RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummer: 07.607295-08 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 mei 2011
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 26 april 2011 te Lelystad, waarbij verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.C. Milani, advocaat te Lelystad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is, na een nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2008 tot en met 30 november 2008 in de gemeente Lelystad en/of in de gemeente Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet
- die [slachtoffer] een of meermalen (telkens) (met kracht) heen en weer geschud en/of
- die [slachtoffer] laten vallen en/of
- die [slachtoffer] een of meermalen (telkens) in de lucht gegooid en/of (vervolgens) weer opgevangen,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2008 tot en met 30 november 2008 in de gemeente Lelystad en/of in de gemeente Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan zijn kind genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een of meer bloedingen in de hersenen en/of hersenletsel (het zogenaamde Shaken Baby-Syndroom) en/of een of meer botbreuk(en)), heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer] een of meermalen (telkens) (met kracht) heen en weer te schudden en/of te laten vallen en/of in de lucht te gooien en/of (vervolgens) op te vangen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2008 tot en met 30 november 2008 in de gemeente Lelystad en/of in de gemeente Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig zijn kind, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) een of meermalen met kracht heen en weer heeft geschud en/of heeft laten vallen en/of in de lucht heeft gegooid en/of (vervolgens) heeft opgevangen en/of (vervolgens) terwijl verdachte en/of zijn mededader wist(en), althans had(den) moeten weten/vermoeden dat [slachtoffer] in een zeer zorgelijke en/of slechte lichamelijke toestand verkeerde, niet direct, althans niet tijdig medische hulp heeft ingeroepen, althans geen adequate maatregelen ten behoeve van de (medische) verzorging heeft genomen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer] zodanig letsel, te weten een of meer bloedingen in de hersenen en/of hersenletsel (het zogenaamd Shaken Baby Syndroom), heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2008 tot en met 30 november 2008 in de gemeente Lelystad en/of in de gemeente Amsterdam tezamen en in verenging met anderen of een ander, althans alleen, zijn kind genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) tot wiens onderhoud, verpleging, of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht was, in hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] een of meermalen (telkens) (met kracht) heen en weer geschud en/of die [slachtoffer] laten vallen en/of die [slachtoffer] een of meermalen (telkens) in de lucht gegooid en (vervolgens) weer opgevangen en/of (vervolgens) terwijl verdachte en/of zijn mededader wist(en), althans had(den) moeten weten/vermoeden dat [slachtoffer] in een zeer zorgelijke en/of slechte lichamelijke toestand verkeerde, niet direct, althans niet tijdig medische hulp ingeroepen, althans geen adequate maatregelen ten behoeve van de (medische) verzorging genomen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zodanig letsel, te weten een of meer hersenbloedingen en/of hersenletsel (het zogenaamde Shaken Baby Syndroom) heeft bekomen dat zij aan de gevolgen daarvan is overleden.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een (aantal) kennelijke schrijffout(en). De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Op 22 augustus 2008 rond 16.00 uur komen verdachte en [medeverdachte] met hun dochter [slachtoffer] bij de huisartsenpost in Lelystad, nadat zij daartoe rond 11.00 uur die dag een afspraak hadden gemaakt. De betreffende huisarts krijgt de indruk dat het niet goed gaat met [slachtoffer] en hij heeft [slachtoffer] en de ouders vervolgens naar het ziekenhuis in Lelystad gebracht.
Op 23 augustus 2008 wordt [slachtoffer] vanuit het ziekenhuis in Lelystad overgebracht naar het AMC in Amsterdam. Vanaf het moment van opname wordt gesproken over een uiterst sombere prognose over de ontwikkelkansen van [slachtoffer] en als zij het al overleeft over grote beperkingen in zelfstandig functioneren en grote afhankelijkheid van (medische) zorg.
Op 25 augustus 2008 wordt besloten de beademing stop te zetten. Op 26 augustus 2008 blijkt dan dat [slachtoffer] zelfstandig blijft ademen en wordt herstart met de sondevoeding.
Op 30 november 2008 overlijdt [slachtoffer].
