RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummer: 07.790002-11 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juni 2011
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland,
Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 17, 19, 20 en 24 mei 2011 in Rotterdam. Het onderzoek ter terechtzitting is op 26 mei 2011 in Lelystad gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Vriezen-Buist en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2010 te Zuidlaren, tezamen en in vereniging met (een) andere(n), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van de Rabobank [vestiging] te bewegen tot afgifte en/of overboeking van (in totaal) 30.000 euro, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met [naam katvanger] en/of (een) ander(en) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid de navolgende handelingen verricht:
-[naam katvanger] heeft zich voorgedaan bij voornoemde bankmedewerker, als de heer [naam rekeninghouder] zijnde bevoegde of gemachtigde voor een bankrekening en/of
-(daarbij) gezegd dat hij twee spoedoverboekingen van 15.000,- euro van de desbetreffende bankrekening wilde laten verrichten en/of
-(vervolgens) die medewerker, ter legitimatie, een rijbewijs getoond en/of overhandigd op naam van [naam rekeninghouder] met daarop een foto van hem, [naam katvanger], als ware hij de persoon zoals genoemd op het rijbewijs,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De verdediging heeft bepleit dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging. Daartoe is aangevoerd dat in het proces-verbaal van voorgeleiding op meerdere plaatsen wordt verwezen naar de zaak Zuidlaren en feit 2 op de voorlopige tenlastelegging met parketnummer 07/794507-09 noemt met name de gemeente Tynaarlo, binnen welke gemeente Zuidlaren gelegen is. De verdediging heeft mitsdien bepleit dat er geen misverstand over kan bestaan dat de zaak Zuidlaren onder die voorlopige tenlastelegging valt.
Desondanks heeft de officier van justitie het feit (bewust dan wel onbewust) laten vallen door het niet opnieuw op te nemen in de definitieve tenlastelegging. Het thans weer opnieuw opnemen, door voor dit feit opnieuw te dagvaarden, moet in strijd worden geacht met het vertrouwensbeginsel dan wel een goede procesorde. Om die reden dient de officier van justitie niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vervolging voor dit feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende.
De rechtbank stelt vast dat feit 2 op de bedoelde voorlopige tenlastelegging als pleegperiode noemt de periode van 8 januari 2010 tot en met 11 januari 2010 en als pleegplaats onder meer Tynaarlo. De rechtbank stelt voorts vast dat de Zuidlaren één van de kernen van de gemeente Tynaarlo is. Vast staat eveneens dat de gemeente Tynaarlo in de definitieve tenlastelegging niet wordt genoemd als pleegplaats.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad voor niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging slechts plaats is in uitzonderlijke gevallen. Een dergelijk geval doet zich onder meer voor wanneer de officier van justitie tot vervolging overgaat terwijl bij de verdachte op grond van door het openbaar ministerie gedane - of aan deze toe te rekenen - toezeggingen, de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat hij niet zal worden vervolgd.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de gemeente Tynaarlo wel stond vermeld op de voorlopige tenlastelegging en niet op de definitieve tenlastelegging, niet een toezegging als hiervoor bedoeld oplevert.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging.
Ten slotte heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Door diverse banken in Nederland werd aangifte gedaan van (bancaire) fraude.
In de aangiften werd een gelijkluidende werkwijze omschreven die erop neerkwam dat door onbekende personen met valse legitimatiebewijzen, meestal een Nederlands rijbewijs, oud model, ten name van de rekeninghouder of gemachtigde van een (zakelijke) betaalrekening kasopnames werden gedaan dan wel (spoed)overboekingen werden geregeld.
Deze vorm van fraude is door de politie nader onderzocht. Hieruit bleek dat er zich in de periode van 1 januari 2008 tot 8 februari 2010 veelvuldig frauduleuze bancaire kasopnamen en overboekingen plaatsvonden.
Gelet op het vorenstaande werd op 21 september 2009 door de Bovenregionale Recherche Midden Nederland een onderzoek gestart naar deze bancaire fraude onder de naam 25Bieslook.
Ten aanzien van het ten laste gelegde
Zaaksdossier 121
Op 12 januari 2010 wordt er namens Rabobank Nederland aangifte gedaan van meerdere (pogingen tot) oplichtingen. Eén van deze pogingen tot oplichting zou hebben plaatsgevonden op 11 januari 2010 in Zuidlaren .
De getuige [naam getuige], werkzaam bij de Rabobank te Zuidlaren, verklaart dat de man die aan de balie kwam zich voordeed als [naam rekeninghouder] en zich legitimeerde door middel van een rijbewijs op naam van [naam rekeninghouder], met daarop een foto van hemzelf .
De getuige [naam getuige 2] is achter de betreffende man aangelopen en ziet dat de man uiteindelijk instapt in een VW Golf met kenteken [nummer], waarbij hij ziet dat voorin de betreffende auto nog twee mannen zaten .
Naar aanleiding van voornoemde getuigenverklaring wordt verzocht uit te kijken naar de betreffende auto en deze wordt vervolgens gesignaleerd op de A28, een stopteken wordt gegeven en de inzittenden van de auto identificeren zich als verdachte en medeverdachten [namen medeverdachten] .
