ECLI:NL:RBZLY:2011:BR2183

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.974003-10 (P)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugstransportzaak met cocaïne in bananendozen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 12 mei 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het vervoeren van cocaïne en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijzondere onderzoeksplicht op de verdachte rustte, ondanks de opmerkelijke omstandigheden van het transport van bananen met een Poolse vrachtwagen naar een woonwijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne in de bananendozen, en dat er geen bewijs was voor opzet, zelfs niet in voorwaardelijke vorm. De verdachte werd vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, dat betrekking had op de cocaïne, en ook van het onder 2 ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 2.656,75. De rechtbank oordeelde dat het geld niet van misdrijf afkomstig was en beval de teruggave aan de verdachte. De uitspraak volgde na een uitgebreid onderzoek ter terechtzitting, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Kizilocak, en de officier van justitie, mr. G. Visser, het standpunt naar voren bracht. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.974003-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 mei 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op 14 juli 1973 te [geboorteplaats] [geboorteland],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek ter terechtzitting heeft een aanvang genomen op 14 december 2010. Op 28 april 2011 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Kizilocak, advocaat te Amsterdam. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Visser en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2 DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 september 2010 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 23,4 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 15 september 2010, te Almere en/of te Diemen, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) EUR 9760,--, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) Euro's, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) EUR 9760, - , althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) Euro's, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1 Inleiding
Bij de beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank op basis van het voorliggende procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting als vaststaand het navolgende vast.
Ten aanzien van het ten laste gelegde
Op 15 september 2010 worden enkele verbalisanten in Almere aangesproken door een getuige die hen verwijst naar de [straat 1], waar een grote vrachtwagen met oplegger staat. De getuige vindt het een vreemde situatie en de verbalisanten gaan polshoogte nemen.
Eenmaal in de [straat 1] aangekomen, zien de verbalisanten de vrachtwagen met oplegger met Pools kenteken staan. De oplegger is gevuld met bananendozen. Drie negroïde mannen lopen met bananendozen in hun handen de te koop staande woning aan de [straat 1] [nummer] in. In de achtertuin van de woning staan eveneens bananendozen.
Nadat de verbalisanten twee blanke mannen en één negroïde man, die zich bij de oplegger ophielden, hadden aangesproken, zien ze negroïde mannen wegrennen. Na een achtervolging worden in de directe omgeving verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] aangehouden.
De vrachtwagen en oplegger worden in beslag genomen en uit een luchtmeting blijkt dat er cocaïne aanwezig is. In de bananendozen worden pakketjes met daarin vermoedelijk cocaïne gevonden met een totaal gewicht van 23,4 kilo.
Verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] ontkennen wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van cocaïne in de bananendozen.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld. Zij heeft daartoe –zoals vervat in het schriftelijk requisitoir– kort weergegeven het navolgende aangevoerd.
Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde heeft zij verwezen naar de aangetroffen cocaïne en het NFI rapport. Wat betreft de ten laste gelegde opzet op het vervoeren heeft de officier van justitie gesteld dat de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er cocaïne in de bananendozen aanwezig was ongeloofwaardig is gelet op de relevante feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden zijn ondermeer het feit van algemene bekendheid dat harddrugs veelvuldig vervoerd wordt in containers met zuidvruchten, de levering van aan bederf onderhevige waar in een woonwijk bij een te koop staand woonhuis, de onduidelijkheid voor wie de bananen gelost werden en het ontbreken van eerdere betrokkenheid van verdachte bij groente- en fruithandel. Bovendien blijkt uit de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte] dat er in de dagen voor de aankomst en de dag van de aanhouding diverse malen is gebeld met verdachte en contacten in het buitenland. Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft bovendien verklaard dat hij op verzoek van verdachte meeging om te lossen en dat de betreffende bananendozen voor verdachte waren. Verdachte was al in Diemen betrokken bij het transport van de lading in de vrachtauto waarna het transport naar Almere ging. Er is in ieder geval sprake van voorwaardelijk opzet. Vanwege de hiervoor genoemde ‘verdachte’ omstandigheden had verdachte een onderzoeksplicht. De officier van justitie heeft hiervoor verwezen naar de algemene ervaringsregels die bijvoorbeeld gelden met betrekking tot het vervoer van drugs in koffers en de jurisprudentie daaromtrent.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde witwassen heeft de officier van justitie gewezen op het feit dat verdachte tijdens zijn aanhouding € 2.656,75 bij zich had. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld. Zijn verklaringen zijn wisselend en niet sluitend. Gezien de hoogte van zijn verdiensten en deze wisselende verklaringen is het zeer onwaarschijnlijk dat het geld een legale herkomst heeft.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de ten laste gelegde feiten – zoals vervat in zijn pleitnota – vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe ondermeer het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman primair betoogd dat er niet bewezen kan worden verklaard dat er cocaïne is aangetroffen in de bananendozen. Er kan niet aangetoond worden dat het NFI de partij vermoedelijke cocaïne afkomstig uit de vrachtwagen in de [straat 1] in Almere heeft onderzocht. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de ten laste gelegde opzet niet bewezen kan worden. Verdachte wist niet van de aanwezigheid van verdovende middelen in de bananendozen en heeft ook niet welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er cocaïne vervoerd werd in de vrachtwagen. De raadsman heeft daartoe verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2010, LJN BK7085. Uit de gedragingen van verdachte blijkt niet iets substantieel belastends. Bovendien heeft verdachte zich op het moment dat hij argwaan kreeg gedistantieerd.