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het letsel is ontstaan ten gevolge van menselijk handelen, te weten door het met kracht heen en weer schudden van [slachtoffer], het zogeheten shaken baby syndroom. De vraag is wie dit letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht. De officier van justitie heeft aangegeven dat het hoogst onaannemelijk is dat een ander dan één van de beide ouders dit zou hebben gedaan. De officier van justitie heeft gewezen op de inhoud van vertrouwelijke communicatie, waarin verdachte heeft verklaard [slachtoffer] wel eens heen en weer te hebben geschud. Uit de verhoren van verdachte bij de politie komt ook naar voren dat verdachte soms onhandig is en misschien af en toe te ruw is geweest met [slachtoffer]. Verdachte heeft zich volgens de officier van justitie in de situatie geplaatst dat hij [slachtoffer] in zijn handen had en schudbewegingen met haar heeft gemaakt. [medeverdachte] heeft ook verklaard dat verdachte [slachtoffer] wel eens heeft geschud en wel eens tegen haar schreeuwde. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] zodanig heeft geschud dat het letsel is ontstaan ten gevolge waarvan zij is overleden.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van opzet als bedoeld in de artikelen 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en heeft om die reden vrijspraak gevorderd voor het primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe - zoals vervat in de pleitnota - kort weergegeven het volgende aangevoerd.
De raadsvrouw heeft een overzicht geschetst van de voor de verdediging relevante feiten en heeft daartoe verwezen naar verklaringen uit het dossier.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat uit de zich in het dossier bevindende stukken niet volgt dat verdachte in die periode handelingen heeft verricht, zoals die zijn ten laste gelegd. Verdachte ontkent [slachtoffer] te hebben geschud, maar heeft verklaard dat sprake is geweest van wiegen / licht heen en weer bewegen in de lucht en hij heeft verklaard op welke wijze hij dat heeft gedaan. De verklaring van verdachte wordt op dat punt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte]. Niet kan worden bewezen dat verdachte heeft geschud op de wijze zoals aan hem ten laste is gelegd.
De deskundige heeft ter zitting verklaard dat het handelen, zoals door verdachte zelf is omschreven, qua frequentie en duur niet heeft kunnen leiden tot het letsel dat is geconstateerd.
Ten aanzien van het gestelde laten vallen, in de lucht gooien en opvangen geldt dat nergens uit de stukken blijkt dat hier ooit sprake van is geweest.
Concluderend heeft de verdediging aangegeven dat verdachte niet heeft gehandeld zoals gesteld in de tenlastelegging en dat bepaalde handelingen (welke niet in de tenlastelegging worden genoemd) niet in de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het overlijden van [slachtoffer] het gevolg is geweest van het stopzetten van de voeding en dat dit geen beslissing is geweest van verdachte. Niet bewezen kan worden dat het ten laste gelegde handelen heeft geleid tot de dood of zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer].
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte geen opzet heeft gehad om zijn dochter iets aan te doen. Ook van voorwaardelijk opzet is geen sprake geweest. Noch uit de verklaring van verdachte noch uit andere omstandigheden kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de dood dan wel ernstig letsel van [slachtoffer].
Concluderend heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de ten laste gelegde dood door schuld heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte zich nimmer aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen en dat hij, voor wat betreft de ongelukjes die hebben plaatsgevonden, altijd als een goede verzorger heeft gehandeld. Verdachte heeft steeds adequaat gereageerd op een door verdachte vermoede medische noodsituatie waarin [slachtoffer] volgens hem zou verkeren. Concluderend heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte, nu ook het causaal verband niet vastgesteld kan worden, vrij te spreken van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Voor wat betreft het uiterst subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte medische hulp heeft gezocht wanneer medische hulp nodig leek. Ook voor dit feit heeft de raadsvrouw mitsdien vrijspraak bepleit.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Uit de conclusie van het rapport van dr. R.A.C. Bilo, forensisch geneeskundige / consulent forensische kindergeneeskunde bij het NFI, blijkt dat op basis van exclusie een niet-accidentele toedracht (kindermishandeling) de enige plausibele verklaring voor het aangetroffen hersenletsel vormt. Het niet-accidentele karakter wordt bevestigd door het aantreffen van andere afwijkingen (de uitgebreide netvliesbloedingen en de metafysaire hoekfracturen) en het gegeven dat uitgesloten is dat een geboortetrauma of een accidentele oorzaak als verklaring kan gelden voor de combinatie van bevindingen. Het is voor de deskundige niet mogelijk om op basis van de verstrekte gegevens vast te stellen op welk moment de schade is ontstaan, anders dan in de periode van maximaal enkele dagen voor opname in het ziekenhuis in Lelystad.
Door de deskundige is bij de behandeling ter zitting op 26 april 2011 aangegeven dat het laten vallen van [slachtoffer] (handeling die als derde gedachtenstreepje is omschreven in de tenlastelegging) niet tot het ontstane letsel heeft kunnen leiden.
