ECLI:NL:RBZLY:2012:BW0706

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
3 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.662469-11 en 07.690341-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met minderjarige meisjes en vrijspraak voor seksueel misbruik van stiefdochter

Op 3 april 2012 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Zwolle-Lelystad een 31-jarige man uit Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor ontucht met twee minderjarige meisjes van twaalf jaar. De man werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met deze meisjes, die hij op 21 mei 2011 in zijn woning had ontmoet. Tijdens de rechtszaak verklaarden de meisjes dat de verdachte hen had gevraagd om hun borsten te tonen en hen had aangeraakt. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de meisjes consistent en betrouwbaar waren, ondersteund door foto's die op de telefoon van de verdachte waren aangetroffen. De verdachte werd echter vrijgesproken van de beschuldiging van seksueel misbruik van zijn toen vierjarige stiefdochter, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond om deze beschuldiging te ondersteunen. Ondanks dat bij het meisje dezelfde geslachtsziekten als bij de verdachte waren geconstateerd, oordeelde de rechtbank dat er te veel ruimte was voor een alternatief scenario. De rechtbank hield rekening met de psychologische toestand van de verdachte, die licht verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, de slachtoffers van de ontuchtige handelingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummers: 07.662469-11 en 07.690341-11 (gev.ttz.) [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 april 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [plaats],
wonende [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 8 september 2011, voortgezet op 24 november 2011 en 14 februari 2012, en laatstelijk hervat op 20 maart 2012 te Lelystad, op welke datum de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.V. Ramdihal te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.E.M. van de Ven en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07.662469-11.
hij op of omstreeks 21 mei 2011 in de gemeente Almere, met [slachtoffer A] (geboren op [geboortedatum] 1999) en/of [slachtoffer B] (geboren op [geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende/is verdachte
- zijn armen om haar/hun nek gedaan terwijl ze naar (een) pornofilms keken en/of
- haar/hen gevraagd "laat jullie kut zien" en/of wie de grootste borsten had en/of woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- haar/hun borsten betast en/of in de borsten geknepen en/of
- haar/hun broek(en) laten uittrekken en/of
- (vervolgens) zijn broek uitgetrokken en/of
- (vervolgens) haar/hen tegen hem op laten springen en/of opgetild waarbij zij haar/hun (ontblote) benen om zijn middel heeft/hebben geslagen en/of hij haar/hen bij de (achterkant van de) (ontblote) bovenbenen vasthield en/of
- haar/hen de woorden toegevoegd "Ik doe het met meiden van jullie leeftijd" en/of "Kom mee naar de kamer dan kunnen we oefenen" in ieder geval woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) op die [slachtoffer B] gaan liggen en/of haar geprobeerd te zoenen
Parketnummer 07.690341-11.
1.
hij in de periode van 01 december 2010 tot en met 7 februari 2011 in de gemeente Almere, met [slachtoffer C] (geboren [geboortedatum] 2006), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer C], hebbende en/of is verdachte
- met zijn vinger(s) de vagina van die [slachtoffer C] betast en/of is verdachte (vervolgens) met zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer C] gegaan en/of
- met zijn mond en/of tong de vagina van die [slachtoffer C] gekust en/of gelikt en/of
- zijn penis gehouden/gedrukt tegen de vagina van die [slachtoffer C] en/of geduwd/gebracht in de vagina van die [slachtoffer C] en/of
- met zijn lichaam op het lichaam van die [slachtoffer C] is gaan liggen en/of (daarbij) heen en weergaande bewegingen heeft gemaakt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 01 december 2010 tot en met 7 februari 2011 in de gemeente Almere, met [slachtoffer C] (geboren [geboortedatum] 2006), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
- met zijn vinger(s) de vagina van die [slachtoffer C] betasten en/of
- met zijn mond en/of tong de vagina van die [slachtoffer C] kussen en/of likken en/of
- zijn penis houden/drukken tegen de vagina van die [slachtoffer C] en/of
- met zijn lichaam op het lichaam van die [slachtoffer C] is gaan liggen en/of (daarbij) heen en weergaande bewegingen heeft gemaakt;
2.
