ECLI:NL:RBZLY:2011:BT8491

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
17 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.994507-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van criminele organisatie en invoer van illegaal vuurwerk

Op 17 oktober 2011 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en de invoer van illegaal vuurwerk. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 29 en 30 september en 3 oktober 2011. De verdachte was bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.M. Bierens. De officieren van justitie, mr. A.L.A.H. de Muij en mr. M.H.E. Groeneboer, hebben de vordering ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk binnenbrengen van een grote hoeveelheid consumentenvuurwerk in Nederland, dat niet voldeed aan de eisen van het Vuurwerkbesluit. Daarnaast werd de verdachte verweten deel uit te maken van een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder de invoer van illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie en dat de verdachte niet opzettelijk handelde in de invoer van het vuurwerk.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij de ten laste gelegde feiten had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.994507-10 (P)
Uitspraak: 17 oktober 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats]
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De inhoudelijke behandeling heeft op 29 september, 30 september en 3 oktober 2011 plaatsgevonden te Utrecht. Verdachte is ter terechtzitting van 29 september en 30 september 2011 verschenen, telkens bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. A.L.A.H. de Muij en mr. M.H.E. Groeneboer en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 juli 2008 tot en met 18 november 2008, te [plaats 1] en/of andere plaatsen in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk, (ongeveer 34.900 kilogram) consumentenvuurwerk, te weten (onder andere) verschillende (grote) hoeveelheden
Chinese rollen en/of flowerbeds en/of mortierbommen en/of lawinepijlen,
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of voorhanden heeft gehad ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer gestelde regels, immers,
"waren genoemde Chinese rollen en/of flowerbeds en/of nitraatklappers
(telkens) niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen
en waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of
schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan (als bedoeld in artikel
2.1.3 Vuurwerkbesluit) en/of
"waren een of meer van genoemde Chinese rollen (telkens) in strijd met het
bepaalde in Bijlage III (A2) behorende bij de Regeling nadere eisen aan
vuurwerk 2004 voorzien van zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 2500
gram, waarbij één of meer compartimenten meer zwart buskruit bevatten dan 0,5 gram.
"waren een of meer van genoemde flowerbeds (telkens) in strijd met het bepaalde in Bijlage III (C2) behorende bij de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een lading met een groter gezamenlijk gewicht dan 500 gram en/of
"bedroeg het brutogewicht van genoemde Chinese rol(len) en/of van een of meer
van genoemde flowerbed(s) (telkens) in strijd met artikel 6 lid 5 van de
Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 meer dan 10 kilogram en/of
"waren een of meer genoemde mortierbommen herlaadbaar (artikel 8 Regeling
nadere eisen vuurwerk 2004);
2.
hij, op één of meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2006 tot en met 17 november 2009 in Nederland en/of Duitsland en/of Polen heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en [verdachte 2] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 5] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van
misdrijven, te weten het:
- opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) hoeveelheid consumentenvuurwerk ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer gestelde regels (artikel 1.2.2 Vwb) en/of
- plegen van handelingen gericht op het opzettelijk (verder) vervoeren en/of opslaan en/of aan een of meer ander(en) (te weten particulieren) ter beschikking stellen van die (binnen het grondgebied van Nederland gebrachte) hoeveelheid/hoeveelheden consumentenvuurwerk (artikel 1.2.2 Vwb);
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in hun vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
In 2006 startte het VROM-IOD een onderzoek naar invoer van en handel in illegaal vuurwerk. Uit ingekomen informatie bij de Criminele Inlichtingen Eenheid rees het vermoeden dat [verdachte 1]. en [verdachte 2] zich bezig zouden houden met illegaal vuurwerk. Naar aanleiding van verkregen informatie is een aantal verschillende strafrechtelijke onderzoeken gestart, waaronder Tambu (betrekking hebbende op [verdachte 2]) en Penotti (betrekking hebbende op [verdachte 1].). De beschikbare informatie uit deze onderzoeken werd ter beschikking gesteld aan het onderzoek met de naam Hyperion, welke zich eveneens richtte op de mogelijke betrokkenheid van [verdachte 2]. Het onderzoek met de naam Crios richtte zich op de mogelijke betrokkenheid van [verdachte 1]. en [verdachte 5] bij de invoer in Nederland, de opslag en de handel in illegaal vuurwerk. De onderzoeken Hyperion en Crios zijn in 2009 samengevoegd wat leidde tot een drietal zaaksdossiers, te weten “Hoofddorp-Kevelaer”, “De partij van een kwart miljoen” en “De criminele organisatie”. Het vermoeden rees dat niet voor consumenten geschikt vuurwerk vanuit China door de beweerdelijke criminele organisatie – bestaande uit onder meer [verdachte 1]., [verdachte 2], [verdachte 3]., [verdachte 5] en [verdachte 4] – in samenwerking met de bedrijven [bedrijf 1] (op naam van [verdachte 1].) en [bedrijf 2] (op naam van [getuige 1]) naar Nederland werd vervoerd en verkocht aan particulieren.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Feit 1.