In zijn voorlopige conclusie is door dr. Bilo aangegeven dat het hersenletsel hoogst waarschijnlijk het gevolg is geweest van een acceleratie-deceleratietrauma (ook wel shaken baby syndroom). Ook door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts-pathaloog bij het NFI, is in haar voorlopige bevindingen van de sectie op het lichaam van [slachtoffer] aangegeven dat de afwijkingen kunnen ontstaan na inwerking van uitwendig mechanisch geweld, zoals bij hevig heen en weer schudden van een kind (acceleratie-deceleratie trauma).
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat menselijk handelen, te weten het met kracht heen en weer schudden van [slachtoffer], de oorzaak is geweest van het bij haar aangetroffen hersenletsel en dat dit menselijk handelen in een periode van maximaal enkele dagen voordat [slachtoffer] werd opgenomen (op 22 augustus 2008) heeft plaatsgevonden.
Door de verdediging is aangevoerd dat causaal verband tussen de ten laste gelegde handelingen en het overlijden van [slachtoffer] ontbreekt. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Volgens vaste rechtspraak dient de causaliteit tussen gedraging en gevolg uiteindelijk te worden bepaald aan de hand van de maatstaf van de redelijke toerekening (toerekeningscriterium). Indien de gedraging naar haar aard geschikt was om het uiteindelijk resultaat teweeg te brengen of het risico daarop in relevante mate heeft verhoogd, doorbreken tussenkomende factoren de causaliteitsketen niet. Dit wordt niet anders doordat de nadien opgekomen omstandigheden in belangrijke mate tot het intreden van het gevolg hebben bijgedragen, of zelfs moeten worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van dat gevolg. Het causaal verband wordt doorbroken wanneer er een reële mogelijkheid is dat het gevolg ook zou zijn ingetreden indien de als strafbaar aan te merken gedraging was uitgebleven.
Uit het verslag betreffende een niet natuurlijke dood volgt dat de conclusie van de arts is dat [slachtoffer] is overleden aan hersenletsel met mogelijk schudden voorafgaand aan het letsel en door de arts wordt geadviseerd sectie te laten verrichten .
Uit de voorlopige bevindingen van de sectie op het lichaam van [slachtoffer] volgt dat dr. Soerdjbalie-Maikoe, voornoemd, in haar voorlopige samenvatting aangeeft dat de afwijkingen onder het harde hersenvlies hebben geleid tot hersenschade, waarmee het intreden van de dood wordt verklaard . Uit de conclusie van haar rapport d.d. 15 september 2009 volgt dat bij [slachtoffer] sprake is van traumatisch hersenletsel, dat geleid heeft tot ernstige klinische verschijnselen en uiteindelijk het overlijden .
Tot diezelfde conclusie komt dr. Bilo, voornoemd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde handelingen uiteindelijk hebben geleid tot het overlijden van [slachtoffer]. Dat de nadien opgekomen omstandigheid, in casu het stopzetten van de sondevoeding, wellicht in belangrijke mate heeft bijgedragen tot het intreden van het overlijden of wellicht zou kunnen worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van het overlijden, doet dit causaal verband niet doorbreken. Het gevolg, het overlijden van [slachtoffer], zou immers niet zijn ingetreden indien de gedraging, te weten het met kracht heen en weer schudden van [slachtoffer], was uitgebleven.
De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet tezamen en in verenging met [medeverdachte], degene is geweest die [slachtoffer] met kracht heen en weer heeft geschud met uiteindelijk fataal gevolg. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank overweegt dat verdachte en [medeverdachte] bij de behandeling ter terechtzitting op 26 april 2011 hebben verklaard dat het in de dagen voorafgaande aan de ziekenhuisopname van [slachtoffer] niet is voorgekomen dat er andere personen bij haar aanwezig waren en dat er geen momenten zijn geweest waarop [slachtoffer] niet onder het toezicht van verdachte en/of [medeverdachte] stond. In die dagen was, zo heeft verdachte verklaard, altijd één van hen beiden bij [slachtoffer]. De rechtbank acht het mitsdien niet aannemelijk dat een andere persoon dan verdachte en/of [medeverdachte] [slachtoffer] met kracht heen en weer heeft geschud met uiteindelijk fataal gevolg en aldus hebben verdachte en/of [medeverdachte] feitelijk de mogelijkheid gehad deze handelingen te hebben verricht.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met zorg probeert zijn kind op te voeden, maar dat hij een beetje onhandig is en het wel eens is voorgekomen dat hij met de armen van [slachtoffer] tegen de deur aanbotste en [slachtoffer] met haar handje of voetje ergens tegen aan kwam of dat hij met de kinderwagen waar [slachtoffer] in lag tegen de deurpost botste. Verdachte heeft daarover ook verklaard dat dit niet recent is gebeurd.
