ECLI:NL:RBZLY:2011:BR3425

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.662673 (P)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige in zedenzaak met betrekking tot seksueel misbruik van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in een zedenzaak tegen een minderjarige verdachte. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, waaronder het geven van uitleg over geslachtsgemeenschap aan het slachtoffer en het vragen of zij dit ook zou willen, niet anders konden worden opgevat dan als gericht op seksueel binnendringen. De verdachte had op 20 november 2010 in Almere handelingen verricht met een minderjarige, die op dat moment nog niet de leeftijd van twaalf jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wel degelijk intenties had die gericht waren op seksuele handelingen met het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte in overweging genomen, waarbij de rechtbank concludeerde dat de intentie van de verdachte niet alleen gericht was op masturbatie, maar ook op penetratie.

De officier van justitie had een jeugddetentie van negen maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een verbod om contact te hebben met het slachtoffer en zich in de buurt van het slachtoffer te begeven. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 869,06, ter compensatie van de geleden schade. De rechtbank heeft de zaak als zeer ernstig gekwalificeerd, gezien de impact op het slachtoffer en de omgeving, en heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte door zijn psychische stoornissen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht
Parketnummer: 07.662673-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juni 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres],
thans verblijvende in JJI [verblijfplaats].
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek ter terechtzitting heeft een aanvang genomen op 10 mei 2011. Op
14 juni 2011 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden achter gesloten deuren, waarbij verdachte, bijgestaan door [raadsman/vrouw], is verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting is een schriftelijke slachtofferverklaring van de moeder van het slachtoffer voorgelezen.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is na een wijziging tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 november 2010 in de gemeente Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], terwijl hij
- die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval eenmaal een kus heeft gegeven op de wang(en) en/of het voorhoofd en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij hem, verdachte, meermalen, in ieder geval eenmaal een kus moest geven en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar broek en/of onderbroek uit moest trekken/naar beneden moest doen en/of (vervolgens) zijn eigen broek en/of onderbroek naar beneden heeft getrokken/gedaan en/of zijn penis heeft ontbloot en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij op haar handen en knieën moest gaan zitten (waarna hij, verdachte, voor haar is gaan zitten) en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij zijn penis moest aanraken en/of vastpakken en/of (vervolgens) heen en weer gaande (aftrekkende) bewegingen moest maken (terwijl zij de penis van verdachte vast had) en/of
- de hand en/of pols van die [slachtoffer] (waarmee ze de penis van verdachte vast had) heeft vastgehouden en/of met zijn hand om haar hand en/of pols (terwijl zij die penis vast had) heen en weer gaande bewegingen heeft gemaakt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat als zij de penis van verdachte in haar mond zou nemen/doen dat zij 100 euro zou krijgen en/of
- die [slachtoffer] heeft uitgelegd wat geslachtsgemeenschap en/of seks hebben is/inhoudt en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat "Een jongen dan bij een meisje naar binnen gaat" en/of aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of zij dat ook zou willen en/of
- (nadat verdachte met ontbloot onderlichaam, althans ontblote penis op de grond was gaan liggen) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ga maar op me liggen/zitten" (waarna die [slachtoffer] met ontbloot onderlichaam op het ontblote onderlichaam en/of de ontblote penis van verdachte is gaan zitten),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2010 in de gemeente Almere, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het meermalen, althans eenmaal, geven van een kus op de wang(en) en/of het voorhoofd van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) het tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij hem, verdachte, meermalen, in ieder geval eenmaal een kus moest geven en/of zich laten kussen op de wang door die [slachtoffer] en/of
- het naar beneden trekken/doen van zijn, verdachtes broek en/of onderbroek en/of het ontbloten van zijn penis in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- het opdracht geven aan die [slachtoffer] om haar broek en/of onderbroek naar beneden te doen/trekken in zijn bijzijn en/of
- het uitleggen wat masturberen is en/of het voordoen van masturberen door zijn ontblote penis vast te pakken/houden waarbij hij heen en weer gaande (afrukkende) bewegingen maakt en/of
- het vastpakken/vasthouden van de hand en/of pols van die [slachtoffer] met zijn hand en het daarbij maken van heen en/weer gaande (afrukkende) bewegingen (terwijl die [slachtoffer] zijn penis vasthad) en/of
- (terwijl, hij verdachte op de rug lag) het op zijn, verdachtes ontblote onderlichaam trekken/plaatsen van die [slachtoffer] (terwijl zij haar vagina ontbloot had) en/of het laten liggen en/of zitten van die [slachtoffer] (terwijl zij haar vagina ontbloot had) op zijn, verdachtes (deels ontblote) lichaam en/of (ontblote) penis.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt naar het oordeel van de rechtbank daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1 Inleiding
Op 20 november 2010 om 18:01 uur meldde [vader slachtoffer] telefonisch de politie dat zijn
7-jarige dochter [slachtoffer], verder: het slachtoffer, had verteld dat zij de bosjes in moest met een 15-jarige jongen en dat deze jongen waarschijnlijk aan het slachtoffer had gezeten.
