RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.620303-09
Uitspraak: 1 juni 2011
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [postcode, woonplaats en adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2011. De verdachte is verschenen, bijgestaan door [naam raadsman/vrouw].
De officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Zij heeft voorts gevorderd een beslissing te nemen ten aanzien van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen vermelde voorwerpen.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 08 december 2009 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of gemeente Dronten en/of gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen waartoe (naast verdachte) behoorden [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of een ander en/of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het opzettelijk (al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf) telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van hennep en/of hennepplanten en/of delen van hennep, althans het opzetten en/of in stand houden van één of meer hennepkwekerij(en) en/of één of meer hennepknipperije(en) en/of één of meer hennepdrogerij(en) (art 3 jo 11 van de Opiumwet) en/of
- het opzettelijk aanwezig hebben van (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hennepplanten (art 3 jo 11 van de Opiumwet), terwijl hij, verdachte, de leider en/of inkoper van hennepstekken en/of verkoper van hennep van die organisatie was; art 11a lid 1 Opiumwet
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 08 december 2009 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of gemeente Dronten en/of gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen waartoe (naast verdachte) behoorden [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] en/of een ander en/of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen en/of medeplegen van opzetheling (art 416 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het witwassen (art 420ter/bis van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het plegen en/of medeplegen van diefstal van elektriciteit, al dan niet door middel van braak/verbreking (art 311 van het Wetboek),
terwijl hij, verdachte, de leider en/of de inkoper van hennepstekken en/of verkoper van hennep van die organisatie was;
2.
hij meermalen, althans éénmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 08 december 2009 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of gemeente Dronten en/of gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (grote) hoeveelheden of een (grote) hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen van hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, te weten in hennepkwekerijen en/of hennepdrogerijen en/of hennepknipperijen te:
- Emmeloord, een woning gelegen aan [adres] en/of
- Dronten, een woning gelegen aan de [adres] en/of
- Lelystad, een woning gelegen aan de [adres];
3.
hij meermalen, althans éénmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 08 december 2009 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of gemeente Dronten en/of gemeente Lelystad, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (telkens):
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan [adres] te Emmeloord en/of
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres] te Dronten en/of
- een hoeveelheid stroom in/uit een pand gelegen aan de [adres] te Lelystad,
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V. en/of Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij meermalen, althans éénmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 08 december 2009 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of gemeente Dronten en/of gemeente Lelystad, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedrag(en) (zijnde opbrengsten uit hennepteelt), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemde geldbedrag(en), gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven geldbedrage(en), althans voorwerp(en), - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit een misdrijf.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Door de verdediging is aangevoerd dat het gebruik van de IMSI catcher onrechtmatig is geweest, in die zin dat niet voldaan is aan de proportionaliteit en subsidiariteit van dat opsporingsmiddel. Dit moet leiden tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, aldus de verdediging.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het gebruik van de International Mobile Subscriber Identity (IMSI) catcher heeft plaatsgevonden op grond van een bevel ex artikel 126nb van het Wetboek van Strafvordering (Sv.) van de officier van justitie. Ingevolge dit artikel zijn de criteria voor de inzet van de IMSI catcher direct gerelateerd aan die voor de in artikel 126m Sv. gegeven bijzondere opsporingsbevoegdheid. Op grond van artikel 126m Sv. geldt het vereiste dat sprake moet zijn van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis als bedoeld in artikel 67a Sv. is toegestaan. Voorts is vereist dat het misdrijf, gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven, een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
In dit geval is aan genoemde criteria voldaan.
Verdachte werd ervan verdacht dat hij zich bezig hield met het telen, verhandelen en vervoeren van hennepproducten, een en ander zoals strafbaar gesteld bij artikel 11, juncto artikel 3 onder B, van de Opiumwet. Laatstgenoemd artikel houdt een feit in waarvoor op grond van artikel 67a Sv. voorlopige hechtenis is toegestaan. Voorts is de rechtbank het oordeel toegedaan dat die feiten, gelet op het gevaar dat deze veroorzaken voor de volksgezondheid en het georganiseerd verband waarin die feiten werden gepleegd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.