hij in de periode van 01 januari 2011 tot en met 1 juni 2011 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, één of meermalen (een) afbeelding(en) te weten 953 afbeeldingen en/of twee films, in ieder geval twee foto's en/of twee films en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeelding(en) en/of een of meer film(s) van seksuele gedragingen, te weten,een computer (merk HP en/of een harddisk (merk Imation) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang tot die afbeelding(en) heeft verschaft
terwijl op die afbeelding(en) en/of die films/filmfragmenten (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed en/of opgemaakt is/zijn en/of in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) poseert/poseren die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling en/of
- het oraal penetreren met de penis van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
- het vaginaal penetreren met (een) voorwerp(en) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 07.662469-11 ten laste gelegde en het bij dagvaarding met parketnummer 07.690341-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde als de feiten 1 tot en met 3.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Feit 1 en 3.
Op 29 mei 2011 wordt melding gemaakt van mogelijk seksueel misbruik door verdachte van de toen twaalfjarige meisjes [slachtoffer A] en [slachtoffer B].
Op 30 mei 2011 doet [naam A] (de vader van [slachtoffer A]) aangifte van een seksueel misdrijf welke door verdachte zou zijn begaan jegens zijn dochter. Een dag later doet [naam B] (de moeder van [slachtoffer B]) eveneens aangifte van een seksueel misdrijf welke door verdachte zou zijn begaan jegens haar dochter.
Naar aanleiding van voornoemde melding worden onder meer [slachtoffer A] en [slachtoffer B] gehoord.
Op 1 juni 2011 is verdachte buiten heterdaad aangehouden. Diezelfde dag is de woning waar verdachte verbleef doorzocht en zijn diverse goederen in beslag genomen. De in beslag genomen digitale gegevensdragers zijn veiliggesteld en onderzocht. Op 8 september 2011 is een proces-verbaal opgesteld waaruit blijkt dat op digitale gegevensdragers bestanden zijn aangetroffen die als zijnde kinderpornografisch zijn geclassificeerd en beoordeeld.
Feit 2.
Bij [slachtoffer C], ten tijde van het ten laste gelegde vier jaar oud, worden op 7 februari 2011 twee seksueel overdraagbare aandoeningen geconstateerd, te weten chlamydia en gonorroe. De biologische moeder van [slachtoffer C] ([naam 3]) en haar toenmalige vriend (verdachte) blijken eveneens deze seksueel overdraagbare aandoeningen te hebben. De biologische vader van [slachtoffer C] ([naam 4]) en zijn toenmalige vriendin ([naam 5]) hebben geen seksueel overdraagbare aandoeningen. Op 10 februari 2011 heeft [slachtoffer C] een forensisch-medisch onderzoek met betrekking tot het genitaal gebied ondergaan welke is uitgevoerd door L.L.B.M. van Duurling, forensisch arts KNMG. Van de geconstateerde seksueel overdraagbare aandoeningen bij [slachtoffer C] en de bevindingen van het forensisch-medisch onderzoek is bij het AMK melding gedaan.
Op 5 april 2011 doet J. Rijninks namens Bureau Jeugdzorg aangifte van seksueel contact tussen [slachtoffer C] en een volwassene.
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. [slachtoffer A] en [slachtoffer B] hebben vrijwel identieke verklaringen afgelegd omtrent hetgeen op 21 mei 2011 heeft plaatsgevonden, waarbij de op de mobiele telefoon van verdachte aangetroffen foto's hun verklaringen ondersteunen. Daarbij komt dat verdachte een deels bekennende verklaring heeft afgelegd en niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer A] en [slachtoffer B] hun verklaringen in strijd met de waarheid hebben afgelegd.