Met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier geen bewijs bevat voor een eventuele misdadige herkomst van het geld dat verdachte tijdens zijn aanhouding bij zich had. Verdachte had dit geld bij zich in zijn portemonnee en heeft verklaard dat het geld afkomstig is van handel. Verdachte heeft een boerderij in [geboorteland], is eigenaar van een internetbedrijf in [plaats] en handelt in tweedehands voertuigen.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde:
De rechtbank stelt voorop dat de officier van justitie tijdens de terechtzitting van 28 april 2011 desgevraagd expliciet heeft aangegeven dat zij niet heeft beoogd om onder 1. impliciet subsidiair de overtredingsvariant ten laste te leggen. De rechtbank gaat er gelet op het gegeven dat het de officier van justitie is die aard en omvang van de strafzaak bepaalt, van uit dat ook in het onder 1. aan de verdachte verweten feit er geen sprake is van een impliciet subsidiair ten laste gelegde overtredingsvariant.
Cocaïne
De rechtbank overweegt dat blijkens het proces-verbaal van onderzoek forensische opsporing opgemaakt door verbalisant [naam verbalisant] (p. 45) volgt dat er in iedere bananendoos afkomstig uit de vrachtwagen met oplegger die in de [straat 1] stond vier pakketjes met witkleurig poeder zat. In totaal waren er tweehonderdvierendertig (234) dozen met daarin negenhonderdzesendertig (936) pakketjes. Deze pakketjes hadden tezamen een nettogewicht van 23,4 kilo en zijn in beslag genomen en gewaarmerkt met het SIN nummer AAAW2488NL. Vervolgens is de inhoud van achtentwintig (28) van deze 936 pakketjes wit poeder afkomstig uit de bananendozen onder vermelding van zaaksnummer PL2673/10-092201 en onderzoek Salak 261098306 bemonsterd (p.165 en kennisgeving van inbeslagname met SIN nummer AAAW2488NL p.166) en doorgestuurd naar het NFI voor onderzoek. Uit onderzoek aan de 28 monsters bleek dat ieder monster cocaïne bevat (p.169-175). Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve vast komen te staan dat zich in de bananendozen cocaïne bevond.
Opzet
Om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 1. ten laste gelegde misdrijf moet er sprake zijn van enig strafrechtelijk verwijt van verdachte. Verdachte moet willens en wetens hebben gehandeld. Van voorwaardelijke opzet is sprake indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank is van oordeel dat opzet zelfs in de voorwaardelijke vorm niet kan worden bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard niet de wetenschap te hebben gehad dat in de vrachtwagen met bananendozen cocaïne werd vervoerd. Hij zou in opdracht van ‘bijnaam’ met de vrachtwagen meegegaan te zijn naar Almere om de weg te wijzen. Hij zou in ruil hiervoor twee auto’s krijgen. Eenmaal in Almere aangekomen zag verdachte pas dat er bananendozen vervoerd werden. De officier van justitie heeft betoogd dat gelet op de suspecte omstandigheden verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er cocaïne werd vervoerd in de vrachtwagen.
Het aanvaarden van de aanmerkelijke kans kan bewezen worden als verdachte geen onderzoek heeft gedaan naar de inhoud van door hem verplaatste goederen, waar dat gelet op de omstandigheden waaronder dat verplaatsen gebeurde wel van hem verwacht mocht worden. Dergelijk onderzoek bestaat dan uit het nemen van de voor de hand liggende maatregelen. Door dit achterwege te laten, wordt blijk gegeven van het feit dat verdachte het risico dat hij drugs zou verplaatsen welbewust aanvaardt.
De vraag dient derhalve te worden beantwoord of er in casu sprake is geweest van dermate suspecte omstandigheden dat op verdachte een bijzondere onderzoeksplicht rustte.
De rechtbank komt niet tot een bevestigende beantwoording van deze vraag. De rechtbank is van oordeel dat het transport van bananen door middel van een vrachtwagen met Pools kenteken naar een woning in een woonwijk in Almere op zijn minst opmerkelijk en vreemd te noemen is, maar niet de suspecte omstandigheden oplevert waarbij verdachte zich bewust had moeten zijn van een drugsrisico. Er zijn geen algemene ervaringsregels die wijzen op regelmatige export van bananen uit Polen waarbij drugs vervoerd wordt. De omstandigheid dat de initiële levering van de bananen plaats vond bij een handelaar in witgoed en auto’s, maakt dit niet anders.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 1. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank zijn uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting geen concrete aanwijzingen gebleken dat het bij verdachte aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat verdachte het geld op legale wijze heeft verworven, namelijk door de handel in of de verhuur van (tweedehands) voertuigen. Verdachte en zijn raadsman hebben ter terechtzitting van 28 april 2011 betoogd, dat het geld dat verdachte tijdens zijn aanhouding in zijn portemonnee bij zich had afkomstig was uit de verhuur van Caterpillars. Dit heeft verdachte tijdens zijn verhoor op 16 september 2010 al verklaard. De rechtbank acht dit betoog door het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk geworden. Nu niet kan worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat het geld van misdrijf afkomstig is – mede gelet op het feit dat de rechtbank de opzet bij de betrokkenheid bij het vervoer van de cocaïne niet aanwezig acht - zal verdachte worden vrijgesproken van het witwassen van geld.
5 BESLAG
De officier van justitie heeft gevorderd het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag € 2.656,75 verbeurd te verklaren.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat het in beslag genomen geldbedrag spaargeld van verdachte betreft en zodoende dient te worden geretourneerd aan hem.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de te volgen vrijspraak het in beslag genomen geldbedrag van € 2.656,75 dient te worden teruggegeven aan verdachte.
6 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- beveelt de teruggave van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van
€ 2.656,75 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.I. van der Kris, voorzitter, mrs. A.C. Schroten en R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2011.