ECLI:NL:RBZLY:2011:BU3356

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.660134-11 (P)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging in een huiselijke context met betrekking tot meerdere slachtoffers

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, is de verdachte beschuldigd van mishandeling en bedreiging van meerdere personen, waaronder zijn ex-partner en haar 14 maanden oude zoon. De zaak kwam voor de rechtbank na een aangifte van de ex-partner op 14 mei 2011, waarin zij verklaarde dat de verdachte haar op 13 mei 2011 had bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ex-partner een zuigzoen in de nek heeft gegeven, haar heeft geduwd waardoor zij ten val kwam, en in haar wang heeft gebeten, wat resulteerde in letsel en pijn. De rechtbank heeft ook de bedreigingen van de verdachte aan de ex-partner in overweging genomen, waarbij hij dreigende woorden gebruikte over het 'opruimen' van haar door 'Joegoslaven'.

Daarnaast was de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van de zoon van de ex-partner, waarbij hij deze in het gezicht zou hebben geslagen en tegen een tafel zou hebben geduwd, waardoor de jongen klem kwam te zitten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling van de zoon, maar dat de verdachte wel degelijk de ex-partner had mishandeld en bedreigd.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling van de andere slachtoffers, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het volgen van een gedragsinterventie.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer : 07.660134-11 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 september 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 28 juli 2011. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 06 september 2011 te Lelystad. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Taner, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J.W.M. Jansen en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]),
- een zuigzoen in haar nek heeft gegeven en
- een duw heeft gegeven als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en
- in haar wang heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 in de gemeente Almere [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik laat je opruimen door een paar Joegoslaven" en "Je bent van mij en als je me nog een kunstje flikt, maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend meerdere personen (te weten [aangeefster 2] en [aangeefster 3]), één of meermalen in het gezicht heeft geslagen/gestompt en tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [zoon aangeefster 2] geboren op 19 januari 2010),
- in het gezicht heeft geslagen en
- tegen een tafel heeft geduwd als gevolg waarvan die [naam zoon] klem kwam te zitten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1 Inleiding
Bij de beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank op basis van het voorliggende procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting als het navolgende vast.
Ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde:
Op 14 mei 2011 wordt er door [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Zij verklaarde door haar ex-partner, [verdachte], op 13 mei 2011 in haar woning in Almere bedreigd en mishandeld te zijn. Aangeefster verklaarde dat haar ex-partner haar geduwd en gebeten had. Daarnaast had hij geroepen dat hij ‘haar op zou laten ruimen door een paar Joegoslaven’ en ‘haar dood zou maken’.
In de woning van aangeefster waren haar moeder, mevrouw [naam moeder] en vriendin, [aangeefster 3] aanwezig. Zij hebben beiden een getuigenverklaring afgelegd.
Verdachte is naar aanleiding van het voorgaande op 14 mei 2011 in de tuin van [slachtoffer 1] aangehouden. Hij ontkent de ten laste gelegde mishandeling en bedreiging van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde:
Op 14 mei 2011 wordt er door [aangeefster 2] aangifte gedaan. Zij verklaarde op 13 mei 2011 in de woning van [slachtoffer 1] mishandeld te zijn door [verdachte]. In een aanvullend proces-verbaal verklaarde [aangeefster 2] dat zij hiervan geen pijn of letsel heeft ondervonden.
Daarnaast verklaarde zij dat verdachte een tafel wegduwde waardoor haar zoon [naam zoon], geboren 19 januari 2010, klem kwam te zitten. Nadat aangeefster haar zoon had opgepakt, gaf verdachte [naam zoon] een klap in zijn gezicht.
Getuige [aangeefster 3] verklaarde dat zij na het slaan van [naam zoon] een duw kreeg van verdachte.