Feit 2.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de uitlatingen van [slachtoffer C] en de de auditu verklaringen van de vader, de toenmalige vriendin van vader, de moeder en grootmoeder, in combinatie met de verklaring van prof. dr. H.J.C. de Vries met betrekking tot het overbrengen van de seksueel overdraagbare aandoeningen chlamydia en gonorroe. Hieruit volgt dat er sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer C] door verdachte. Een andere wijze van besmetting, anders dan door het seksueel binnendringen door verdachte, is onaannemelijk, gelet op de verklaring van prof. dr. H.J.C. de Vries.
Feit 3.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De kinderporno is via de laptop naar de harde schijf verplaatst. Er is in elk geval voorwaardelijk opzet op het bezit van die bestanden.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, aangezien verdachte het feit ontkent. Er ontbreekt wettig en overtuigend bewijs voor de gedachtenstreepjes 1, 2, 3, 4, 7 en 8. Verdachte bekent de gedachtenstreepjes 5 en 6, maar deze handelingen betreffen geen ontuchtige handelingen. De verklaringen van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] zijn niet betrouwbaar, gelet op de wijze van verhoren door de politie en de gesprekken die zij met elkaar en ouders hebben gevoerd.
Feit 2.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De de auditu verklaringen zijn onbetrouwbaar en dienen voor het bewijs te worden uitgesloten.
Uit de verklaringen van de deskundigen L.L.B.M. van Duurling en H.J.C. de Vries blijkt dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat [slachtoffer C] is besmet met de seksueel overdraagbare aandoeningen via seksueel contact. Er zijn geen lichamelijk bevindingen die wijzen op seksueel misbruik en gelet op het tijdpad is het niet mogelijk dat verdachte de bron is van de besmetting van [slachtoffer C].
Feit 3.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Primair is niet controleerbaar of er sprake is van kinderporno, aangezien de afbeeldingen niet aan het dossier zijn toegevoegd. Subsidiair ontbrak bij verdachte de opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het bezit van kinderporno, aangezien verdachte de bestanden per abuis heeft gedownload of ontvangen van anderen. Tevens is er geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de bestanden heeft bekeken. Daarbij komt dat er geen beschikkingsmacht bestond bij verdachte over de bestanden.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent de beschikkingsmacht van verdachte over de vier bestanden.
Het oordeel van de rechtbanki
Feit 1.
Tijdens het eerste gesprek met [slachtoffer A] en [slachtoffer B] op 29 mei 2011 na de melding verklaren beiden tegenover de politie dat zij seksueel zijn misbruikt door verdachte in zijn woning. Beiden verklaren dat zij een wit drankje hebben gedronken. [slachtoffer A] verklaart dat verdachte met een lijstje kwam met werkbeschrijvingen waarop vieze dingen van seksuele aard stonden. Beiden verklaren voorts dat zij van verdachte naar twee pornofilms moesten kijken en verdachte aan hun borsten had gevoeld om te kijken wie de grootste borsten had. Verdachte is op [slachtoffer B] gaan liggen. [slachtoffer A] verklaart tevens dat verdachte zei dat hij hun kut wilde zien.ii Tevens zijn van de seksuele handelingen door verdachte foto's gemaakt.iii
[slachtoffer A] is op 30 mei 2011 gehoord. Zij heeft verklaard dat zij met [slachtoffer B] bij verdachte thuis was. Daar moest ze een wit drankje drinken. Verdachte had een swaggerlijst die van [naam 6] afkomstig zou zijn. Voorts verklaart zij dat zij op [naam 6] is. Vervolgens moesten zij twee pornofilms kijken, waarbij verdachte hen vast hield. Een film was van een blanke vrouw en een donkere man. Toen zij op de bank zaten heeft verdachte hun borsten aangeraakt en er in geknepen en vroeg hij wie de grootste borsten had. Ook vroeg verdachte of zij hun kut wilden laten zien.