De politie kwam ter plaatse en [vader slachtoffer] vertelde dat het slachtoffer hem had gezegd dat zij aan de piemel van een jongen had moeten trekken en dat er wit spul uitkwam. Tegenover de politie verklaarde het slachtoffer, kort gezegd, dat zij met haar vriendje aan het spelen was bij haar school en een jongen naar hen toekwam die zei dat hij 15 jaar oud was en hen vroeg of ze hem mee wilden helpen bij het zoeken naar zijn broertje. De jongen vroeg of het slachtoffer mee wilde zoeken in de bosjes en vroeg het vriendje om op het schoolplein te wachten om te kijken of zijn broertje eraan kwam. In de bosjes vonden seksuele handelingen tussen de jongen en het slachtoffer plaats.
[moeder slachtoffer], de moeder van het slachtoffer, heeft op 22 november 2010 aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter. Het slachtoffer is vervolgens in een kindvriendelijke studio gehoord en heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard over wat plaats heeft gevonden op 20 november 2010.
Naar aanleiding hiervan is grote onrust ontstaan in de [buurt] van Almere, waar het slachtoffer met haar ouders woont. Door de burgemeester is een informatieve brief naar scholen en buurtbewoners gestuurd, waarin onder andere de stand van zaken van het opsporingsonderzoek is weergegeven.
Er zijn videobeelden veiliggesteld van 20 november 2010 te 15:16 uur, waarop het slachtoffer bleek te staan en een jongen met een fiets. Op beelden van de Boni supermarkt van 20 november 2010 te 14:56 uur bleek dezelfde jongen te staan. In een aflevering van het tv-programma Opsporing Verzocht van 1 februari 2011 is aandacht aan de zaak besteed en zijn voornoemde beelden van de jongen getoond.
Op de avond van 1 februari 2011 heeft de moeder van verdachte de politie gebeld, omdat ze haar zoon op de beelden van Opsporing Verzocht had herkend. Hierop werd verdachte aangehouden en legde hij een grotendeels bekennende verklaring af. Op de broek van het slachtoffer is sperma aangetroffen, waarvan een volledig DNA-profiel kon worden afgeleid. Dit DNA-profiel bleek te matchen met het DNA-profiel van verdachte.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van het slachtoffer en verdachte voor het overgrote deel overeenkomen en verdachte tot en met het tweede verhoor duidelijk was over zijn intentie om bij het slachtoffer seksueel binnen te dringen en toen dat niet lukte, hij tot het aandringen op masturbatie overging.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het primair ten laste gelegde vrijspraak gepleit en zich voor het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft - zoals vervat in de pleitnota - kort weergegeven het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft een groot deel van de feitelijke handelingen van het ten laste gelegde feit bekend. Er kan echter niet wettig en overtuigend bewezen worden dat hij zijn eigen broek en/of onderbroek naar beneden heeft getrokken of gedaan, dat hij tegen het slachtoffer gezegd zou hebben dat zij op haar handen en knieën moest gaan zitten, waarna verdachte voor haar ging zitten noch het aanbieden van geld voor het in de mond nemen van zijn penis. Dit aangezien verdachte dit ontkent, dan wel alleen het slachtoffer hierover verklaart.
Voorts heeft verdachte steeds ontkend dat zijn intenties gericht waren op het binnendringen van het slachtoffer of dat hij bewust de kans daarop heeft aanvaard. Zijn intentie was namelijk gericht op het afgetrokken worden. Hierbij is van belang dat verdachte vanwege zijn stoornis in het autistische spectrum, blijkens het persoonlijkheidsonderzoek pro justitia, eenmaal op het seksuele spoor geen andere gedragslijn kon kiezen en het dus niet aannemelijk is dat hij uiteindelijk genoegen zou hebben genomen met aftrekken, terwijl hij seksueel binnendringen voor ogen had.
