ECLI:NL:RBZLY:2012:BV9649
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Moorman
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid kantonrechter bij dwangbevel en executiegeschil
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad zich gebogen over de bevoegdheid in een geschil dat voortvloeit uit een dwangbevel dat door de Gemeente Deventer is uitgevaardigd. De eisende partij, die een last onder dwangsom had ontvangen voor het verwijderen van zonder vergunning geplaatste rolluiken, had verzet aangetekend tegen het dwangbevel. De Gemeente had eerder bestuursdwang toegepast en de kosten daarvan vastgesteld op € 3.763,05. De eisende partij stelde dat de verzetprocedure nog van toepassing was, omdat de overtreding vóór de inwerkingtreding van de Wet vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht had plaatsgevonden. De Gemeente betwistte de bevoegdheid van de kantonrechter en stelde dat het verzet opging in een executiegeschil volgens artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De kantonrechter oordeelde dat hij bevoegd was om kennis te nemen van de vordering. Hij stelde vast dat het dwangbevel een executoriale titel opleverde en dat de verzetprocedure, zoals die voor 1 juli 2009 gold, niet meer van toepassing was. De wetgever had beoogd om geschillen over bestuursdwang en kostenverhaal door de bestuursrechter te laten beslechten. De kantonrechter concludeerde dat het dwangbevel als een eerste stap in de executiefase moest worden aangemerkt, waardoor de rechtbank bevoegd was om het executiegeschil te behandelen. De vordering van de eisende partij werd afgewezen, maar de Gemeente werd veroordeeld in de proceskosten. De zaak werd verwezen naar de rol voor conclusie van repliek.