Verdachte is, nadat hij in de auto werd aangetroffen, aangehouden.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De officier van justitie heeft daartoe gewezen op de verklaring van medeverdachte [ katvanger] en de telecomgegevens. Voorts heeft de officier van justitie aangegeven dat medeverdachte [ katvanger] de bank uit is gelopen en in een auto is gestapt en dat deze auto later wordt stopgezet en in die auto verdachte en medeverdachten [namen medeverdachten] blijken te zitten. In de auto wordt tevens een rijbewijs op naam van [rekeninghouder], met daarop een foto van medeverdachte [ katvanger], aangetroffen en een Tomtom navigatiesysteem met daarin het adres van de Rabobank te Zuidlaren.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen op 11 januari 2010 heeft gepoogd de Rabobank te Zuidlaren op te lichten.
De rechtbank verwijst daartoe in de eerste plaats naar de aangifte en de verklaring van de getuige [getuige 1], zoals omschreven onder de inleiding.
De rechtbank wijst voorts op de verklaring van medeverdachte [ katvanger]. Hij heeft verklaard dat hij die dag bij station Amersfoort is opgehaald door de jongens waarmee hij is aangehouden en dat ze direct naar Zuidlaren zijn gereden. In de auto kreeg hij de informatie, die hij uit zijn hoofd begon te leren. Volgens verdachte was de naam [naam rekeninghouder] en de bedrijfsnaam [naam]. Hij verklaart dat hij een spoedoverboeking moest doen, dat het meisje achter de balie zei dat het niet klopte en dat hij vervolgens de bank heeft verlaten .
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij vervolgens in de auto is gestapt en dat in die auto die 2 mannen zaten waarmee hij later is aangehouden. Hij verklaart het rijbewijs aan één van die jongens te hebben gegeven . Ten slotte heeft verdachte verklaard dat de jongens, terwijl hij naar binnen ging bij de bank in Zuidlaren, in de auto bleven wachten .
De getuige [naam getuige 2], werkzaam bij de Rabobank in Zuidlaren is medeverdachte [ katvanger], toen hij de bank uit liep, gevolgd en heeft hem in een VW Golf (kenteken [nummer]) zien stappen, waarbij hij heeft gezien dat voorin twee andere personen zaten (zie voetnoot 5).
De betreffende auto wordt uiteindelijk gesignaleerd, een stopteken wordt gegeven en de personen blijken verdachte en medeverdachten [namen medeverdachten] te zijn (zie voetnoot 6).
De VW Golf wordt onderzocht en tussen de hemelbekleding en het dak van de auto wordt onder meer een rijbewijs op naam van [naam rekeninghouder], met daarop een foto van medeverdachte [ katvanger], aangetroffen . Tevens wordt in de VW Golf een Tomtom aangetroffen met daarin onder meer als recente bestemming het adres van de Rabobank in Zuidlaren .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen heeft geprobeerd de Rabobank te Zuidlaren op te lichten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op 11 januari 2010 te Zuidlaren, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid, een medewerker van de Rabobank [vestiging] te bewegen tot afgifte en/of overboeking, hebbende verdachte tezamen en in vereniging met [naam katvanger] en een ander met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid de navolgende handelingen verricht:
-[naam katvanger] heeft zich voorgedaan bij voornoemde bankmedewerker, als de heer [naam rekeninghouder] zijnde bevoegde of gemachtigde voor een bankrekening en
-(daarbij) gezegd dat hij twee spoedoverboekingen van de desbetreffende bankrekening wilde laten verrichten en
-(vervolgens) die medewerker, ter legitimatie, een rijbewijs getoond en overhandigd op naam van [naam rekeninghouder] met daarop een foto van hem, [naam katvanger], als ware hij de persoon zoals genoemd op het rijbewijs,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Medeplegen van poging tot oplichting, strafbaar gesteld bij artikelen 47, 45 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot de dagvaardingen met de parketnummers 07.794507-09 en 07.790002-11 één strafeis geformuleerd. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op het feit dat bij de gevangenisstraf die in Frankrijk aan verdachte zou zijn opgelegd, sprake is van een persoonsverwisseling. Deze straf is, aldus de raadsman, nooit aan verdachte opgelegd en ook niet door hem ondergaan. (begrijp dit standpunt niet in het licht bezien van een strafmaatverweer)
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het navolgende.
Verdachte heeft tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten door het aannemen van een valse naam en hoedanigheid gepoogd een bank tot afgifte van geld te bewegen.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstig en overlastgevend feit. Niet alleen veroorzaken dergelijke vermogensmisdrijven schade voor financiële instellingen, ook het vertrouwen van de gebruikers van het bancaire systeem wordt door dit type misdrijven ondermijnd. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij kennelijk enkel uit winstbejag is gekomen tot het plegen van genoemd misdrijf.
Voor het feit als hier bewezen is verklaard zijn geen oriëntatiepunten straftoemeting vastgesteld. De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf rekening met de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In uitspraken die zijn gedaan in vergelijkbare zaken zijn (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in beginsel op het strafbare feit zoals door verdachte begaan, moet worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt ten nadele van de verdachte rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 21 april 2011, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Gelet op voornoemd uittreksel houdt de rechtbank tevens rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
9 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 45, 47, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Iedema, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. J.E. Doornwaard en N. van Olst-van Esch, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 2011.