RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummer: 07.660114-11 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 september 2011
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in [p.i.].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 28 juli 2011 en 30 augustus 2011. Bij laatstgenoemde behandeling is verdachte, bijgestaan door mr. [advocaat], advocaat te Amsterdam, verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W. Ludwig en van de standpunten door verdachte en zijn raadsman naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 mei 2011 in de gemeente Almere omstreeks 01.30 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de schuur behorende bij de woning gelegen aan de [adres p.d. 3] 1], heeft weggenomen
- een compressor (merk Creemers) en/of
- een (zilverkleurige) gereedschapkist met daarin diverse gereedschappen en/of
- een krat bier (merk Hertog Jan) en/of
- een (zwarte plastic) koffer met daarin barbecue-tangen en/of
- een koffer met daarin een boormachine (merk Meister Basic) en/of bijbehorende acculader(s) en/of stekker en/of boortje(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 3 mei 2011 in de gemeente Almere tussen (ongeveer) 00.00 uur en 00.15 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de schuur behorende bij de woning gelegen aan de [adres p.d. 2], heeft weggenomen
- een (dames)fiets (merk Batavus, type Mambo) en/of
- een (dames)fiets (merk Batavus, type Verona)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [a[aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 mei 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, in ieder geval één of meerdere (dames)fietsen (merk Batavus, type Mambo en/of type Verona) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets(en) wist(en) danwel redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging onder 1 in de zevende regel "zilveren" in plaats van "zilverkleurige". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verdachte daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Op 3 mei 2011 omstreeks 01:30 uur hoorde getuige [ge[getuige 1] gerommel in de schuur van haar buren op de [adres p.d. 3] 1] te Almere, waarna ze de politie belde.
De politie kwam kort daarop ter plaatse en ter hoogte van de Weegbreestraat/Maanzaadpad troffen de twee verbalisanten twee fietsers aan. Ze sommeerden de fietsers te stoppen, maar de fietsers gaven hier geen gehoor aan. De fietsers fietsten weg en de verbalisanten zagen dat hierbij goederen werden weggegooid. Uiteindelijk kon één van de fietsers worden aangehouden en deze fietser bleek verdachte te zijn.
Op 3 mei 2011 werd door [aangever 1] aangifte gedaan van een inbraak op die dag in de schuur bij zijn woning op de [adres p.d. 1] te Almere en hij verklaarde dat voornoemde weggegooide goederen vermoedelijk uit zijn schuur waren weggenomen.
Op 4 mei 2011 werd door [a[aangever 2] aangifte gedaan van een inbraak op 3 mei 2011 in de schuur bij haar woning op de [adres p.d. 2] in Almere, waarbij twee Batavus fietsen waren gestolen.
De fiets waar verdachte op fietste, bleek aan aangeefster [aangever 2] toe te behoren. Verdachte wenste geen verklaring af te leggen en hij werd op 3 mei 2011 in verzekering gesteld. Op 4 mei 2011 werd de bewaring van verdachte bevolen door de rechter-commissaris.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Hij heeft hiervoor verwezen naar de twee processen-verbaal van bevindingen, de beide aangiften en de verklaring van getuige [getuige 1]. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat er bij beide inbraken sprake was van dezelfde modus operandus, terwijl de beide inbraken vlak na elkaar en in de buurt van elkaar plaatsvonden.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 3 mei 2011 kort na middernacht naar een vriend ging en daar aangekomen door zijn vriendin werd gebeld dat hij zijn pinpas bij haar had laten liggen. Verdachte kon hierop de fiets van zijn vriend lenen, waar overigens geen braaksporen aan te zien waren. Hij is naar zijn vriendin gefietst, heeft zijn pinpas opgehaald en is weer naar het huis van zijn vriend gefietst. Toen hij weer bij zijn vriend aankwam, was deze niet thuis. Daarop belde hij zijn vriend, die hem vertelde dat hij grof vuil buiten aan het zetten was op de [adres p.d. 3]. Verdachte fietste daarop naar de [adres p.d. 3] en toen hij daar aankwam, kwam tevens de politie ter plaatse en fietste verdachte weg. Dit laatste omdat verdachte wegens zijn strafblad bang was voor problemen. Verdachte heeft tijdens het wegfietsen niet gezien dat zijn vriend goederen weggooide. Overigens is hetgeen vermeld is in het proces-verbaal van bevindingen, namelijk dat hij samen met zijn vriend het bierkrat vasthield, moeilijk voor te stellen.
De verklaringen van verdachte zijn niet strijdig met de beide processen-verbaal van bevindingen, de beide aangiften en hetgeen de beide getuigen verklaard hebben. Daarbij zijn de zwaarste spullen die uit de schuur van aangever [aangever 1] zijn gestolen, vlakbij de schuur aangetroffen. Het kan zijn dat de spullen daar zijn neergezet met de bedoeling ze later op te halen. Het is dus niet onaannemelijk dat de inbraak is uitgevoerd door één persoon. Tevens heeft getuige [getuige 1] verklaard dat zij één fiets zag staan, wat eveneens wijst op één inbreker.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de beide ten laste gelegde feiten het volgende.
Op 3 mei 2011 te 01:30 uur werden door de verbalisanten Veldmeijer en Hundersmarck na een melding van een vermoedelijke inbraak in Almere twee fietsende mannen aangetroffen, nabij de vermoedelijke plaats delict. Nadat de fietsende mannen door de verbalisanten waren gemaand te stoppen, lieten de twee mannen een bierkrat los en fietsten ze weg. Hierna liet één van de mannen een pet en twee handschoenen vallen. Voorts zagen de verbalisanten een koffer met een boormachine van het merk Meister Basic liggen in de nabijheid van de plaats waar beide mannen werden aangetroffen en in een steeg bij de [adres p.d. 3] werden een zilverkleurige gereedschapskist, een compressor en barbecuetangen aangetroffen.