Verdachte is naar aanleiding van het voorgaande aangehouden. Hij ontkent zowel de mishandeling van [aangeefster 3] als van [aangeefster 2] als van haar zoon [naam zoon]
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3. ten laste gelegde en zal worden veroordeeld ter zake het onder 1, 2. en 4. aan hem ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe voor een bewezenverklaring van het onder 1. en 2. ten laste gelegde verwezen naar de aangifte van mevrouw [slachtoffer 1], de getuigenverklaringen van [naam moeder slachtoffer 1] en [aangeefster 3], het feit dat er letsel is geconstateerd door verbalisanten en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 06 september 2011.
Met betrekking tot de gevorderde vrijspraak van het onder 3. ten laste gelegde heeft de officier van justitie gewezen op het proces-verbaal waaruit blijkt dat mevrouw [aangeefster 2] geen pijn of letsel heeft ondervonden. Zodoende kan de ten laste gelegde mishandeling niet bewezen worden.
Het onder 4. ten laste gelegde kan bewezen worden aan de hand van de aangifte van mevrouw [aangeefster 2] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 1].
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een algehele vrijspraak bepleit.
Hij heeft daartoe ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is. Onduidelijk is of de zuigzoen op 13 of 14 mei 2011 is gegeven en of dit tegen de zin van aangeefster [slachtoffer 1] was. Daarnaast ontkent verdachte aangeefster te hebben geduwd dan wel te hebben gebeten in haar wang. Uit de stukken blijkt niet dat er letsel was en aangeefster heeft niet nadrukkelijk verklaard dat zij pijn heeft ondervonden van voornoemde handelingen.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat er onvoldoende wettig bewijs is. Aangeefster verklaart dat verdachte op 13 mei 2011 rond half 5 in haar tuin was. Vervolgens verklaart zij dat haar vriendin [aangeefster 2] de woning inliep. Gelet op de chronologische volgorde is het onmogelijk dat getuige [aangeefster 3] over de bedreiging verklaart.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens betoogd dat er onvoldoende bewijs is. Er is geen aangifte gedaan door het vermeende slachtoffer [aangeefster 3] en daarnaast heeft mevrouw [aangeefster 2], blijkens het proces-verbaal, geen letsel of pijn ondervonden van de ten laste gelegde handeling.
Ten slotte heeft de raadsman ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde betoogd dat er geen bewijsmiddel is waaruit blijkt dat er sprake is geweest van letsel of pijn. Het feit dat de baby gehuild heeft, is daarvoor onvoldoende. Bovendien kan er uit het duwen van de tafel geen opzet op de mishandeling van baby [naam zoon] afgeleid worden.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
De rechtbank acht de onder 1. ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen.
In tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft betoogd acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en de getuigen [aangeefster 3] en [naam moeder slachtoffer 1] gelet op de onderlinge consistentie en gedetailleerdheid voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te bezigen.
De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
- een zuigzoen in haar nek geven
[slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte haar op 13 mei 2011 heeft vastgepakt en haar ongewenst een zuigzoen in haar nek heeft gegeven. Hierdoor is er een plek in haar nek ontstaan. Deze verklaring van aangeefster wordt onder meer ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen waarin is opgenomen dat verbalisant [naam] een kleine zuigzoenafdruk aan de rechterzijde van de hals van aangeefster en kraswondjes op de rechteronderarm van aangeefster constateert. Ter terechtzitting van 06 september 2011 heeft verdachte verklaard dat het mogelijk is dat hij aangeefster op 13 dan wel 14 mei 2011 een zuigzoen heeft gegeven, maar dat dat een privékwestie betreft.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen kan worden dat verdachte aangeefster [slachtoffer 1] tegen haar wil een zuigzoen heeft gegeven. De rechtbank overweegt dat gelet op de setting – onder meer het vastpakken door verdachte tengevolge waarvan er kraswondjes op de onderarm van aangeefster ontstonden - waarin dit heeft plaatsgevonden aangeefster op het bewuste moment van het geven van de zuigzoen kennelijk niet gediend was van het contact dat verdachte zocht. Gelet op deze omstandigheden is de zuigzoen een onaanvaardbare aantasting van de lichamelijke integriteit van aangeefster en, nu dit letsel heeft veroorzaakt in de vorm van een zuigzoenafdruk, dient de zuigzoen gekwalificeerd te worden als mishandeling.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] een zuigzoen heeft gegeven in haar nek.
