RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummer: 07.690177-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 04 oktober 2011
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2011. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.C. Daniëls, advocaat te Amsterdam. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J.W.M. Janssen en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2009 tot en met 15 mei 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motorboot (naam: [naam boot], merk: Maril, type: 625), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar boot], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 mei 2009 tot en met 18 juni 2009 in de gemeente Eemnes en/of in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motorboot (naam: [naam boot], merk: Maril, type: 625) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorboot (naam: [naam boot], merk: Maril, type: 625) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 mei 2009 tot en met 18 juni 2009 in de gemeente Eemnes en/of in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk uit winstbejag (een) door misdrijf verkregen motorboot (naam: [naam boot], merk: Maril, type: 625) voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Bij de beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank op basis van het voorliggende procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting het navolgende vast.
Op 20 mei 2009 wordt er door [eigenaar boot] aangifte gedaan. Hij verklaarde dat tussen 10 mei 2009 en 15 mei 2009 zijn motorboot van het merk Maril, type 625 met de naam [naam boot] en HIN nummer [nummer] was gestolen. Vervolgens werd op 20 mei 2009 de motorboot gesignaleerd als zijnde gestolen en geplaatst in het landelijke opsporingssysteem NSIS/OPS.
Op 18 juni 2009 kregen verbalisanten het verzoek om naar de [adres] te Eemnes te gaan, waar een man – naar later bleek verdachte - een gestolen motorboot zou willen verkopen. Bij navraag bleek dat er een auto van het merk Mercedes was aan de [adres] had gestaan waar drie mannen waren uitgestapt die de motorboot en een trailer daar hadden neergezet.
[naam verdachte] werd aangehouden en verklaarde dat de andere twee mannen die in de Mercedes zaten (medeverdachten) [naam medeverdachte] en [naam medeverdachte] waren. Medeverdachte [naam medeverdachte] zou woonachtig zijn aan de [adres medeverdachte]. Aldaar werd door verbalisanten in de woning onder meer een stuk papier met daarop informatie over een motorboot van het merk Maril, type 625 aangetroffen en in de tuin diverse bootkussens en een zogenaamde Biminitop.
Tijdens onderzoek aan de motorboot bleek het HIN nummer te zijn bewerkt met plamuur en was het HIN nummer veranderd in [nummer]. Uit nader onderzoek bleek dat de motorboot die [naam verdachte] op 18 juni 2009 wilde verkopen, de gestolen motorboot van [eigenaar boot] was.
Verdachte is op 06 januari 2010 aangehouden. Hij ontkent het ten laste gelegde.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de primair ten laste gelegde diefstal vrijgesproken wordt en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van de opzetheling wordt veroordeeld.
Hij heeft voor een bewezenverklaring onder meer gewezen op de verklaring van verdachte en getuige [naam getuige]. Verdachte was op 18 juni 2009 bezig met de feitelijke overdracht van de motorboot. De verklaring die verdachte heeft gegeven dat hij niet wist dat de motorboot afkomstig was van een misdrijf is niet aannemelijk nu hij eerder contact heeft gehad met een andere opkoper voor de boot.
Getuige [naam getuige] verklaart dat tijdens de eerdere verkoop van de motorboot hij
€ 12.000, - heeft overgemaakt onder vermelding van de naam van verdachte. Daarnaast was getuige [naam getuige] in het bezit van een kopie van de ID-kaart van verdachte en zijn telefoonnummer. Verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring afgelegd. Uit vorenstaande en het feit dat verdachte een aanzienlijke beloning voor de verkoop van de motorboot kon verwachten, is af te leiden dat verdachte wist dat de motorboot gestolen was.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het ten laste gelegde –zoals vervat in haar pleitnota- algehele vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe het navolgende betoogd.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde is er geen bewijs voorhanden voor de conclusie dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de motorboot.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van opzetheling en meer subsidiair ten laste gelegde opzettelijk voordeel trekken kan geen bewezenverklaring volgen omdat verdachte niet wist dat het een van misdrijf afkomstig goed betrof. Verdachte was te goeder trouw. Hij heeft gevraagd of de boot gestolen was. Voor de verkoop heeft hij van medeverdachte [naam medeverdachte] sleutels en papieren van de boot gekregen. Zodoende hoefde verdachte geen rekening te houden met de kans dat de boot gestolen was. Uit de verklaring van getuige [naam getuige] blijkt niet dat verdachte zelf aan [naam getuige] zijn telefoonnummer en een kopie van zijn ID-kaart heeft gegeven. Daarnaast is er geen sprake van medeplegen. Er is geen volledige, nauwe en bewuste samenwerking geweest tussen verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte].
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Diefstal
De rechtbank is van oordeel dat uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte betrokken is geweest bij de primair ten laste gelegde diefstal van de motorboot van [eigenaar boot].
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Opzetheling
Voor een bewezenverklaring van het delict opzetheling, is vereist dat verdachte ten tijde van het verwerven of het voorhanden hebben/krijgen van het goed wist dat het van een misdrijf afkomstig goed betrof. Onder deze wetenschap valt tevens het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat het goed afkomstig is van een misdrijf. Voor artikel 416, lid 1, sub a van het Wetboek van Strafrecht geldt dat deze wetenschap ten tijde van het verwerven of voorhanden hebben/krijgen van het goed moet bestaan. Komt deze wetenschap later op maar houdt men het goed toch onder zich of wordt het goed overgedragen uit winstbejag dan is artikel 416, lid 1, sub b van toepassing.
Ten aanzien van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat hij op enig moment wetenschap had van het feit dat de motorboot van misdrijf afkomstig was. De verkooppogingen van verdachte en de omstandigheden, waaronder deze plaatsvonden, zijn weliswaar dubieus te noemen, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte op zijn minst bewust de kans heeft aanvaard dat de motorboot afkomstig was van een misdrijf. Het enkele feit dat verdachte heeft geprobeerd de boot te verkopen aan een tweede opkoper en voorts het gegeven dat een kopie van verdachte’s ID-kaart bij deze opkoper is aangetroffen, is onvoldoende voor een bewezenverklaring.
De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Dijk, voorzitter, mrs. M. Iedema en I.P.H.M. Severeins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 04 oktober 2011.
Mr. Severeins is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.