ECLI:NL:RBZLY:2012:BV7177

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630280-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van beslissing op verzoek tot beëindiging van de strafzaak in de Vollenhovense moorzaak

Op 29 februari 2012 heeft de raadkamer van de Rechtbank Zwolle-Lelystad een uitspraak gedaan in de Vollenhovense moorzaak. De raadkamer heeft het Openbaar Ministerie zes maanden de tijd gegeven om nader onderzoek te verrichten. Dit onderzoek moet aantonen dat verdere vervolging van de zoon van het Vollenhovense echtpaar alsnog zal plaatsvinden. De beslissing op het verzoek van de verdachte is aangehouden tot de zitting op 5 september 2012 om 10.00 uur. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft zijn woonplaats gekozen ten kantore van zijn advocaat, mr. A.A. Bos, te Zwolle.

De raadkamer verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 26 oktober 2011, waarin was bepaald dat de beslissing op het verzoek tot beëindiging van de zaak ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering voor een periode van drie maanden werd aangehouden. Tijdens de raadkamerzitting op 15 februari 2012 zijn de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman opnieuw gehoord. De officier van justitie heeft verzocht om de beslissing aan te houden, zodat de oudste zoon van het echtpaar als rechtstreeks belanghebbende kan worden opgeroepen. Subsidiair werd verzocht het verzoek af te wijzen, omdat het onderzoek nog steeds loopt.

De raadkamer heeft overwogen dat, voordat een beslissing kan worden genomen, alle rechtstreeks belanghebbenden, waaronder verwanten en nabestaanden van de slachtoffers, moeten worden opgeroepen. De raadkamer heeft het Openbaar Ministerie opgedragen om de NAW-gegevens van deze personen aan de rechtbank te verstrekken. Tevens is geoordeeld dat het Openbaar Ministerie aannemelijk heeft gemaakt dat er nog onderzoek moet worden verricht om de verdenking tegen de verzoeker te onderbouwen. Daarom is de beslissing op het verzoek voor bepaalde tijd aangehouden tot de zitting op 5 september 2012.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht
Parketnr. : 07/630280-09
Datum : 29 februari 2012
Beslissing op de verzoeken ex artikel 36 en 245 Wetboek van Strafvordering
op 16 september 2011 ter griffie ingekomen van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
voor deze aangelegenheid woonplaats kiezende
ten kantore van mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle.
PROCESVERLOOP
Op 26 oktober 2011 is een tussenbeschikking gewezen waarin is bepaald dat de beslissing op het verzoek beëindiging van de zaak ex artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering voor een periode van 3 maanden wordt aangehouden en dat de verdere behandeling van het verzoek voor de meervoudige raadkamer zal plaatsvinden.
De raadkamer verwijst naar de inhoud van deze tussenbeschikking.
Het onderzoek heeft daarop in raadkamer plaatsgevonden op 15 februari 2012.
De officier van justitie, de verdachte en diens raadsman, mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle, zijn wederom op het verzoek gehoord.
STANDPUNTEN
Verzoeker heeft zijn eerder ingenomen standpunt gehandhaafd en heeft daaraan toegevoegd dat het proces-verbaal van 13 februari 2012 geen nieuwe informatie bevat en dat het openbaar ministerie bij het aanvullend sporenonderzoek door het IFS niet voortvarend te werk gaat.
De officier van justitie heeft primair verzocht om de beslissing aan te houden teneinde de oudste zoon van het echtpaar [naam slachtoffers] op grond van artikel 36 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering als rechtstreeks belanghebbende op te roepen. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht het verzoek af te wijzen nu het onderzoek nog steeds loopt. Recent binnengekomen CIE-informatie en de uitkomsten van het reeds aangevangen sporenonderzoek bij forensisch laboratorium IFS kunnen tot nieuwe onderzoeksmogelijkheden leiden. Gelet op de ernst van het misdrijf is een onredelijke onderzoekstermijn volgens de officier van justitie nog niet in zicht.
OVERWEEGT
De raadkamer is van oordeel dat, alvorens een beslissing te nemen op het onderhavige verzoek, op grond van artikel 36 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, alle rechtstreeks belanghebbenden, voor zover die bekend zijn, dienen te worden opgeroepen teneinde deze te kunnen horen op het verzoek. Onder rechtstreeks belanghebbenden verstaat de raadkamer alle verwanten en nabestaanden van de slachtoffers tot in de tweede graad. De raadkamer draagt het openbaar ministerie op de NAW-gegevens van deze personen aan de rechtbank te verstrekken.
Voorts is de raadkamer van oordeel dat het openbaar ministerie aannemelijk heeft gemaakt dat er nog onderzoek moeten worden verricht teneinde de verdenking tegen verzoeker te schragen. De raadkamer zal het openbaar ministerie daarom nog een periode van 6 maanden geven teneinde nader onderzoek te kunnen verrichten en aannemelijk te maken dat verdere vervolging daadwerkelijk alsnog gaat plaatsvinden.
Derhalve zal de raadkamer de beslissing op het verzoek, op grond van artikel 36 lid 2 en 3 van het Wetboek van Strafvordering, voor bepaalde tijd aanhouden tot 5 september 2012 om 10.00 uur.
BESLISSING
De raadkamer:
- houdt de beslissing op het verzoek ex artikel 36 Wetboek van Strafvordering aan voor bepaalde tijd tot de zitting van de raadkamer op woensdag 5 september 2012 om 10.00 uur;
- draagt het openbaar ministerie op de NAW-gegevens van alle verwanten en nabestaanden van de slachtoffers tot in de tweede graad, voor zover die bij bekend zijn, aan de rechtbank te verstrekken;
- beveelt de oproeping van verzoeker, diens raadsman en alle verwanten en nabestaanden van de slachtoffers tot in de tweede graad om op genoemde zitting als rechtstreeks belanghebbende te worden gehoord op het onderhavige verzoek.
Aldus gedaan door mr. F. Koster, voorzitter, mr. A.J. Louter en mr. H.H.J. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. Verheij-de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 februari 2012.