- een duw heeft gegeven als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar een duw heeft gegeven waardoor zij op de grond viel. Zij viel daarbij op haar rechterhand. Aangeefster verklaarde hiervan pijn te hebben ondervonden. Deze verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [naam moeder].
Getuige [naam moeder slachtoffer 1] verklaarde dat verdachte haar dochter ‘een gooi’ gaf tengevolge waarvan zij viel. Later hoorde zij dat haar dochter haar handpalm had bezeerd.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] een duw heeft gegeven tengevolge waarvan zij ten val is gekomen en pijn heeft ondervonden.
- in de wang van [naam slachtoffer] bijten
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte in haar wang heeft gebeten. Zij voelde een hevige pijn. Getuige [aangeefster 3] verklaart met betrekking tot het bijten in de wang door verdachte dat zij verdachte op aangeefster af zag lopen en aangeefster vervolgens vastpakte. Ineens hoorde zij aangeefster ‘au, au, hij bijt in mijn wang’ roepen. Nadien zag getuige [aangeefster 3] dat [naam slachtoffer] een rode plek had op haar rechterwang.
De rechtbank is gelet op het hiervoor genoemde van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] in haar wang heeft gebeten waardoor zij pijn heeft ondervonden.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
De rechtbank acht de onder 2. ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het navolgende.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte op 13 mei 2011 tegen haar heeft gezegd dat hij ‘haar op zou laten ruimen door een paar Joegoslaven’ en nadat hij tegen de wil van aangeefster haar een zuigzoen had gegeven ‘Je bent van mij en als je me nog een kunstje flikt, maak ik je dood’.
Getuige [naam moeder slachtoffer 1] verklaart dat zij hoorde dat verdachte tijdens zijn aanhouding naar haar dochter riep dat ‘hij haar dood zou maken’. Eerder op de avond van 13 mei 2011 hoorde de getuige dat verdachte tegen [slachtoffer 1] zei dat hij ‘Joegoslaven op haar af zou sturen op haar te doden’.
De rechtbank is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat verdachte in de periode van 13 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 [slachtoffer 1] heeft bedreigd.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
- in het gezicht van [aangeefster 2] slaan/stompen
Gelet op hetgeen zich thans in het dossier bevindt, alsmede op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, is, nu aangeefster [aangeefster 2] heeft verklaard geen pijn dan wel letsel van de klap in haar gezicht te hebben ondervonden geen sprake van mishandeling.
- tegen het lichaam van [aangeefster 3] duwen
De rechtbank is van oordeel dat aan de hand van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is vast te stellen of mevrouw [aangeefster 3] een duw tegen haar lichaam dan wel een klap in haar gezicht heeft gekregen. [aangeefster 3] verklaart zelf over een duw maar dit wordt niet ondersteund door de verklaring van getuigen [slachtoffer 1] en [aangeefster 2]. Nu verdachte het ten laste legde ontkent, is er naar het oordeel van de rechtbank ook op dit punt onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van hetgeen hem onder 3. ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
- in het gezicht slaan van [naam zoon aangeefster 2]
In de aangifte tegen verdachte wegens het mishandelen van haar 14 maanden oude zoon verklaart mevrouw [aangeefster 2] dat verdachte met zijn rechter vlakke hand [naam zoon] aan de linkerzijde op zijn hoofd sloeg. [naam zoon] begon hierdoor te huilen. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [slachtoffer 1]. Zij verklaart dat verdachte met kracht met zijn platte hand in het gezicht van [naam zoon] sloeg.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzettelijk [naam zoon] in zijn gezicht sloeg. De rechtbank leidt aan de hand van de uiterlijke verschijningvorm af dat [naam zoon] door dusdanig handelen van verdachte pijn heeft ondervonden. Temeer nu dit ondersteund wordt door het huilen door [naam zoon].
