RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummer: 07.690300-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 juli 2011
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 19 april 2011 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen.
Het onderzoek ter terechtzitting is voortgezet op 15 juli 2011, waarbij verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.N. Dijkers, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Zeilstra en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2010 te [plaats], gemeente [gemeente A], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [weg] komende uit de richting van [plaats 2] en gaande in de richting van [plaats 3], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een snelheid van ongeveer 60 kilometer te rijden en/of
- onvoldoende rekening te houden met twee fietsers die op dezelfde weg reden, in dezelfde richting als verdachte en/of
- deze fietsers in te halen en/of
- terwijl deze fietsers rechts van de weg hielden en de weg voldoende ruimte bood om in te halen, onvoldoende afstand te laten tussen zijn auto en de (vanuit verdachte bezien) meest links rijdende van de twee fietsers ([benadeelde partij]) en/of
- zijn snelheid niet te minderen en/of
- de fiets van deze [benadeelde partij] van achteren aan te rijden, waardoor zij ten val is gekomen en/of
- terwijl het zicht ongehinderd was en verdachte evenmin gehinderd werd door overig verkeer
waardoor een ander (de genoemde [benadeelde partij]) zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden op het hoofd en in het gezicht (met littekens als gevolg in de rechter gelaatshelft), een hersenschudding en gebroken spaakbeen ter hoogte van de pols, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juli 2010 te [plaats], gemeente [gemeente A], als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende over de weg, de [weg] komende uit de richting van [plaats 2] en gaande in de richting van [plaats 3]:
-met een snelheid van ongeveer 60 kilometer te rijden en/of
- onvoldoende rekening te houden met twee fietsers die op dezelfde weg reden, in dezelfde richting als verdachte en/of
- deze fietsers heeft ingehaald en/of
- terwijl deze fietsers rechts van de weg reden en de weg voldoende ruimte bood om in te halen, verdachte onvoldoende afstand heeft gelaten tussen zijn auto en de (vanuit verdachte bezien) meest links rijdende van de twee fietsers ([benadeelde partij]) en/of
- met onverminderde snelheid is doorgereden en/of
- de fiets van deze [benadeelde partij] van achteren heeft aangereden, waardoor zij ten val is gekomen en/of
- terwijl het zicht ongehinderd was en verdachte evenmin gehinderd werd door overig verkeer,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Verdachte reed op 14 juli 2010 op de [weg] te [plaats] als bestuurder van een auto van het merk Chrysler Voyager over de rijbaan komende uit de richting [plaats 2] en gaande in de richting van [plaats 3]. Verdachte heeft op een gegeven moment twee fietsers ingehaald. Tijdens het inhalen is verdachte met de voorzijde van zijn auto in botsing gekomen met het slachtoffer [benadeelde partij] , die ten gevolge hiervan ten val is gekomen en letsel heeft bekomen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het primair ten last gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Zijns inziens is verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend geweest. Tijdens het inhalen van de twee fietsers had verdachte meer afstand moeten houden en zijn snelheid moeten aanpassen. Door dit na te laten is verdachte in botsing gekomen met het slachtoffer, is het slachtoffer ten val gekomen en heeft zij zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt nu deze niet te hard heeft gereden, niet onder invloed van alcohol was en zijn voertuig blijkens de verkeersongevallenanalyse in goede staat verkeerde. Indien de fietser geen onverwachtse manoeuvre had gemaakt, had de botsing niet plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van het misdrijf van artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, terwijl er minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen door verdachte. Een lichte mate van schuld is onvoldoende. Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Op grond van de verklaring afgelegd door verdachte , de verklaring van getuige [getuige] , de verklaring van het slachtoffer [benadeelde partij] , en het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend zijn personenauto te besturen waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden en het slachtoffer dientengevolge zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Na het verkeersongeval heeft de politie ter plaatse onderzoek verricht. Hieruit is naar voren gekomen dat het ongeval heeft plaatsgevonden op een recht weggedeelte van de [weg]. Ter plaatse heeft de rijbaan een breedte van 4,38 meter en naast de rijbaan ligt aan beide zijden een suggestiestrook die door middel van een onderbroken streep is gescheiden van de rijbaan. De weg is gelegen buiten de bebouwde kom, waar de maximum snelheid 60 kilometer per uur bedraagt. Verder heeft de politie geconstateerd dat het tijdens het ongeval helder en zonnig was.