Hij heeft verder verklaard dat hij [slachtoffer], de dag voordat zij werd opgenomen in het ziekenhuis, een paar keer heeft opgetild, haar onder haar oksels heeft vastgehouden, zijn vingers achter haar hoofdje heeft gedaan, haar voor zijn gezicht heeft getild en haar lichtjes heen en weer heeft bewogen om contact met haar te kunnen krijgen.
Deze verklaring van verdachte wordt bevestigd door [medeverdachte]. Zij heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer] onder haar armpjes heeft opgetild, waarbij hij haar hoofdje ondersteunde. Hij heeft haar licht heen en weer geschud, waarbij haar hoofdje niet heen en weer ging. Hij deed dit volgens [medeverdachte] om contact met haar te maken.
Deskundige Bilo heeft bij de behandeling ter terechtzitting op 26 april 2011 verklaard dat het handelen van verdachte, zoals hij heeft verklaard en hiervoor is omschreven, qua kracht, duur en frequentie niet de medische bevindingen (het hersenletsel) kan verklaren.
[medeverdachte] ontkent [slachtoffer], op welke wijze dan ook, te hebben geschud.
De rechtbank is van oordeel dat de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen er niet toe dwingen dat verdachte de dader was en niet [medeverdachte]. Daarmee blijft in het ongewisse wat zich de dagen voordat [slachtoffer] werd opgenomen in het ziekenhuis heeft afgespeeld in de woning van verdachte en [medeverdachte].
Onder die omstandigheden ontbreekt het overtuigende bewijs dat verdachte [slachtoffer] met kracht heen en weer heeft geschud waardoor het hersenletsel aan haar is toegebracht en zij uiteindelijk is overleden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Alsdan resteert de vraag of het uiterst subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Vast staat dat verdachte de biologische vader is van [slachtoffer] en hij ook samen met [medeverdachte] de dagelijkse zorg had voor [slachtoffer]. Voor verdachte bestond een wettelijke plicht tot verzorging en opvoeding van [slachtoffer].
De vraag is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] in een hulpeloze toestand heeft gebracht.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] in een hulpeloze toestand heeft gelaten door, terwijl hij had moeten weten/vermoeden dat zij in een zeer zorgelijke en/of slechte lichamelijke toestand verkeerde, niet direct, althans niet tijdig medische hulp in te roepen dan wel adequate maatregelen te nemen ten behoeve van de (medische) verzorging. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] blijkt (onder meer) dat [slachtoffer] woensdagavond 20 augustus 2008 koud en nat aanvoelde en zij een ondertemperatuur had. Zij hebben [slachtoffer] warm aangekleed en de rest van de nacht is het volgens hen rustig gebleven.
Donderdag 21 augustus 2008 heeft [slachtoffer] vrijwel de hele dag gehuild en had zij nog steeds een ondertemperatuur. In die avond werd [slachtoffer] rustiger, huilde zij minder en is zij uiteindelijk gaan slapen. Volgens [medeverdachte] hebben zij die hele dag in de gaten gehouden dat [slachtoffer] bleef plassen en drinken.
Vrijdagochtend 22 augustus 2008 worden verdachte en [medeverdachte] pas laat (ongeveer 11.00 uur) wakker en beiden constateren dan dat [slachtoffer] slap was, met haar ogen draaide, zij scheel keek en zij beiden geen contact met haar konden maken. Op dat moment hebben zij vrijwel direct telefonisch contact gezocht met de huisartsenpost, waar zij rond 16.00 uur die dag terecht konden.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op woensdagavond dan wel op donderdag had moeten weten/vermoeden dat [slachtoffer] in een zeer zorgelijke en/of slechte lichamelijke toestand verkeerde. Dit was naar het oordeel van de rechtbank wel het geval op vrijdagochtend. Op dat moment is echter ook medische hulp ingeroepen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte tevens vrijspreken van het uiterst subsidiair ten laste gelegde.
- Verklaart niet bewezen hetgeen primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. L.P. de Haas en W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2011.