Naar alle waarschijnlijkheid was er bij de eerste keer dat het slachtoffer op verdachte ging zitten geen sprake van een erectie en had verdachte de tweede keer zijn penis weer in zijn (onder)broek. Ook heeft het slachtoffer niet de penis van verdachte gevoeld toen zij op hem ging zitten. Aldus is er geen opzet geweest op seksueel binnendringen, ook niet naar de uiterlijke verschijningsvormen bezien. Hierbij zij opgemerkt dat het Gerechtshof
’s Hertogenbosch geen poging tot seksueel binnendringen heeft aangenomen in het drukken van een slappe penis tegen de billen en/of schaamstreek van meisjes en omdat de verdachte geen verdere handelingen verrichtte, gericht op penetratie, hetgeen voor de hand had gelegen als dat zijn bedoeling was geweest (LJN BQ6181).
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna onder 4.5 bewezen is verklaard. Zij baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
- het studioverhoor van het slachtoffer, geboren op [geboortedatum], waarin zij verklaarde over wat tussen haar en verdachte op 20 november 2010 te Almere plaats heeft gevonden, kort weergegeven:
Hij legde zijn jas neer. Ik moest mijn vest uittrekken. Hij ging op zijn jas en mijn vest liggen op zijn rug. Hij zei dat we elkaar een kus op de wang moesten geven en toen moesten mijn broek en onderbroek uit. Ik heb een kus op zijn wang gegeven. Ik deed het eerst en toen hij bij mij op mijn linkerwang. Hij deed zijn broek en onderbroek naar beneden. Ik zag zijn piemel en hij mijn plasser. Ik moest van hem op mijn knieën zitten. Ik zat op mijn knieën en handen en hij pakte me bij mijn polsen en zette mijn handen anders neer. Toen hebben we elkaar voor de tweede keer een kus gegeven.
Hij ging liggen en hij zei ga maar op me liggen. Ik ging er overheen op zijn buik zitten. Zijn piemel was hier (noot verbalisanten: we zien dat het slachtoffer op haar vagina wijst). Ik knakte toen met mijn pols en kwam in de brandnetels. Hij zei sta maar op. Ik heb hem aangeraakt aan zijn piemel. Ik moest zo doen (noot verbalisanten: we zien dat het slachtoffer trekbewegingen met haar hand maakt). Hij pakte mijn pols en deed het samen met mij. Er kwam wat wits uit zijn piemel en het witte spul kwam op mijn hand. Ik zou wel één en twee euro krijgen. Als ik het met mijn mond deed dan kreeg ik 100 euro. Dat vond ik heel raar;
- de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring, welke zakelijk weergegeven, luidde als volgt:
Het was op 20 november 2010 in Almere. Ik liep met het slachtoffer naar de bosjes. Ik gaf haar een kus op de wang en op haar voorhoofd. Ik vertelde haar toen over wat er gebeurt als een jongen en een meisje op elkaar verliefd worden en hoe seks hebben gaat. Ik vroeg haar of ze dat ook wilde en daarbij deed ik mijn gulp open, haalde mijn penis eruit en liet haar zitten op mijn borst. Ze viel eraf en ik stond op om haar omhoog te helpen. Toen deed ik mijn broek dicht en daarna liet ik haar zitten tussen mijn borst en buik. Dit was ongeveer twee seconden, toen stond ik op. Ik stelde haar voor dat ze mij zou masturberen, zei dat dit met de hand en met de mond kon en vroeg hoe ze dat wilde. Ik noemde dat ze twee euro ofzo kon verdienen. Toen ze mij masturbeerde, hielp ik haar met mijn hand. Toen was het klaar. Ik deed mijn penis in mijn broek en de gulp dicht. Toen ging ik naar huis;
- het studioverhoor van verdachte, waarin hij verklaarde, kort weergegeven:
Ik legde aan haar uit wat geslachtsgemeenschap inhoudt, namelijk dat een jongen dan bij een meisje naar binnen gaat. Ik ging toen liggen met mijn penis uit mijn gulp en het slachtoffer ging bij mijn penis zitten, terwijl ze haar broek en onderbroek naar beneden had. Ik denk dat het op dat moment mijn intentie was om seks met haar te hebben. Dat op mij zitten lukte niet en toen stelde ik haar voor mij te masturberen.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte, namelijk het spreiden van de jas en het vest op de grond, het geven van uitleg over geslachtsgemeenschap aan het slachtoffer, het vervolgens vragen aan het slachtoffer of zij dit ook zou willen, het zetten van het slachtoffer met haar ontblote onderlichaam op zijn ontblote onderlichaam en het aanbieden van geld voor orale bevrediging naar de uiterlijke verschijningsvormen bezien, niet anders kunnen worden opgevat dan te zijn gericht op het seksueel binnendringen bij het slachtoffer. Het verweer van de raadsman en de (latere) ontkenning van verdachte dat zijn intentie was gericht op het seksueel binnendringen, doen hieraan niet af.