De officieren van justitie achten het feit wettig en overtuigend bewezen.
[verdachte 1]. kocht (op naam van [bedrijf 1]) op 22 juli 2008 van verdachte voor € 250.000,00 een partij niet voor consumenten geschikt vuurwerk (met het opschrift ‘[X]’). Dit vuurwerk bevond zich in een bunker in Duitsland.
Er is een onmiskenbaar verband tussen het vuurwerk dat door verdachte is verkocht en het illegale vuurwerk dat in Nederland is aangetroffen bij onder meer [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en het aantreffen van 656 kilogram illegaal vuurwerk in [plaats 1]. Daarbij komt dat bij de doorzoeking in [plaats 1] ([adres]) op 17 december 2008 restanten van vuurwerk zijn aangetroffen met daarop het opschrift ‘[X]’. Volgens informatie van VROM zijn er sinds begin 2007 geen registraties meer geweest van import door de firma [X]. Het vuurwerk dat bij de afnemers is terecht gekomen is derhalve afkomstig uit de partij vuurwerk die verdachte heeft verkocht.
In de periode van 22 juli 2008 tot en met 18 november 2008 heeft verdachte zes maal vuurwerk geleverd aan verschillende personen die het vuurwerk ophaalden namens [verdachte 1].. Er is sprake van voorwaardelijk opzet op het transport vanuit Duitsland naar Nederland, doordat verdachte meewerkte aan het transport vanuit de bunker in Duitsland.
Feit 2.
De officieren van justitie hebben gevorderd verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrij te spreken, gelet op de beperkte betrokkenheid van verdachte bij de criminele organisatie.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Verdachte heeft vuurwerk op een legale wijze verkocht aan het bedrijf [bedrijf 1] (gedreven door [verdachte 1].). Niet gesteld kan worden dat verdachte als enige handelde in vuurwerk dat afkomstig was van de firma [X]. Derhalve kan niet vastgesteld worden dat het vuurwerk dat is aangetroffen in Nederland met het opschrift ‘[X]’ afkomstig is van de partij vuurwerk die verdachte heeft verkocht. Het transport werd geregeld door [verdachte 1]. en [verdachte 1]. betaalde het vuurwerk bij aflevering. Verdachte heeft van [verdachte 1]. vernomen dat het vuurwerk naar Frankrijk getransporteerd zou worden. Derhalve is er geen strafbare betrokkenheid (in de zin van nauwe en bewuste samenwerking) af te leiden omtrent de invoer van vuurwerk in Nederland.
Feit 2.
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit. Er was bij verdachte geen sprake van het oogmerk tot het plegen van strafbare feiten. Tevens had verdachte geen opzet om deel uit te maken van de criminele organisatie.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1.
Verdachte heeft verklaard dat [verdachte 1]. hem desgevraagd mededeelde dat het vuurwerk zou worden getransporteerd naar Frankrijk. Uit het procesdossier blijkt op geen enkele wijze dat verdachte bekend was met het feit dat het door hem verkochte vuurwerk zou worden getransporteerd naar Nederland. Derhalve is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om te komen tot een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [verdachte 1]. om het van verdachte afkomstige vuurwerk in te voeren dan wel voorhanden te hebben in Nederland.
Derhalve zal de rechtbank verdachte van het hem ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 2.
Zoals hiervoor reeds is overwogen is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [verdachte 1]. bij het onder 1 ten laste gelegde.
Uit het procesdossier blijkt op geen enkele wijze van een opzettelijke samenwerking tussen verdachte en anderen, waarbij het oogmerk van de samenwerking was gericht op het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van illegaal vuurwerk dan wel handelingen daartoe verrichten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal derhalve verdachte van het hem ten laste gelegde vrijspreken.
5. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. E.W. Akkerman, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. G. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek en mr. R.G. Dees als griffiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2011.
Mr. G. Neppelenbroek en mr. E.H. Ruitenbeek voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.