Daarna moesten zij hun broeken uit doen en verdachte trok zijn broek ook uit. Verdachte maakte vervolgens foto's van hun benen. Verdachte heeft gezegd dat hij het met andere meisjes heeft gedaan. Verdachte wilde het met [slachtoffer B] doen en ging op haar liggen. [slachtoffer B] duwde verdachte weg en daarna hebben zij de woning van verdachte verlaten.iv
Op 18 juli 2011 is [slachtoffer A] nogmaals gehoord. Zij verklaart over de gemaakte foto's.v
[slachtoffer B] is op 31 mei 2011 gehoord. Zij heeft verklaard dat zij met [slachtoffer A] bij verdachte thuis was. Daar moest ze een wit drankje drinken. Verdachte had een swaggerlijst die afkomstig zou zijn van de jongen waar [slachtoffer A] verliefd op was. Vervolgens moesten zij twee pornofilms kijken. Een film vertoonde een blanke vrouw en een donkere man. Verdachte deed zijn armen door de armen van haar en [slachtoffer A]. Daarna moesten zij hun broeken uit doen en foto's maken. Verdachte ging aan hen zitten. Verdachte ging op haar liggen en probeerde haar te zoenen. Verdachte wilde weten wie de grootste borsten had en voelde aan de borsten van haar en van [slachtoffer A]. Verdachte vroeg of zij hun kut wilden laten zien. Verdachte zei kom mee naar de kamer dan kunnen we oefenen. Voorts heeft verdachte gezegd dat hij het deed met meiden van hun leeftijd.vi
Zowel [slachtoffer A]vii als [slachtoffer B]viii verklaren dat ze pinky swear moesten doen van verdachte en dat zij niets mochten vertellen van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer A] en [slachtoffer B] op 21 mei 2011 bij hem in de woning waren. Tevens bekent verdachte dat beide meisjes hun broek uit hadden getrokken en dat ook hij op enig moment in zijn onderbroek stond. Beide meisjes sprongen afzonderlijk van elkaar op verdachte af en hij moest hen opvangen. Verdachte verklaart voorts dat daarvan foto's zijn gemaakt.ix Verdachte bekent derhalve de gedachtenstreepjes 5 en 6.
Op de telefoon van verdachte zijn een drietal foto's aangetroffen. De rechtbank constateert dat de foto's de gedachtenstreepjes 4, 5 en 6 ondersteunen, in die zin dat verdachte, [slachtoffer A] en [slachtoffer B] zichtbaar zijn zonder broek. Tevens is op de foto's zichtbaar dat [slachtoffer A] en [slachtoffer B] (afzonderlijk van elkaar) hun ontblote benen om verdachtes middel hebben geslagen en verdachte hen vasthoudt.x
Gezien het eenduidige karakter en de gedetailleerde verklaringen van [slachtoffer A] en [slachtoffer B], alsmede de ondersteuning van hun verklaringen in de op de telefoon van verdachte aangetroffen foto's, is niet aannemelijk geworden dat zij hun verklaringen in strijd met de waarheid hebben afgelegd. De rechtbank acht dan ook de verklaringen van [slachtoffer A] en [slachtoffer B], in onderlinge samenhang gelezen, betrouwbaar. Uit voornoemde verklaringen blijkt genoegzaam dat verdachte op 21 mei 2011 de in de tenlastelegging gebezigde gedachtenstreepjes heeft begaan.
Derhalve acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2.
De rechtbank stelt vast dat bij [slachtoffer C], ten tijde van het ten laste gelegde vier jaar oud, twee seksueel overdraaxigbare aandoeningen zijn geconstateerd, te weten chlamydia en gonorroe. De biologische moeder van [slachtoffer C] ([naam 3]) en haar toenmalige vriend (verdachte) hebben eveneens deze seksueel overdraagbare aandoeningen.
De deskundige prof. dr. H.J.C. de Vries heeft gesteld dat in bijna alle gevallen van besmetting met chlamydia en gonorroe sprake is van seksuele overdracht door slijmvlies-slijmvlies contact, maar niet door zoenen of contact in het dagelijks verkeer. Een andere mogelijkheid is overdracht van moeder op kind tijdens een vaginale bevalling, waarbij de besmetting meestal direct na de geboorte wordt vastgesteld.