De rechtbank overweegt dat het inhalen van fietsers een grote mate van voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist. Dit geldt in het bijzonder, nu verdachte zich op een smalle weg bevond met een relatief grote auto, een Chrysler Voyager, en de in te halen fietsers kinderen betroffen. Verdachte is in dit geval tekortgeschoten in de van hem te verlangen oplettendheid en voorzichtigheid. Hij is, zoals volgt uit zijn ter zitting afgelegde verklaring, de fietsers genaderd zonder snelheid te minderen en is, ondanks het feit dat hij hier de mogelijkheid voor had, niet uitgeweken maar op de rijbaan tussen de suggestiestroken blijven rijden. Dat hij het slachtoffer op dat moment heeft aangereden is een omstandigheid die hem aangerekend dient te worden.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte door zowel geen vaart te minderen en niet volledig links te houden, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Door het handelen van verdachte heeft hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letstel toegebracht, immers is gebleken dat het slachtoffer 4 dagen in het ziekenhuis heeft gelegen en dat zij snijwonden op het hoofd en in het gezicht, een hersenschudding en een gebroken spaakbeen ter hoogte van de pols had.
Aan de verklaring van verdachte, dat het slachtoffer tijdens het inhalen een onverwachtse manoeuvre heeft gemaakt door plotseling naast de andere fietser te gaan rijden en de botsing derhalve onvermijdelijk was, gaat de rechtbank voorbij nu ook uitgaande van die situatie het vorenoverwogene in stand blijft.
De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 juli 2010 te [plaats], gemeente [gemeente A], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [weg] komende uit de richting van [plaats 2] en gaande in de richting van [plaats 3], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend,
- met een snelheid van ongeveer 60 kilometer te rijden en
- onvoldoende rekening te houden met twee fietsers die op dezelfde weg reden, in dezelfde richting als verdachte en
- deze fietsers in te halen en
- terwijl deze fietsers rechts van de weg hielden en de weg voldoende ruimte bood om in te halen, onvoldoende afstand te laten tussen zijn auto en de (vanuit verdachte bezien) meest links rijdende van de twee fietsers ([benadeelde partij]) en
- zijn snelheid niet te minderen en
- de fiets van deze [benadeelde partij] van achteren aan te rijden, waardoor zij ten val is gekomen en
- terwijl het zicht ongehinderd was en verdachte evenmin gehinderd werd door overig verkeer
waardoor een ander (de genoemde [benadeelde partij]) zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden op het hoofd en in het gezicht (met littekens als gevolg in de rechter gelaatshelft), een hersenschudding en gebroken spaakbeen ter hoogte van de pols.
Van het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 42 uur en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafoplegging geen standpunt ingenomen nu hij voor zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit vrijspraak heeft bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernstige gevolgen die het verkeersongeval voor het slachtoffer heeft gehad en een de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 maart 2011 waarop staat vermeld dat verdachte een transactie heeft opgelegen gekregen ter zake overschrijding van de maximumsnelheid.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande, alsmede op de oriëntatiepunten die de rechterlijke macht hanteert bij de bestraffing van feiten als deze, een straf zoals door de officier van justitie is gevorderd in beginsel passend en geboden.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij] – daartoe vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op het voegingsformulier geen schadeposten zijn ingevuld terwijl in de bijlage staat vermeld dat de totale schade € 937,20 bedraagt. Op het formulier is wel een bedrag van € 1000,00 ingevuld, zijnde een bedrag dat ongeveer overeenkomt met de in de bijlage vermelde schade, echter staat dit bedrag bij het kopje ‘Gegevens over eventueel reeds vergoede of elders geclaimde schade’ vermeld. Op grond van het voorgaande heeft de officier van justitie geconcludeerd dat niet duidelijk is wat de exacte omvang van de (niet vergoede) schade is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, nu het gevorderde bedrag niet met bewijsstukken is onderbouwd en de omvang van de vordering onduidelijk is.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij, die vragen oplevert en ook overigens onvoldoende is onderbouwd, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 BESLISSING
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 42 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 21 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 6 maanden;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en M. Iedema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. Verheij-de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2011.
Mr L.G. Wijma en mr. G.H. Meijer waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.