ECLI:NL:RBZLY:2011:BV0348
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, had een vordering van de officier van justitie tegen zich. De officier van justitie vorderde dat de veroordeelde zou worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel dat hij had genoten uit de hennepteelt, geschat op € 13.500,00. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is geweest van een oogst van hennep door de veroordeelde. De rechtbank achtte de verklaring van de veroordeelde, dat hij pas na een oogst betaald zou worden, geloofwaardig en er waren geen aanwijzingen dat hij eerder in de woning was geweest waar de hennepplanten stonden. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten en wees de vordering van de officier van justitie af. De beslissing werd genomen na een openbare zitting op 22 november 2011, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Oversier. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van het vermeende voordeel afgewezen, omdat niet aannemelijk was geworden dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had genoten van de hennepteelt.