De deskundige L.L.B.M. van Duurling, forensisch arts KNMG, heeft geconcludeerd dat hoewel bij [slachtoffer C] geen letsel werd aangetroffen in het genitaal gebied, een seksuele transmissie niet kan worden uitgesloten en vooralsnog de meest waarschijnlijke besmettingsroute is.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank zeer aannemelijk dat [slachtoffer C] seksueel is misbruikt.
De rechtbank stelt voorts vast dat [slachtoffer C] niet in een kindvriendelijke studio is verhoord. Hoewel [slachtoffer C] voorafgaand aan het studioverhoor door verbalisanten is gehoord, heeft zij tegen verbalisanten echter niets gezegd omtrent het ten laste gelegde. Dit gegeven bezien in samenhang met het feit dat de overige bewijsmiddelen slechts bestaan uit de auditu verklaringen welker betrouwbaarheid naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is komen vast te staan, doet de rechtbank oordelen dat geen voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de vaststelling dat verdachte een aandeel heeft gehad in de feitelijke handelingen zoals in de tenlastelegging omschreven. Daarvoor is te veel ruimte voor een alternatief scenario aanwezig. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 3.
Verdachte heeft verklaard dat hij grote hoeveelheden bestanden toegezonden kreeg, gelet op zijn werk als deejay. Niet alle op de harde schijf opgeslagen bestanden heeft verdachte daadwerkelijk bekeken. Ook nam verdachte zijn laptop met externe harde schijven mee naar optredens waar anderen dan verdachte gebruik maakten van zijn spullen.
Verdachte heeft tevens verklaard dat hij (volwassen) pornografische bestanden downloadde.
De rechtbank stelt vast dat de bestandsnamen van de aangetroffen kinderporno niet zodanig waren dat daaruit afgeleid kon worden dat de inhoud van het bestand kinderporno betrof.
De rechtbank kan zich geen duidelijk beeld vormen van de structuur van de map(pen) waarin verdachte de door hem gedownloade (volwassen pornografische) bestanden heeft opgeslagen, bijvoorbeeld aan de hand van de aard van de namen van de map(pen) en eventuele submap(pen) en de structuur van de map(pen) waarin verdachte de hem door andere personen toegezonden bestanden heeft opgeslagen. Tevens heeft de rechtbank geen duidelijk beeld omtrent de hoeveelheid volwassen pornografische bestanden die stonden op de gegevensdragers die onder verdachte in beslag zijn genomen.
De rechtbank kan zich derhalve geen oordeel vormen over de vraag of het bij de aangetroffen kinderporno om meer ging dan 'bijvangst' van (een) reguliere zoekopdracht(en) naar pornografisch materiaal dan wel ongezien opgeslagen bestanden door anderen toegezonden aan verdachte.
Ten aanzien van het opzet op het bezit van kinderporno overweegt de rechtbank het volgende. Er dient minimaal sprake te zijn van voorwaardelijk opzet, te weten op zijn minst onverschilligheid ten aanzien van de aanmerkelijke kans dat er zich kinderporno bevond tussen de door verdachte gedownloade bestanden, terwijl hij zich op zijn minst bewust zou moeten zijn geweest van de mogelijkheid dat die aanmerkelijke kans daartoe aanwezig was.
In het dossier is gelet op het hiervoor overwogene onvoldoende bewijs voor het in de tenlastelegging genoemde opzet op het bezit van de onderhavige kinderporno. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 21 mei 2011 in de gemeente Almere, met [slachtoffer A] (geboren op [geboortedatum] 1999) en [slachtoffer B] (geboren op [geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende/is verdachte
- zijn armen om hun nek gedaan terwijl ze naar pornofilms keken en
- hen gevraagd "laat jullie kut zien" en wie de grootste borsten had en
- hun borsten betast en in de borsten geknepen en
- hun broeken laten uittrekken en
- (vervolgens) zijn broek uitgetrokken en
- (vervolgens) hen tegen hem op laten springen en opgetild waarbij zij hun (ontblote) benen om zijn middel hebben geslagen en hij hen bij de (achterkant van de) (ontblote) bovenbenen vasthield en
- hen de woorden toegevoegd "Ik doe het met meiden van jullie leeftijd" en "Kom mee naar de kamer dan kunnen we oefenen" en
- (vervolgens) op die [slachtoffer B] gaan liggen en haar geprobeerd te zoenen.