Gelet op het bovenstaande, in samenhang met de ernstige verdenking jegens verdachte voorafgaand aan de inzet van de IMSI catcher, is de rechtbank van oordeel dat die inzet rechtmatig heeft plaatsgevonden en niet buitenproportioneel genoemd kan worden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 8 december 2009 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of gemeente Dronten en/of gemeente Lelystad heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen waartoe (naast verdachte) behoorden [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] en/of een ander en/of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
het opzettelijk (al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf) telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van hennep en/of hennepplanten en/of delen van hennep, terwijl hij, verdachte, de leider en/of inkoper van hennepstekken en/of verkoper van hennep van die organisatie was;
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 8 december 2009 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of gemeente Dronten en/of gemeente Lelystad, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen waartoe (naast verdachte) behoorden [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] en een ander of anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen van opzetheling en
- het witwassen en
- het plegen van diefstal van elektriciteit, al dan niet door middel van braak/verbreking,
terwijl hij, verdachte, de leider en/of de inkoper van hennepstekken en/of verkoper van hennep van die organisatie was;
2.
hij meermalen in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 8 december 2009 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of gemeente Dronten en/of gemeente Lelystad (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid hennep en/of hennepplanten en/of delen van hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij meermalen in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 8 december 2009 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of gemeente Dronten en/of gemeente Lelystad, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een hoeveelheid stroom in een pand gelegen aan [adres] te Emmeloord en
- een hoeveelheid stroom in een pand gelegen aan de [adres] te Dronten en
- een hoeveelheid stroom in een pand gelegen aan de [adres] te Lelystad,
toebehorende aan Liander N.V. en/of Enexis B.V., waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed telkens onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
4.
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 8 december 2009 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder en/of gemeente Dronten en/of gemeente Lelystad, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedrag(en) (zijnde opbrengsten uit hennepteelt), verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag(en), - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit een misdrijf;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet
en
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Feit 2: Medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
Feit 4: Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 september 2010.
Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een leidinggevende rol heeft gespeeld bij het opzetten van een aantal hennepkwekerijen en leiding heeft gegeven aan het onderhouden van die kwekerijen. Hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en was één van de leidende figuren. Daarbij heeft verdachte samen met anderen ten behoeve van die kwekerijen stroom gestolen. Verdachte heeft tevens gedurende een periode van 14 maanden voor zijn werkzaamheden geldbedragen ontvangen, waarmee hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. Tijdens het onderzoek in deze zaak heeft verdachte na ontmanteling van een kwekerij ervoor gezorgd dat die kwekerij binnen de kortste keren weer in bedrijf was.
Verdachte is een aantal keren voor soortgelijke delicten veroordeeld tot (langdurige) gevangenisstraffen. Door thans opnieuw en bij herhaling in de fout te gaan, heeft verdachte te kennen gegeven zich niets aan justitie gelegen te laten liggen.
De rechtbank zal verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur opleggen. Een voorwaardelijk deel daarvan acht de rechtbank gelet op het bovenstaande niet opportuun.
Ook de rol die verdachte en zijn medeverdachten hebben gespeeld dienen naar het oordeel van de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen te worden. Daarbij kan gezegd worden dat verdachte ten opzichte van de mededaders een leidende rol heeft gespeeld.
De rechtbank is van oordeel dat de vijf onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoons dienen te worden verbeurd verklaard, omdat het voorwerpen betreft die aan verdachte toebehoren en met behulp van welke de feiten als bewezen verklaard onder 1 en 2 zijn begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1 tot en met 7 en 9 tot en met 15 vermelde voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
De oplegging van straf of maatregel is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 47, 57, 91, 140, 310, 311 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet.
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank verklaart vijf mobiele telefoons, merk Nokia, verbeurd.
De rechtbank gelast de teruggave van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1 tot en met 7 en 9 tot en met 15 vermelde voorwerpen aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. E.W. Akkerman, voorzitter, mrs. L.G. Wijma en F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juni 2011.