- het tegen een tafel duwen door verdachte als gevolg waarvan [naam zoon] klem kwam te zitten
Mevrouw [aangeefster 2] verklaart dat verdachte in de woning van [slachtoffer 1] een tafel wegduwde die vervolgens tegen een stoel schoof, waardoor de stoel tegen bank kwam en [naam zoon] klem kwam te zitten.
Getuige [slachtoffer 1] verklaart gelijkluidend aan de verklaring van [aangeefster 2].
De rechtbank is zodoende van oordeel dat vaststaat dat verdachte tegen een tafel heeft geduwd ten gevolge waarvan [naam zoon] klem kwam te zitten.
Om tot een bewezenverklaring voor mishandeling te komen, is voorts vereist dat verdachte opzet had om [naam zoon] te mishandelen. De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken van het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting van 06 september 2011 is besproken niet is gebleken van opzet. Onvoldoende staat vast of verdachte wist dat [naam zoon] nabij de tafel op de grond zat. Hierdoor is niet vast te stellen dat verdachte door tegen de tafel te duwen – op zijn minst -voorwaardelijk opzet had op het mishandelen van [naam zoon].
De rechtbank zal derhalve verdachte partieel vrij spreken van het onder 4. ten laste gelegde.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
1.
in de periode van 13 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1],
- een zuigzoen in haar nek heeft gegeven en
- een duw heeft gegeven als gevolg waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen en
- in haar wang heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
in de periode van 13 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 in de gemeente Almere [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik laat je opruimen door een paar Joegoslaven" en "Je bent van mij en als je me nog een kunstje flikt, maak ik je dood".
4.
in de periode van 13 mei 2011 tot en met 14 mei 2011 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon te weten [zoon aangeefster 2] geboren op 19 januari 2010, in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert de volgende strafbare feiten op:
Onder 1 en 4. telkens:
Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Onder 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen verklaarde feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren bij niet uit voeren te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden opgelegd te worden zoals deze zijn verwoord in het reclasseringsrapport. Aanvullend heeft de officier van justitie gevorderd ook urinecontroles toeziend op alcohol- en drugsgebruik als bijzondere voorwaarde op te leggen. Bij deze strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de richtlijn Huiselijk Geweld.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een onvoorwaardelijke straf niet passend is. Verdachte heeft een eigen woning en heeft sinds langere tijd geen politie- en justitiecontacten meer. De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank heeft kennis genomen van een rapportage d.d. 26 juli 2011 van Reclassering Flevoland. De Reclassering signaleert in deze rapportage op diverse leefgebieden (RISC) problemen. Met name het contact tussen verdachte en zijn ex-partner en het alcohol- en drugsgebruik baart de Reclassering zorgen. Verdachte heeft daarnaast een gebrekkige probleemhantering. Gelet op de ontkennende houding van verdachte onthoudt de Reclassering zich van een strafadvies. Indien het tot een bewezenverklaring komt, heeft zij ter overweging meegegeven een voorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen om een gedragsbeïnvloeding te bewerkstelligen.
De rechtbank gaat bij de oplegging van de straf uit van landelijk vergelijkbare uitspraken waarbij er sprake was van huiselijk geweld. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij naast zijn ex-partner te hebben mishandeld en bedreigd een baby van 14 maanden heeft mishandeld. Kinderen behoren tot de weerlozen in de samenleving en juist zij verdienen bescherming van hun lichamelijke integriteit. Verdachte heeft met zijn handelen en verklaringen blijk gegeven van een twijfelachtige moraal. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ten nadele van verdachte voorts rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 29 juli 2011.
Naar het oordeel van de rechtbank komt de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden niet tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
9 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 (zeventig) dagen waarvan 30 (dertig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* op grond dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
* op grond dat verdachte gedurende de proeftijd de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook indien dit inhoudt het volgen van een gedragsinterventie te weten een leefstijltraining, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- heft op het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.I. van Dijk, mrs. M. Iedema en F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 september 2011.
Mr. Schormans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.