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Feit 1.
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
7 STRAFBAARHEID
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag, een cognitieve vaardigheidstraining, de training ARVA, alsmede een straatverbod voor Almere Muziekwijk, Almere Filmwijk en Almere Centrum.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit verdachte geen straf op te leggen, gelet op de reeds bepleite vrijspraken. Subsidiair heeft de raadsman bepleit een aanzienlijk mildere straf op te leggen, aangezien de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de feiten.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen verricht met twee minderjarige meisjes. Dergelijk misbruik kan langdurige gevolgen hebben voor de slachtoffers, omdat er sprake is van ernstige schending van de integriteit van het lichaam van de slachtoffers. Bovendien is er kans op een scheefgroei in de psycho-seksuele ontwikkeling van de slachtoffers. Door het handelen van verdachte kan het vertrouwen in de medemens bij de slachtoffers ernstig verstoord raken. De ervaring leert dat dit vaak het gevolg is van een feit als door verdachte begaan.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het uittreksel van de justitiële documentatie d.d. 17 februari 2012, waaruit weliswaar blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, echter niet eerder veroordeeld is wegens een soortgelijk delict.
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 4 november 2011 van drs. M. van Heteren, GZ psycholoog blijkt het navolgende. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en tevens een persoonlijkheidsstoornis NAO met schizotypische, narcistische en theatrale kenmerken. Voorts is er in combinatie met de gebrekkige impulsregulatie voortkomende uit de persoonlijkheidsstoornis sprake van misbruik van alcohol en cannabis. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hiervan sprake. De psycholoog concludeert dat verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde licht verminderd toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid op de daarvoor in het voornoemde rapport bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van dit rapport dat het bewezen verklaarde in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging terzake de ten laste gelegde ontucht rekening met de oriëntatiepunten straftoemeting van het gerechtshof te Leeuwarden, aangezien het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Strafsectoren (verder te noemen: LOVS) geen oriëntatiepunten ter zake dit delict heeft opgesteld. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van het misdrijf genoemd in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden vastgesteld. Daarbij gaat het om (verder dan in casu gaande) ontucht met misbruik van gezag/vertrouwen.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Alles afwegend, waarvan met name de aard en ernst van de bewezen verklaarde handelingen van verdachte, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
9 BESLAG
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ter zake de op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen" vermelde voorwerpen:
* verbeurdverklaring van nummer 2;
* onttrekking aan het verkeer van de nummers 4 en 11 (de harde schijf waarop kinderporno is aangetroffen);
* teruggave aan de rechthebbende [naam 3] van de nummers 5 en 7;
* bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de nummers 1, 6 en 10;
* teruggave aan de verdachte van de nummers 3, 8, 9 en 11 (de harde schijf waarop geen kinderporno is aangetroffen).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de Blackberry, de laptop en de harde schijven terug te geven aan verdachte, aangezien hij deze voorwerpen nodig heeft voor zijn werk, eventueel met een definitieve verwijdering van ontoelaatbare bestanden.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, zoals opgenomen op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen" d.d. 16 maart 2012 overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank is van oordeel dat het onder nummer 2 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen vermelde voorwerp dient te worden verbeurdverklaard, omdat met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerp het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de nummers 4 en 11 (voor zover het de externe harde schijf betreft waarop kinderporno is aangetroffen) op de lijst van in beslag genomen voorwerpen vermelde voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat de aan verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende [naam 3] gelasten van de op voornoemde lijst onder nummers 5 en 7 vermelde voorwerpen.
