeld. Verdachte heeft een verstandelijke beperking en is gemakkelijk beïnvloedbaar.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank ziet evenwel grond om de vrijheidstraf deels voorwaardelijk op te leggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te begaan en de oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Reclassering Nederland, mogelijk te maken.
De rechtbank overweegt voorts dat het onvoorwaardelijke deel van de vrijheidsstraf de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest niet te boven zal gaan. Hetgeen resteert zal voor verdachte, alsmede de medeverdachten, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen opleveren.
De rechtbank acht het tevens passend en noodzakelijk een forse onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij verdachte en [medeverdachte 1] een werkstraf voor de duur van 240 uur zal opleggen. Gelet op de andersoortige rol van [medeverdachte 2] en hij – anders dan verdachte en [medeverdachte 1] – niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit, zal de rechtbank hem een werkstraf voor de duur van 180 uur opleggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de officier van justitie gevorderd als bijzondere voorwaarde een uitgaansverbod op koninginnenacht en Koninginnedag op te leggen. Dit, nu het gevaar voor herhaling als minimaal wordt ingeschat, alsmede gelet op de spijtbetuigingen die in het gesprek van de burgemeester zijn geuit en die ook ter terechtzitting zijn herhaald.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 maart 2012.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit tot teruggave aan verdachte van zijn in beslag genomen mobiele telefoon.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende en in beslag genomen mobiele telefoon (merk Nokia), aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 82 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden en medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* een meldingsgebod; dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* een gedragsinterventie; dat verdachte zal deelnemen aan de cognitieve vaardigheidstraining+ (CoVa+);
* een behandelverplichting; dat verdachte zich zal laten behandelen bij een daartoe geschikte instelling zoals Kwintes, Triade of een andere door de reclassering ingeschakelde instelling;
* een alcoholverbod; dat verdachte zich onthoudt van het gebruik van alcohol tot aan het moment dat de reclassering geen meerwaarde meer ziet in dit verbod;
* een contactverbod; dat verdachte zich onthoudt van contact met zijn medeverdachten;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon (merk Nokia).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. M. Iedema en mr. B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2012.
Mrs. R.M. van Vuure en R.G. Dees voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.