RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.660290-10 (P)
Datum: 27 januari 2011
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Flevoland,
Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2011. De verdachte is verschenen, bijgestaan door [naam raadsvrouw]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kamper en van hetgeen door verdachte en diens raadsvrouw naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 september 2010 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning [adres] heeft weggenomen een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of de man van [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 30 september 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning [adres] weg te nemen geld en/of goederen en/of datgene wat van zijn gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die woning [adres] te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen en/of datgene wat van zijn gading zou blijken te zijn onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft hij, verdachte, meermalen, in ieder geval éénmaal,
- aangebeld bij die woning [adres] en/of
- door een/de ra(a)m(en)/ruit(en) van die woning [adres] gekeken en/of
- een steen op/tegen/door een raam/ruit van die woning [adres] gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2010 in de gemeente Almere opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruit van een woning [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar een steen op/tegen/door dat/die raam/ruit (van die woning gelegen aan [adres] gegooid, waardoor dat/die raam/ruit (van die woning gelegen aan [adres] is vernield en/of beschadigd of onbruikbaar is gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 28 augustus 2010 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning [adres] heeft weggenomen
- een gouden trouwring en/of
- een grafische rekenmachine en/of
- een spelcomputer (merk: Nintendo, type: DS) en/of
- een (bescherm)hoesje horende bij die spelcomputer (merk: Nintendo, type: DS) en/of
- een fotocamera (merk: Kodak) en/of
- een digitale fotocamera (merk: Sony) en/of
- een titanium collier (merk: Marc Lange) en/of
- een titanium armband met briljant en/of
- een afstandsbediening (merk: Logic, type: Harmony) en/of
- twee mobiele telefoons (merk: LG en/of KPN Samsung) en/of
- een notebookadapter (merk: conceptronics) en/of
- twee USB-sticks en/of
- twee Ipods (merk: Apple) en/of
- twee laptops (merk: Dell en/of Acer) en/of
- een oplader horende bij een mobiele telefoon (Iphone) en/of
- een USB-kabel en/of een headset en/of een adapter horende bij een mobiele telefoon (merk: Blackberry) en/of
- twee zonnebrillen (merk: Calvin Klein) en/of
- een dockingstation en/of kabel horende bij een Ipod en/of
- drie USB-sticks (merk: Sandisk) en/of
- een groene rugtas,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Feit 1
[getuige] heeft op 15 december 2010 verklaard dat zij op een ochtend omstreeks 10.30 uur (de exacte datum weet zij niet meer) zag dat iemand [de woning aan het adres] binnen wilde stappen. Hierop heeft zij de politie gealarmeerd.
Verbalisanten kregen voornoemde melding en ter plaatse constateerden zij dat de poort die toegang gaf tot de achtertuin, geopend was. Voorts zagen zij dat aan de achterzijde van de woning twee kantelramen openstonden.
Op 30 september 2010 werd er door [aangever] aangifte gedaan van een inbraak in haar [woning aan het adres], gepleegd op 30 september 2010.
Feit 2
Op 30 september 2010 doet [aangever] aangifte van een poging tot inbraak in zijn woning aan [adres].
Op 1 oktober 2010 is er naar aanleiding van het voorgaande een buurtonderzoek verricht. De bewoonster van [een nabijgelegen adres], [naam getuige], heeft op 30 september 2010 een man gezien bij de woning aan [adres], welke bij deze woning naar binnen keek. Deze persoon was niet de bewoner van die woning. [getuige] geeft een signalement van de persoon.
Feit 3
Op 28 augustus 2010 doet[aangever] aangifte ter zake inbraak in haar woning gelegen aan [adres]. Aangeefster werd door de politie gebeld dat er in haar woning was ingebroken. Wanneer aangeefster thuiskomt ziet zij dat haar spullen overhoop zijn gehaald. Het dakraam van haar woning stond open, welk dakraam middels het dak bereikbaar is. Er is een grote hoeveelheid goederen die aan aangeefster toebehoren, weggenomen.
In voornoemde woning heeft een sporenonderzoek plaatsgevonden. Er is op een opengemaakt blikje middels dactyloscopisch poeder een dacty-spoor zichtbaar gemaakt en veilig gesteld. Voorts wordt in dit proces-verbaal gerelateerd dat een overbuurman heeft waargenomen dat de dader via het dakraam (dat volgens dit proces-verbaal ook de plaats van binnenkomst was) de woning heeft verlaten.