Dat de raadsman stelt dat enkele delen van de tenlastelegging niet bewezen kunnen worden omdat deze delen slechts door het slachtoffer zijn verklaard en door verdachte zijn ontkend, vindt geen steun in het recht, nu voor wettig bewijs niet alle delen van de tenlastelegging door meerdere bewijsmiddelen dienen te worden gedekt.
4.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 20 november 2010 in de gemeente Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], terwijl hij
- die [slachtoffer] meermalen een kus heeft gegeven op de wang en het voorhoofd en vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij hem, verdachte, een kus moest geven en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar broek en onderbroek uit moest trekken en vervolgens zijn eigen broek en onderbroek naar beneden heeft getrokken en zijn penis heeft ontbloot en
- vervolgens tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij op haar handen en knieën moest gaan zitten en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij zijn penis moest aanraken en vastpakken en vervolgens heen en weer gaande (aftrekkende) bewegingen moest maken terwijl zij de penis van verdachte vast had en
- de pols van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en met zijn hand om haar pols terwijl zij die penis vast had heen en weer gaande bewegingen heeft gemaakt en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat als zij de penis van verdachte in haar mond zou doen dat zij 100 euro zou krijgen en
- die [slachtoffer] heeft uitgelegd wat geslachtsgemeenschap en/of seks hebben is en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat "Een jongen dan bij een meisje naar binnen gaat" en aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of zij dat ook zou willen en
- nadat verdachte met ontbloot onderlichaam, althans ontblote penis op de grond was gaan liggen tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ga maar op me zitten" waarna die [slachtoffer] met ontbloot onderlichaam op het ontblote onderlichaam en de ontblote penis van verdachte is gaan zitten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
5. DE STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
poging tot het met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die de strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
6. DE STRAFOPLEGGING
6.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het door haar bewezen geachte feit een verregaande impact op het slachtoffer en haar ouders heeft gehad, temeer omdat verdachte in de buurt van hen woont. Daarnaast heeft zij gewezen op de berekenende wijze van het handelen van verdachte, gericht op zijn eigen behoeftebevrediging.
De officier van justitie heeft een jeugddetentie voor de duur van negen maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met toepassing van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun en behandeling bij De Waag of het Centrum voor Autisme. Daarnaast heeft zij een wijkverbod voor de [buurt] en een straatverbod rond de [supermarkt], begrensd door de [straat], [straat], [straat] en [straat] geëist, zodat het slachtoffer zonder de angst van confrontatie met verdachte naar school en de [supermarkt] kan gaan.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf opgemerkt dat verdachte in maatschappelijk opzicht al in zekere mate is gestraft, nu zijn beelden bij het tv-programma Opsporing Verzocht zijn getoond en dit tot gevolg heeft gehad dat meerdere mensen in zijn omgeving, waaronder zijn (oud-) klasgenoten, weten waarvoor hij vast zit. De raadsman heeft verzocht verdachte een straf op te leggen met een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan de tijd die hij tot op heden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan een eventueel voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft zich verzet tegen het door de officier van justitie geëiste wijk- en straatverbod, aangezien dit een te grote beknotting van de vrijheid van verdachte is, in het bijzonder omdat de school waar verdachte na zijn invrijheidstelling heen zal gaan, naast de [supermarkt] ligt. De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht deze eis af te wijzen en subsidiair om een contactverbod en een beperkter gebiedsverbod verzocht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank overweegt dat verdachte jegens het jonge slachtoffer een zeer ernstig feit heeft gepleegd, waarbij hij slechts uit was op zijn eigen seksuele bevrediging, zonder rekening te houden met het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten daar op latere leeftijd tijdens hun seksuele ontwikkeling last van kunnen krijgen. Daarnaast heeft het feit een hevige schok in de familie teweeggebracht en heeft het in de woonomgeving langdurig een gevoel van onveiligheid veroorzaakt bij het uitblijven van een aanhouding van een verdachte.
