ECLI:NL:RBZLY:2011:BV1933

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
166906 / HA ZA 10-106-2
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van The Entertainment Group B.V. en de aansprakelijkheid van gedaagden voor onttrekking en privé-uitgaven

In deze zaak, uitgesproken op 26 oktober 2011 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, betreft het een faillissement van The Entertainment Group B.V. De eiser, vertegenwoordigd door curator mr. M.P.E. D'haene, heeft gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1] en de besloten vennootschap [gedaagde sub 2], aangeklaagd voor onttrekking van activa en privé-uitgaven. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 25 mei 2011 de curator de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren over de toewijzing van een MacBook laptop aan [gedaagde sub 1]. De curator heeft uiteindelijk besloten geen bewijs te leveren en zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot onttrekking van EUR 304.250,00 en de privé-uitgaven van EUR 3.435,38 toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft [gedaagde sub 1] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze bedragen, evenals de proceskosten die zijn begroot op EUR 10.010,25. De wettelijke rente is toegewezen over de toegewezen bedragen, met uitzondering van de privé-uitgaven, waarvoor de rente vanaf de datum van dagvaarding is toegewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de curator in staat gesteld om beslagkosten te vorderen, die zijn begroot op EUR 4.320,54. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met de voorwaarde dat de curator zekerheid stelt voor de uit de executie van het vonnis verkregen bedragen. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de gedaagden zijn als in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 166906 / HA ZA 10-106
Vonnis van 26 oktober 2011
in de zaak van
MR. JOHANNES ALBERTUS HENRICUS PADBERG INZAKE FAILLISSEMENT THE ENTERTAINMENT GROUP B.V.,
wonende te Amsterdam,
eiser,
advocaat mr. M.P.E. D'haene,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J.B.A. Jansen.
Partijen zullen hierna de curator, [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde c.s.]. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 mei 2011
- de akte uitlating zijdens de curator.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij haar tussenvonnis van 25 mei 2011 heeft de rechtbank de curator in de gelegenheid gesteld bij akte aan te geven of en in het bevestigende geval op welke wijze hij wil bewijzen dat [gedaagde sub 1] zich de MacBook laptop heeft toegeëigend. Voorts is de curator in de gelegenheid gesteld te reageren op het door de rechtbank in rechtsoverweging 4.11 van genoemd tussenvonnis opgenomen voornemen - kort gezegd - op de voet van artikel
233 lid 3 Rv. aan de uitvoerbaarheid bij voorraad van het te wijzen eindvonnis een voorwaarde inhoudende zekerheidstelling te verbinden.
2.2. Bij zijn akte uitlating heeft de curator gesteld geen behoefte te hebben aan nadere bewijslevering en zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de MacBook laptop.
2.3. Voor wat betreft het tweede onderwerp heeft de curator aangegeven dat er geen termen aanwezig zijn voor nadere voorwaarden ter zake de uitvoerbaarheid bij voorraad. Hij stelt in dat verband dat een dergelijke zekerheidsstelling slechts geïndiceerd is indien gegronde vrees zou bestaan aan de zijde van [gedaagde sub 1], dat geïncasseerde gelden op een later moment niet zouden kunnen worden gerestitueerd. In dit verband zegt de curator toe dat gelden die bij executie worden geïncasseerd zullen worden gesepareerd op het derdengeldrekeningnummer van zijn kantoor, zulks in afwachting van een onherroepelijk vonnis dan wel een bereikte schikking tussen partijen in het onderhavige geschil. De curator zegt tevens toe het faillissement niet te zullen afwikkelen, voordat de bedoelde onherroepelijkheid dan wel schikking is bereikt.
2.4. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [gedaagde c.s.]. niet gereageerd op de inhoud van de door de curator genomen akte.
2.5. De rechtbank zal de vordering voor zover betrekking hebbend op de MacBook laptop, welk onderdeel een bedrag vertegenwoordigt van EUR 2.181,53, afwijzen nu de curator, zoals in het tussenvonnis van 25 mei 2011 is overwogen en beslist, op dit punt de bewijslast heeft en de curator heeft afgezien van bewijslevering.
2.6. De rechtbank is voorts van oordeel dat door separatie van de bij [gedaagde c.s.]. geïncasseerde gelden op de derdengeldrekening van het kantoor van de curator voldoende zekerheid wordt geschapen dat deze gelden niet bij de andere boedelcrediteuren terecht komen voordat een onherroepelijk vonnis is gewezen of een regeling is getroffen. De rechtbank zal om die reden na te melden voorwaarde aan de uitvoerbaarheid bij voorraad verbinden.
2.7. Het bovenstaande (2.5) en hetgeen de rechtbank in haar tussenvonnis van 25 mei 2011 heeft beslist brengt mee dat ten aanzien van de gevorderde hoofdsom toewijsbaar is:
- Onttrekking EUR 304.250,00
- Privé-uitgaven EUR 3.435,38
- Managementfee's EUR 17.850,00
Zoals de rechtbank in meergenoemd tussenvonnis heeft beslist betreft de vordering ter zake van de privé-uitgaven schulden van [gedaagde sub 1] privé, zodat enkel [gedaagde sub 1] kan worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
2.8. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals primair gevorderd met uitzondering van de gevorderde wettelijke rente over de privé-uitgaven. Over de laatste post zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding nu uit de stukken niet duidelijk is op welke moment deze kosten door curanda (aan derden) zijn voldaan.
2.9. [gedaagde c.s.]. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- dagvaarding EUR 72,25
- griffierecht 4.938,00
- salaris advocaat 5.000,00 (2,5 punt × tarief EUR 2.000,00)
Totaal EUR 10.010,25
2.10. De curator vordert [gedaagde c.s.]. te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op EUR 2.320,54 voor verschotten en EUR 2.000,00 voor salaris advocaat (1 rekest x EUR 2.000,00).
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde c.s.]. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan de curator te betalen een bedrag van EUR 322.100,00 (driehonderdtweeëntwintig duizendéénhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van EUR 231.250,00 vanaf 9 februari 2009 tot 13 mei 2009, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van
EUR 322.100,00 vanaf 13 mei 2009 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan de curator te betalen een bedrag van EUR 3.435,38 (drieduizendvierhonderdvijfendertig euro en achtendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 24 november 2009 tot de dag van volledige betaling,
3.3. veroordeelt [gedaagde c.s.]. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op EUR 10.010,25,
3.4. veroordeelt [gedaagde c.s.]. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 4.320,54.
3.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6. verbindt aan de uitvoerbaarheid bij voorraad de voorwaarde dat de curator zekerheid stelt voor de uit de executie van het vonnis verkregen bedragen door storting daarvan door de executerende deurwaarder op de bankrekening Rabobank [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden Holland van Gijzen Advocaten, zulks in afwachting van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak dan wel een minnelijke regeling tussen partijen in het onderhavige geschil,
3.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst, mr. M.H.S. Lebens-de Mug en mr. A.A.A.M. Schreuder en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2011.