Naar aanleiding van het vorenstaande is aan het KLPD (Dienst IPOL) verzocht een dactyloscopisch onderzoek in te stellen.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd hetgeen aan verdachte onder 1, 2 primair en 3 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Zij heeft daartoe, kort weergegeven, het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte in de woning is aangetroffen, nadat de ambtenaren van politie naar die woning zijn gegaan naar aanleiding van een melding. Bij de fouillering wordt er een horloge aangetroffen, afkomstig uit die woning. Voorts heeft verdachte in het ziekenhuis verklaard te hebben gestolen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat aangever verklaart dat er bij hem wordt aangebeld, waarna die persoon die heeft aangebeld wegloopt. Die persoon komt later terug. De aangever hoort vervolgens glasgerinkel. Er blijkt een steen door de ruit te zijn gegooid. Verdachte past binnen het door aangever gegeven signalement. Derhalve kan wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd, gelet op het voorgaande gekoppeld aan de woninginbraak in diezelfde buurt.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat er dactyloscopische sporen zijn aangetroffen op een blikje, die van verdachte afkomstig blijken te zijn. Uit de aangifte blijkt dat er veel goederen zijn weggenomen. Verdachte heeft in zijn algemeenheid verklaard dat hij inbraken pleegt.
4.3 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw medegedeeld dat verdachte enkel heeft verklaard dat hij moe was en onder invloed van drugs. Hij wilde enkel slapen. Het is mogelijk dat het horloge dat in zijn zak is aangetroffen tijdens de schermutseling met de ambtenaren van politie en de politiehond daarin terecht is gekomen. Verdachte had niet het oogmerk iets te stelen, zodat vrijspraak moet volgen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de aangever heeft verklaard dat hij glasgerinkel hoorde en dat hij vervolgens iemand ziet wegrennen. De aangever heeft een signalement van de dader gegeven dat niet overeenkomt met het signalement van verdachte.
Subsidiair, indien verdachte de gesignaleerde man zou zijn, dan kan slechts de vernieling bewezen worden.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw medegedeeld dat door verdachte ten stelligste wordt ontkend dat de greep die is aangetroffen op een blikje aan hem toebehoort. Niet kan worden uitgesloten dat derden het blikje hebben misbruikt waardoor de greep op het blikje is terechtgekomen.
Derhalve is er onvoldoende wettig bewijs en dient vrijspraak te volgen.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte het oogmerk had op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van een horloge uit een woning gelegen aan [het adres].
Vast staat dat verdachte in voormelde woning is aangetroffen en dat bij hem, naar later bleek, een horloge, afkomstig uit deze woning is aangetroffen. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij via het raam op de eerste verdieping de woning is binnengegaan. Reeds op grond hiervan, in samenhang met de aangifte van inbraak, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd.
Hetgeen de verdediging als alternatief scenario heeft aangevoerd voor het aantreffen van het horloge in de kleding van verdachte laat de rechtbank als zijnde hoogst onwaarschijnlijk onbesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte op 30 september 2010 de persoon is geweest die zou hebben gepoogd in te breken in de woning gelegen aan [adres] te Almere.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is en dat de door aangever [naam aangever] en getuige [naam getuige] opgegeven signalementen niet overeenkomen met het signalement van verdachte.
De rechtbank overweegt dat het door getuige [naam getuige] opgegeven signalement zeer algemeen van aard is en weinig specifiek. Zij weet enkel te verklaren dat de dader iets van groen/blauw/grijzige kleur kleding droeg en dat het om een getint persoon gaat – wellicht Roemeens – en dat hij 1.70 meter lang was. De rechtbank overweegt dat voornoemd opgegeven signalement in de gegeven omstandigheden onvoldoende is om tot het bewijs te kunnen dienen dat het deze verdachte is geweest die het hem onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Aangever [naam aangever] verklaart dat er ‘s ochtends werd aangebeld, maar wanneer aangever de deur wil opendoen (na iets te hebben aangetrokken) is de persoon reeds vertrokken. Aangever ziet de man bij andere huizen rondlopen en kan dan ook een signalement geven. Diezelfde persoon kwam naar de woning van aangever teruglopen en later hoort aangever een harde klap. Er bleek een steen op de vensterbank te liggen, waarmee het raam kapot was gegooid.
De rechtbank overweegt dat het door aangever [naam aangever] opgegeven signalement weliswaar iets specifieker is in vergelijking met het signalement gegeven door getuige [naam getuige], echter wijkt het op belangrijke punten af van het signalement van verdachte. Aangever verklaart bijvoorbeeld over een regenjas met capuchon (zie noot 4), terwijl verdachte een lichtkleurige leren jas droeg. De overige genoemde kenmerken acht de rechtbank onvoldoende specifiek. Deze kenmerken dragen er niet toe bij dat kan worden vastgesteld dat deze verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank oordeelt het gegeven signalement dan ook te summier onder de gegeven omstandigheden. Dat verdachte later in een andere woning wordt aangetroffen doet aan het voorgaande niet af. Binnen de opgegeven signalementen zouden vele personen kunnen passen. Ten aanzien van dit feit is geen aanvullend bewijs voorhanden. De rechtbank volgt de raadsvrouw dan ook in haar verweer en zal verdachte vrijspreken van het hem onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 28 augustus 2010 heeft ingebroken in de woning gelegen aan [adres] en zich daarbij wederrechtelijk goederen heeft toegeëigend.
De rechtbank overweegt dat – verwijzend naar de vaststaande feiten – er een dactyloscopisch spoor is aangetroffen op een in de woning aangetroffen blikje. Dactyloscopisch onderzoek heeft uitgewezen dat het spoor geïdentificeerd is op een afdruk voorkomend op een vingerafdrukkenblad van verdachte. Het rapport dat hierop betrekking heeft wijst uit dat alleen de geïdentificeerde, zijnde verdachte, de donor van het spoor kan zijn.