De verbalisanten Ascherl en De Raadt zagen vervolgens omstreeks 01:40 uur de twee mannen fietsen en hielden één van beiden aan, welke verdachte bleek te zijn.
Het krat Hertog Jan bier, de koffer met een boormachine en de andere gevonden goederen, namelijk de compressor, de zilverkleurige gereedschapskist met gereedschap en de zwarte plastic koffer met barbecuetangen bleken afkomstig te zijn uit de schuur van aangever [aangever 1]. Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat op 3 mei 2011 in die schuur ingebroken is. Hij heeft verder verklaard dat de schuur zich in de achtertuin van zijn woning bevindt, achter een gesloten schuttingdeur, welke niet of zeer moeilijk te openen is.
De fietsen waarop beide mannen fietsten, een witte Batavus damesfiets van het type Mambo en een blauwe Batavus damesfiets van het merk Verona, bleken afkomstig te zijn uit de schuur van aangeefster [aangever 2]. Aangeefster [aangever 2] heeft verklaard dat op 3 mei 2011 in die schuur ingebroken is. Zij heeft verder verklaard dat de schuur zich in de achtertuin van haar woning en achter een gesloten tuinpoort bevindt. De sloten van deze tuinpoort bleken geforceerd te zijn.
Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] is voorts gebleken dat hij op 3 mei 2011 omstreeks 00:15 uur gerommel in de schuur van aangeefster [aangever 2] hoorde en de Batavus Mambo, toebehorende aan aangeefster [aangever 2], is op 3 mei 2011 omstreeks 01:40 uur door de politie aangetroffen , waaruit volgt dat de diefstal op 3 mei 2011 tussen 00:00 en 01:40 uur moet hebben plaatsgevonden. Uit de verklaring van de getuige [getuige 1] blijkt ten slotte dat de goederen van aangever [aangever 1] op 3 mei 2011 omstreeks 01:30 uur zijn weggenomen .
De rechtbank overweegt voorts dat blijkens bestendige jurisprudentie het aantreffen van een persoon met gestolen goederen, kort nadat deze goederen zijn gestolen, kan leiden tot wettig en overtuigend bewijs dat deze persoon zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van die goederen. Hierbij speelt in het bijzonder een rol welke verklaring de betreffende persoon geeft voor het voorhanden hebben van de gestolen goederen. Deze verklaring moet niet alleen aannemelijk zijn, maar ook controleerbaar.
De rechtbank overweegt in dit kader dat beide diefstallen binnen een korte tijdspanne en in elkaars nabijheid zijn gepleegd, dat verdachte in de nabijheid van de bij aangever [aangever 1] gestolen goederen is aangetroffen en dat verdachte fietste op de bij aangeefster [aangever 2] gestolen fiets.
Verdachte heeft als verklaring voor het fietsen op de gestolen fiets aangevoerd dat hij deze fiets van zijn vriend meekreeg om heen en weer te fietsen naar zijn vriendin en hij zijn vriend vervolgens bij de [adres p.d. 3] trof waar deze grof vuil aan het buiten zetten zou zijn. Verdachte heeft echter niet willen verklaren wie voornoemde vriend is, waardoor hetgeen verdachte heeft verklaard oncontroleerbaar is gebleven. Daarnaast acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte in de korte tijdspanne heen en weer is gefietst naar zijn vriendin en zijn vriend vervolgens heeft opgezocht, terwijl deze na middernacht grof vuil aan het buiten zetten was.
Voorts heeft verdachte ontkend dat hij goederen weg heeft gegooid of heeft gezien dat de goederen werden weggegooid. Dit wordt echter weerlegd door het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisanten Veldmeijer en Hundersmarck, waaruit volgt dat verbalisant Veldmeijer heeft gezien dat de fietsers het bierkrat loslieten, waarvan later bleek dat het uit de schuur van aangever [aangever 1] gestolen was.
Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van de beide diefstallen, zoals onder 5 bewezen is verklaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 3 mei 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de schuur behorende bij de woning gelegen aan de [adres p.d. 1], heeft weggenomen
- een compressor en
- een zilverkleurige gereedschapkist met daarin diverse gereedschappen en
- een krat bier (merk Hertog Jan) en
- een zwarte plastic koffer met daarin barbecue-tangen en
- een koffer met daarin een boormachine (merk Meister Basic)
toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming;
2. primair
op 3 mei 2011 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de schuur behorende bij de woning gelegen aan de [adres p.d. 2], heeft weggenomen
- een damesfiets (merk Batavus, type Mambo) en
- een damesfiets (merk Batavus, type Verona)
toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
feit 2: primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Ter onderbouwing van zijn eis heeft de officier van justitie verwezen naar de richtlijn van het openbaar ministerie voor woninginbraken.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf geen opmerkingen gemaakt.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend, waarbij het volgende wordt overwogen.
Diefstallen als de onderhavige leiden niet alleen tot materiële schade en praktische overlast voor de bewoners, maar leveren vooral ook een forse inbreuk op hun privacy en een aantasting van hun gevoel van veiligheid op. Dit heeft verdachte echter ondergeschikt gemaakt aan zijn drang naar geldelijk gewin, hetgeen de rechtbank hem aanrekent.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte blijkend uit een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 mei 2011, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank, gelet op voornoemd strafrechtelijk verleden van verdachte, geen aanleiding de gevangenisstraf gedeeltelijk voorwaardelijk op te leggen.
9 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van het meer of anders ten laste gelegde;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Schroten, voorzitter, mrs. M. Iedema en W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Nitrauw, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2011.
mr. W.F. Roelink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.