Bij haar beslissing ten aanzien van de op te leggen straf en strafmaat heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 mei 2011;
- een de verdachte betreffend psychiatrisch onderzoek pro justitia d.d. 29 april 2011, uitgevoerd door G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater;
- een de verdachte betreffend psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 6 mei 2011, uitgevoerd door D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog;
- een de verdachte betreffend advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d.
10 juni 2011.
Ter terechtzitting zijn de deskundigen Broekman en Breuker tevens als getuigen gehoord.
De deskundige Broekman heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, aangezien er sprake is van PDD-NOS en ADHD van het gecombineerde type. Verder heeft zij geconcludeerd dat verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate kan worden toegerekend.
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de deskundige Broekman geadviseerd verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering en een poliklinisch behandeltraject met specifieke aandacht voor zeden.
De deskundige Breuker heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de zin van een aandachtstekortstoornis, tengevolge waarvan hij last heeft van aandachtstekort, hyperactiviteit en impulsiviteit, en er daarnaast een stoornis in het autistisch spectrum wordt vermoed. De deskundige Breuker heeft geadviseerd verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Ten aanzien van de kans op recidive heeft de deskundige Broekman geconcludeerd dat herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag op basis van de aard van de stoornissen niet geheel uitgesloten kan worden, maar dat daartegenover een aantal beschermingsfactoren staan die de kans op recidive aanzienlijk kunnen verkleinen.
Voor wat betreft de strafoplegging heeft de deskundige Breuker geadviseerd om verdachte een ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek zoals De Waag op te leggen, in combinatie met aanmelding voor nader onderzoek bij een autisme team van bijvoorbeeld GGZ Buitenamstel. Tevens heeft zij begeleiding door de jeugdreclassering geadviseerd.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft zich geconformeerd aan de adviezen van de deskundigen Broekman en Breuker.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen zoals vervat in de rapportages van de deskundigen Broekman en Breuker over en maakt die tot de hare.
De rechtbank concludeert op grond van de rapportages van de beide deskundigen dat het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte geen verdere justitiële documentatie heeft, verminderd toerekeningsvatbaar is, en, gelet op de leeftijd van verdachte en het bepaalde in artikel 77i van het Wetboek van Strafrecht, een strafmaximum van 12 maanden jeugddetentie van toepassing is. Aldus acht de rechtbank de na te noemen deels voorwaardelijke jeugddetentie passend.
Ten aanzien van het door de officier van justitie gevorderde en door de raadsman bestreden wijk- en straatverbod overweegt de rechtbank dat het belang van het slachtoffer om zich zonder de vrees verdachte in haar directe leefomgeving tegen te komen, zwaarder weegt dan het belang van verdachte om zich in de directe leefomgeving van het slachtoffer vrij te kunnen bewegen. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat de omvang van het gevorderde wijkverbod enerzijds beperkt dient te worden tot een verbod om zich te begeven in de [buurt], waar het slachtoffer woont en naar school gaat. Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat een verbod om contact te hebben met het slachtoffer tevens noodzakelijk is.
7. BENADEELDE PARTIJ
[moeder slachtoffer] heeft zich namens de benadeelde partij [slachtoffer] met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 869,06 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft verzocht het bedrag van de vordering te minderen met het bedrag van de kleding, omdat de kleding weer aan de ouders teruggegeven kan worden. Voor het overige heeft de officier van justitie gevorderd deze toe te wijzen op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen naar € 515,-- en de materiële schadevergoeding te minderen met het bedrag van de kleding.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 869,06.
De rechtbank is hierbij van oordeel dat, alhoewel de kleren van het slachtoffer teruggegeven kunnen worden, het aannemelijk is dat deze niet meer gedragen zullen worden wegens de emotionele belasting die het dragen met zich kan brengen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het daarvoor gevorderde bedrag dient te worden toegewezen .
De rechtbank zal aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 869,06 ten behoeve van de benadeelde partij, met toewijzing van de wettelijke rente.
8. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 244 van het Wetboek van Strafrecht.
9. BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens Bureau Jeugdzorg, Jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt behandeling bij De Waag en/of het Centrum voor Autisme, dan wel een soortgelijke instelling, zulks zolang de jeugdreclassering of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de [buurt] te Almere en dat verdachte geen contact zal leggen met het slachtoffer;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 869,06, met toewijzing van de wettelijke rente;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 869,06 (zegge: achthonderdnegenenzestig euro en zes eurocent). De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan verdachte de verplichting om ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat een bedrag te betalen van € 869,06 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. M. Iedema, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. L.G. Wijma en A.J. van Dijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Nitrauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2011.