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten van de nummers 1, 6 en 10 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen vermelde voorwerpen, nu voorshands niet duidelijk is wie als zodanig kan/kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de aan de verdachte toebehorende, op voornoemde lijst onder 3, 8, 9 en 11 (voor zover het de externe harde schijf betreft waarop geen kinderporno is aangetroffen) vermelde voorwerpen, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
10 DE BENADEELDE PARTIJ
Voor de aanvang van de terechtzitting hebben [slachtoffer A] en [slachtoffer B] - beiden daartoe vertegenwoordigd door mr. M.A.J. Kubatsch - zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door respectievelijk [slachtoffer A] en [slachtoffer B] begroot op een bedrag van respectievelijk € 1.346,88 en
€ 1.142,00.
Voorts heeft voor de aanvang van de terechtzitting [slachtoffer C] - daartoe vertegenwoordigd door [naam 4] - zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 4.258,63.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C] integraal (bij wijze van voorschot) toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vorderingen van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de schade onvoldoende onderbouwd is. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de hoogte van de schadevergoeding te matigen. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit rekening te houden met de draagkracht van verdachte.
De raadsman heeft bepleit de vordering van [slachtoffer C] niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen, gelet op de reeds bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer A]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank stelt de hoogte van de immateriële schade (smartengeld) vast op een bedrag van € 500,00. De rechtbank zal voorts een bedrag aan materiële schade aan gemaakte reiskosten toewijzen ter hoogte van € 50,88.
De hoogte van die schade is derhalve genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 550,88, vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde (te weten: het overige deel van de immateriële schade, de niet vergoede eigen bijdrage en de telefoonkosten) een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 550,88 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A].
[slachtoffer B]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank stelt de hoogte van de immateriële schade (smartengeld) vast op een bedrag van € 500,00. De rechtbank zal voorts een bedrag aan materiële schade aan gemaakte reiskosten toewijzen ter hoogte van € 72,00.
De hoogte van die schade is derhalve genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 572,00, vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer gevorderde (te weten: het overige deel van de immateriële schade, de telefoonkosten en het telefoonabonnement) een onevenredige belasting op van het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 572,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B].
[slachtoffer C]
De benadeelde partij [slachtoffer C] dient in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
11 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12 BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 primair en subsidiair en 3 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 1 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd het op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen" d.d. 16 maart 2012 onder 2 vermelde voorwerp, te weten een witte Blackberry;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen" d.d. 16 maart 2012 onder 4 en 11 vermelde voorwerpen, te weten een HP computer en een externe harde schijf (waarop kinderporno is aangetroffen);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen" d.d. 16 maart 2012 onder 1, 6 en 10 vermelde voorwerpen, te weten een zwarte Nokia mobiele telefoon, een fototoestel en twee geheugenkaarten;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [naam 3] van de op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen" d.d. 16 maart 2012 onder 5 en 7 vermelde voorwerpen, te weten een Acer computer en een roze agenda;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen" d.d. 16 maart 2012 onder 3, 8, 9 en 11 vermelde voorwerpen, te weten drie tassen, 31 dvd's en 719 cd-roms en een externe harde schijf (waarop geen kinderporno is aangetroffen);
Benadeelde partij
[slachtoffer A]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer A], wonende te [plaats], van een bedrag van € 550,88 (zegge: vijfhonderd en vijftig euro en achtentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 21 mei 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 550,88 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer A] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer A], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer A] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer B]
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer B], wonende te [plaats], van een bedrag van € 572,00 (zegge: vijfhonderd en tweeënzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 21 mei 2011, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 572,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 11 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer B] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer B], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer B] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer C]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer C] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. L.P. de Haas en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2012.
xii1
i Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2011037443, doorgenummerd 1 tot en met 601.
ii Pagina 229.
iii Pagina 230.
iv Pagina 269, 275, 276 en 277.
v Pagina 289 en 290 en de foto's van pagina 292 en 293.
vi Pagina 297, 298, 305, 308, 309, 311 en 313.
vii Pagina 280.
viii Pagina 314.
ix Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 maart 2012.
x Pagina 515 tot en met 519.