De rechtbank overweegt dat de aangeefster heeft verklaard dat zij de woning op 27 augustus 2010 te 21.15 uur heeft afgesloten en dat zij op 28 augustus 2010 te 15.00 uur door de politie is gebeld met de mededeling dat er in haar woning is ingebroken. De rechtbank overweegt dat in die tussentijd de woning van aangeefster overhoop is gehaald, waarbij een groot aantal goederen is weggenomen.
In een aanvullend proces-verbaal verklaart aangeefster dat er voorheen een horloge in het aangetroffen blikje zat, toen dit horloge werd gekocht. Voornoemd blikje lag in de ladekast van haar zoon en werd na de inbraak aangetroffen op het bed.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande kan worden afgeleid dat het slechts verdachte kan zijn geweest die het blikje, waarop zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen, in de door aangeefster genoemde periode uit de ladekast heeft gehaald en derhalve in de woning is geweest
Verdachte kan voor de aanwezigheid van zijn vingerafdruk op het bewuste blikje ook geen andere redengevende verklaring geven.
De rechtbank zal, gelet op het hiervoor overwogene, verdachte veroordelen ter zake het hem onder 3 tenlastegelegde, zoals hierna weergegeven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 september 2010 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning [adres] heeft weggenomen een horloge, toebehorende aan [aangever] en/of de man van [aangever], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming;
3.
hij op of omstreeks 28 augustus 2010 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning [adres] heeft weggenomen
- een gouden trouwring en
- een grafische rekenmachine en
- een spelcomputer (merk: Nintendo, type: DS) en
- een (bescherm)hoesje horende bij die spelcomputer (merk: Nintendo, type: DS) en
- een fotocamera (merk: Kodak) en
- een digitale fotocamera (merk: Sony) en
- een titanium collier (merk: Marc Lange) en
- een titanium armband met briljant en
- een afstandsbediening (merk: Logic, type: Harmony) en
- twee mobiele telefoons (merk: LG en/of KPN Samsung) en
- een notebookadapter (merk: conceptronics) en
- twee USB-sticks en
- twee Ipods (merk: Apple) en
- twee laptops (merk: Dell en/of Acer) en
- een oplader horende bij een mobiele telefoon (Iphone) en
- een USB-kabel en/of een headset en/of een adapter horende bij een mobiele telefoon (merk: Blackberry) en
- twee zonnebrillen (merk: Calvin Klein) en
- een dockingstation en/of kabel horende bij een Ipod en
- drie USB-sticks (merk: Sandisk) en
- een groene rugtas,
toebehorende aan[aangever], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming;
De feiten 1 en 3, telkens:
Diefstal, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
7. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
7.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte ter zake van het hem onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] tot een bedrag van € 250,-- wordt toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie acht een eventueel op te leggen bijzondere voorwaarde niet aan de orde, aangezien de motivatie van verdachte om hieraan mee te werken is gelegen in de hoogte van een eventueel op te leggen gevangenisstraf.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] af te wijzen, aangezien zij vrijspraak heeft bepleit ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde. Indien de rechtbank tot een veroordeling zou komen, heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht deze niet-ontvankelijk te verklaren voor zover deze ziet op de immateriële schadepost, aangezien deze niet van eenvoudige aard is. De materiele schade is reeds vergoed, derhalve heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht de vordering voor dat bedrag af te wijzen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank - ten nadele van verdachte - rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 september 2010, waaruit volgt dat verdachte reeds meerdere malen ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de straf zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden. Weliswaar zal verdachte van het hem onder 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken, echter de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen de op te leggen gevangenisstraf van na te melden duur, welke straf eveneens voortvloeit uit de te hanteren richtlijnen.
De rechtbank is van oordeel dat een op te leggen bijzondere voorwaarde niet aan de orde is, gelet op het gebrek aan intrinsieke motivatie bij verdachte.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend Reclasseringsadvies d.d. 13 december 2010, uitgebracht door Tactus Reclassering Flevoland (dhr. P. Booij, reclasseringswerker).
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [naam benadeelde partij] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. De hoogte van die (immateriële) schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 500,--.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] te Almere rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank overweegt dat de door de benadeelde partij ter terechtzitting gestelde immateriële schade de rechtbank niet onredelijk voorkomt. De rechtbank gebruikt haar bevoegdheid de gestelde schade te schatten en gelet op vergelijkbare gevallen is de door de officier van justitie gevorderde toe te wijzen schade zeer redelijk. De hoogte van die schade is mitsdien genoegzaam komen vast te staan op een bedrag van € 250,--.
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts aan verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van
€ 250,-- ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer] te Almere.
Het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij], wonende te Almere, een bedrag van € 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 250,- ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. C.M.W. de Waele, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en A.I. van der Kris, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2010.
Mr. Van der Kris voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.